ECLI:NL:RBDHA:2021:4150

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 april 2021
Publicatiedatum
23 april 2021
Zaaknummer
C/09/600529 / FA RK 20-7024
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenbeschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenbeschikking echtscheiding met spoedeisend belang en aanhouding nevenvoorzieningen

In deze tussenbeschikking van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 26 april 2021, is de echtscheiding uitgesproken tussen partijen, die op [huwelijksdatum] 2019 te [huwelijksplaats] zijn gehuwd. De vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.J.S. Hennephof, heeft verzocht om de echtscheiding alvast uit te spreken, omdat zij zwanger is van haar partner en het kindje in juli 2021 verwacht wordt. De man, vertegenwoordigd door advocaat mr. R.R.J.A. Olie-Hallmans, heeft bezwaar gemaakt tegen dit verzoek. De rechtbank heeft vastgesteld dat door de coronamaatregelen en het tekort aan rechterlijke capaciteit de doorlooptijd van zaken is toegenomen, waardoor het niet mogelijk is om de echtscheiding tijdig voor de geboorte van het kind in te schrijven.

De rechtbank heeft in haar beoordeling overwogen dat het belang van de vrouw bij een spoedige inschrijving van de echtscheiding groter is dan het belang van de man bij een gezamenlijke afdoening van de zaak. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat er geen ouderschapsplan is overgelegd, wat volgens artikel 815, lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering vereist is. De vrouw heeft echter voldoende gemotiveerd dat het op dit moment redelijkerwijs niet mogelijk is om een ouderschapsplan over te leggen. Gezien de spoedeisendheid van de situatie heeft de rechtbank besloten om het verzoek tot echtscheiding bij wijze van uitzondering toe te wijzen.

De rechtbank heeft daarnaast besloten om de behandeling van de nevenvoorzieningen aan te houden tot een nader te bepalen datum, zodat partijen de gelegenheid krijgen om overleg te voeren en indien nodig stukken in te dienen. Deze beschikking is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier E. Verweij-Steen. Tegen deze beschikking kan, voor zover er definitief is beslist, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Den Haag binnen de gestelde termijnen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Team Familie
zaaknummer / rekestnummer: C/09/600529 / FA RK 20-7024
Beschikking d.d. 26 april 2021 betreffende de echtscheiding
in de zaak van:
[X] ,
wonende te [woonplaats 1] ,
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. J.J.S. Hennephof, gevestigd te 's-Gravenhage,
tegen
[Y]
wonende te [woonplaats 2] ,
hierna te noemen de man,
advocaat mr. R.R.J.A. Olie-Hallmans, gevestigd te Meppel.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift van de vrouw, ingekomen op 6 oktober 2020;
- het F9-formulier van de zijde van de vrouw, ingekomen op 19 oktober 2020, met bijlagen waarmee de bescheiden behorende bij het verzoekschrift zijn gecompleteerd;
- het verweerschrift tevens zelfstandig verzoek;
- het verweerschrift op het zelfstandig verzoek;
- het F9-formulier van de zijden van de man, ingekomen op28 januari 2021, met bijlage;
- het F9-formulier van de zijde van de vrouw, ingekomen op 26 februari 2021, met bijlage;
- de email van de zijde van de vrouw, ingekomen op 22 maart 2021;
- de email de zijde van de vrouw, ingekomen op 6 april 2021;
- het F9-formulier van de zijde van de man, ingekomen op 7 april 2021, met als bijlage een aanvulling op het verweerschrift tevens zelfstandig verzoek;
- het F9-formulier van de zijde van de man, ingekomen op 8 april 2021.

2.De beoordeling

2.1.
Partijen zijn met elkaar gehuwd op [huwelijksdatum] 2019 te [huwelijksplaats] .
2.2.
Het minderjarige kind van partijen is [minderjarige] , geboren op
[geboortedatum] 2018 te [geboorteplaats] .
2.3.
Scheiding
2.3.1.
Partijen hebben verzocht de echtscheiding tussen hen uit te spreken. Zij hebben gesteld dat het huwelijk duurzaam is ontwricht.
2.3.2.
De vrouw heeft verzocht bij tussenbeschikking de echtscheiding alvast uit te spreken en de beslissing op de overige verzoeken aan te houden. De vrouw is zwanger van haar partner en het kindje wordt verwacht in juli 2021. Om die reden heeft zij belang bij een spoedige inschrijving van de echtscheiding. De man heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
Als gevolg van het tekort aan rechterlijke capaciteit is de doorlooptijd van zaken toegenomen en de maatregelen ter bestrijding van het Coronavirus hebben deze termijn verder doen toenemen. Het is daarom niet mogelijk gebleken te garanderen dat de mondelinge behandeling van de zaak en de beschikking waarbij de door beide partijen verzochte echtscheiding wordt uitgesproken zodanig tijdig dat de inschrijving van de echtscheiding vóór de geboorte van het kindje kan plaatsvinden. Het belang van de vrouw bij het alvast uitspreken van de echtscheidingsbeschikking is gelet op de gevolgen van het niet tijdig kunnen inschrijven van de echtscheidingsbeschikking groter dan de man bij afdoening van de zaak in één keer.
2.3.3.
Op grond van artikel 815, lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), voor zover hier van belang, dient een (inleidend) verzoekschrift tot echtscheiding een ouderschapsplan te bevatten ten aanzien van de minderjarige kinderen van partijen over wie zij al dan niet gezamenlijk het gezag uitoefenen. Nu het ouderschapsplan in de wet is geformuleerd als een processuele eis bij een verzoek tot echtscheiding heeft de rechtbank de bevoegdheid een echtgenoot in het verzoek tot echtscheiding niet-ontvankelijk te verklaren, tenzij er redenen zijn om aan te nemen dat het ouderschapsplan redelijkerwijs niet kan worden overgelegd (artikel 815, lid 6 Rv).
2.3.4.
Door partijen is geen ouderschapsplan overeenkomstig artikel 815, lid 2 Rv overgelegd. De vrouw heeft voldoende gemotiveerd dat het op dit moment redelijkerwijs nog niet mogelijk is een door hen beiden akkoord bevonden ouderschapsplan over te leggen. Omdat de vrouw een spoedeisend belang heeft bij het uitspreken van de echtscheiding zal de rechtbank de ontvangen in haar verzoek en dit verzoek tot echtscheiding, als op de wet gegrond, bij wijze van uitzondering nu reeds toewijzen.
2.4.
Overige verzoeken
2.4.1.
De rechtbank zal de procedure met betrekking tot de nevenvoorzieningen aanhouden tot een zitting met een nader te bepalen datum en tijdstip.

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
spreekt de echtscheiding uit tussen partijen, gehuwd te [huwelijksplaats] op [huwelijksdatum] 2019;
3.2.
houdt de behandeling met betrekking tot de nevenvoorzieningen aan tot een door de griffier van de rechtbank
nader te bepalen datum en tijdstip, opdat partijen met elkaar overleg kunnen voeren en indien nodig stukken in het geding kunnen brengen met betrekking tot het door partijen verzochte, met daarin opgenomen de standpunten van partijen, en zich nader kunnen uitlaten.
Deze beschikking is gegeven door mr. H.M. Boone, rechter, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier E. Verweij-Steen op 26 april 2021.
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Den Haag. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden en overeenkomstig artikel 820 lid 2 Rv openlijk bekend is gemaakt.