ECLI:NL:RBDHA:2021:4464

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 april 2021
Publicatiedatum
30 april 2021
Zaaknummer
AWB - 19/7387
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing naturalisatieverzoek wegens gebrek aan bewijsstukken en bewijsnood

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 april 2021 uitspraak gedaan in een geschil over de afwijzing van een naturalisatieverzoek door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, die een verblijfsvergunning had op niet-tijdelijke humanitaire gronden, had op 2 november 2017 verzocht om naturalisatie. De staatssecretaris heeft het verzoek afgewezen omdat eiser niet de vereiste documenten, zoals een gelegaliseerde geboorteakte en een geldig paspoort, had overgelegd. Eiser voerde aan dat hij in bewijsnood verkeerde en dat hij niet in staat was om de benodigde documenten te verkrijgen vanwege zijn psychische gesteldheid en vrees voor de Guinese autoriteiten.

De rechtbank oordeelde dat eiser niet voldoende had aangetoond dat hij al het mogelijke had gedaan om de vereiste documenten te verkrijgen. De rechtbank nam in overweging dat eiser geen verklaring van de Guinese autoriteiten had overgelegd die zijn stelling onderbouwde. Bovendien had eiser geen recente bewijsstukken overgelegd waaruit bleek welke acties hij had ondernomen om de documenten te verkrijgen. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris zich op het standpunt had mogen stellen dat eiser niet in bewijsnood verkeerde en dat de afwijzing van het verzoek terecht was.

De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak benadrukt het belang van het overleggen van de juiste documenten bij een naturalisatieverzoek en de vereisten voor het aannemen van bewijsnood.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 19/7387

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 april 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. T.Y. Tsang),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: mr. R.A.B. van Steijn)

Procesverloop

Bij besluit van 1 maart 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder het verzoek van eiser om naturalisatie afgewezen.
Bij besluit van 16 oktober 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiser heeft nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft met behulp van een videoverbinding plaatsgevonden op
17 maart 2021. Eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde, en de gemachtigde van verweerder hebben hieraan deelgenomen.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser heeft een verblijfsvergunning regulier op ‘niet-tijdelijke humanitaire gronden’, geldig tot 31 juli 2023. Op 2 november 2017 heeft eiser verzocht om naturalisatie. Eiser heeft een aantal documenten overgelegd om aan te tonen dat hij niet in het bezit kan komen van de vereiste documenten. Eiser stelt dat hij in bewijsnood verkeert. Hij kan vanwege zijn psychische gesteldheid als gevolg van traumatiserende gebeurtenissen in Guinee en uit vrees voor de Guinese autoriteiten niet reizen naar Guinee om de vereiste documenten aan te vragen.
Waarom is het verzoek afgewezen?
2. Verweerder heeft het verzoek van eiser afgewezen, omdat eiser niet voldoet aan de voorwaarden voor naturalisatie. Eiser heeft geen gelegaliseerde geboorteakte en geen geldig paspoort overgelegd. Hierdoor staan zijn identiteit en nationaliteit niet voldoende vast om voor naturalisatie in aanmerking te komen. Het beroep van eiser op bewijsnood is door verweerder niet ingewilligd, omdat dit onvoldoende is onderbouwd. Eiser heeft geen recente stukken overgelegd waaruit blijkt welke acties hij heeft ondernomen om de vereiste documenten te verkrijgen. Ook heeft eiser geen verklaring overgelegd van de daartoe bevoegde autoriteiten waaruit volgt dat en waarom eiser geen documenten kan verkrijgen. Verder heeft eiser geen derde ingeschakeld die hem in Guinee zou kunnen helpen bij het verkrijgen van de vereiste documenten. Verder heeft verweerder een onderzoek door het Bureau Medische Advisering (BMA) op dit moment niet opportuun geacht. Verweerder heeft de afwijzing van eisers verzoek in bezwaar gehandhaafd.
Waarom is eiser het niet eens met het besluit?
3. Eiser is het niet eens met verweerder en voert aan dat verweerder ten onrechte stelt dat hij er niet alles aan heeft gedaan de voor de naturalisatie vereiste documenten te verkrijgen. Eiser betoogt dat hij in bewijsnood verkeert. Een geboorteakte wordt hem geweigerd. Eiser meent verder dat hij voldoende heeft aangetoond dat van hem niet kan worden gevergd dat hij naar Guinee reist om de vereiste documenten te verkrijgen. Eiser stelt dat hij gevaar loopt in Guinee. Ook vanwege zijn psychische gesteldheid kan hij niet reizen naar Guinee. Hij heeft zijn medische situatie onderbouwd met stukken. Verweerder had daarom aanleiding moeten zien om advies in te winnen van het BMA. Ook heeft verweerder geen juiste belangenafweging gemaakt. In beroep heeft eiser stukken ingediend ter onderbouwing van zijn stelling dat hij in bewijsnood verkeert.
Wat zijn de regels?
4. De relevante wet- en regelgeving is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak. Deze bijlage is onderdeel van de uitspraak.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. Niet in geschil is dat eiser bij zijn aanvraag geen gelegaliseerde geboorteakte en geen geldig paspoort heeft overgelegd. De vraag is dan of hij een geslaagd beroep op bewijsnood kan doen.
5.1.
Uit vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State volgt dat degene die betoogt dat hij in bewijsnood verkeert, moet aantonen dat hij al het mogelijke heeft gedaan om in het bezit te komen van de gevraagde documenten. Het enkel zonder resultaat aanschrijven van de autoriteiten van een land is ontoereikend voor het aannemen van bewijsnood. [1]
5.2.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich op het standpunt mogen stellen dat eiser niet al het mogelijke heeft gedaan om in het bezit te komen van de gevraagde documenten. Uit de verklaringen die eiser heeft overgelegd, blijkt niet dat hij niet in het bezit kan komen van de benodigde documenten. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
5.3.
Verweerder heeft goed gemotiveerd waarom van eiser mag worden verwacht dat hij serieuze pogingen onderneemt om aan de vereiste documenten te komen en daarvan bewijsstukken overlegt. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat de namens eiser overgelegde documenten niet voldoende zijn voor het aannemen van bewijsnood. Verder heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat eiser geen verklaring van de Guinese autoriteiten heeft overgelegd waarin staat dat en waarom het voor eiser niet mogelijk is om een (gelegaliseerde) geboorteakte en een paspoort te verkrijgen. Verweerder heeft zich op het standpunt mogen stellen dat eiser een (professionele) derde had kunnen inschakelen en hem via een machtiging een geboorteakte en paspoort had kunnen laten aanvragen. Niet is gebleken dat eiser dit heeft geprobeerd. De in beroep overgelegde verklaring van Sakoh leidt niet tot een ander oordeel. De rechtbank verwijst hiervoor naar overweging 6.2.
5.4
Gelet op het voorgaande staat niet vast dat eiser zelf naar Guinee moet reizen om aan de benodigde documenten te komen. Aan zijn stelling dat het voor hem om verschillende redenen onmogelijk is om te reizen, komt de rechtbank dan ook niet toe. Verweerder heeft terecht geen reden gezien om aan het BMA een medisch advies te vragen.
Stukken die worden meegenomen bij de beoordeling
6. De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of de nieuwe stukken die eiser in beroep heeft overgelegd ter onderbouwing van zijn stelling dat hij in bewijsnood verkeert, kunnen worden meegenomen bij de toetsing van het bestreden besluit.
6.1.
Uitgangspunt is dat bij de rechtbank een toetsing plaatsvindt naar de feiten zoals die zich voordeden en het recht zoals dat gold ten tijde van het nemen van het bestreden besluit. De rechtbank stelt vast dat de in beroep overgelegde documenten niet betrokken zijn geweest bij de heroverweging in bezwaar. Toch gaan deze stukken over stellingen die eiser eerder al heeft aangevoerd. Met verweerder ziet de rechtbank daarom aanleiding om deze stukken wel bij de beoordeling van het beroep te betrekken.
6.2.
Ten aanzien van de verklaring van Sakoh heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat deze verklaring de conclusie van verweerder niet anders maakt. De bezoeken aan de Guinese ambassade in Brussel hebben immers niet geleid tot enig bewijsstuk waaruit blijkt dat eiser niet in het bezit kan worden gesteld van de vereiste documenten. Voor zover in de verklaring van Sakoh staat dat een derde, namelijk de heer Amara, is gevraagd eiser te helpen bij het verkrijgen van een geboorteakte in Guinee, heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank terecht opgemerkt dat eiser geen stukken heeft overgelegd waaruit dit blijkt. De enkele stelling dat een derde is ingeschakeld, leidt daarom niet tot de conclusie dat eiser in bewijsnood verkeert.
6.3.
Ten aanzien van de overgelegde kopie van het arrestatiebevel van 25 november 2010 heeft verweerder zich naar het oordeel van de rechtbank terecht op het standpunt gesteld dat ook hiermee nog geen sprake is van bewijsnood. Eiser heeft immers zelf gezegd dat hij regelmatig contact heeft gehad met de Guinese ambassade in Brussel ter verkrijging van de vereiste documenten. Uit dit contact is niet gebleken dat hij wordt gezocht in Guinee. Bovendien is het arrestatiebevel slechts in kopie overgelegd, waardoor het niet op echtheid kan worden onderzocht. Om dezelfde reden kunnen de in beroep overgelegde Franstalige artikelen, wat daar ook van zij, niet tot het ermee beoogde doel leiden.
7. Het betoog van eiser dat verweerder geen juiste belangenafweging heeft gemaakt, slaagt niet. Voor een belangenafweging is, gelet op de aan verlening van het Nederlanderschap verbonden gevolgen, geen plaats. Daarbij biedt artikel 10 van de RWN verweerder geen ruimte om wegens bijzondere omstandigheden af te wijken van het aan artikel 7 van de RWN ontleende vereiste om de nationaliteit aan te tonen.
8. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.R.K.A.M. Waasdorp, rechter, in aanwezigheid van
mr. J.R. van Veen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 29 april 2021.
griffier rechter
de griffier is verhinderd de uitspraak
te ondertekenen
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Bijlage

Rijkswet op het Nederlanderschap
Artikel 7
1. Met inachtneming van de bepalingen van dit Hoofdstuk verlenen Wij op voordracht van Onze Minister het Nederlanderschap aan vreemdelingen die daarom verzoeken.
[…]
Artikel 23
1. Bij of krachtens algemene maatregel van rijksbestuur kunnen nadere regelen worden gesteld ter uitvoering van deze Rijkswet.
[…]
Besluit verkrijging en verlies Nederlanderschap
Artikel 31
1. Bij de indiening van een naturalisatieverzoek verstrekt de verzoeker betreffende zichzelf, voor zoveel mogelijk, gegevens met betrekking tot:
a. geslachtsnaam en voornaam of voornamen, onderscheidenlijk naam of namen;
b. geboortedatum, geboorteplaats en geboorteland;
[…]
e. nationaliteit of nationaliteiten;
[…]
5. De autoriteit die het naturalisatieverzoek in ontvangst neemt, alsook Onze Minister, kan verlangen dat de verzoeker de juistheid van de verstrekte gegevens bewijst door middel van zo nodig gelegaliseerde en eventueel inhoudelijk geverifieerde documenten. […]
Handleiding Rijkswet op het Nederlanderschap 2003
Paragraaf 3.5.5. Bewijsnood of inwilliging met toepassing van art. 4:84 Awb: geldig buitenlands reisdocument (paspoort) en of geboorteakte
De houder van een reguliere verblijfsvergunning is op grond van artikel 7 van de Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN) en de lagere regelgeving, als hoofdregel verplicht om bij het indienen van een naturalisatieverzoek zijn identiteit en nationaliteit aan te tonen. Dit moet hij doen met een gelegaliseerde of van een apostillestempel voorziene geboorteakte alsmede met een geldig buitenlands paspoort. Van deze hoofdregel wordt afgeweken als sprake is van bewijsnood dan wel als het in het individuele geval het onevenredig zou zijn om vast te houden aan de hoofdregel.
Bewijsnood akten van de burgerlijke stand
Inzake buitenlandse akten van de burgerlijke stand wordt bewijsnood aangenomen als:
– Het bewuste document nooit is opgemaakt omdat in het desbetreffende land nimmer geboorteakten worden/werden opgemaakt;
– Het bewuste document wel is opgemaakt, maar het register waarin het was opgenomen, is verloren gegaan;
– Op basis van een ambtsbericht van het Ministerie van Buitenlandse Zaken is besloten om vanwege de politieke situatie in een land (tijdelijk) niet te verlangen dat in dat land akten (of andere bewijsstukken) worden overgelegd.
[…]
De verzoeker, niet zijnde houder van een verblijfsvergunning asiel, die zich erop beroept dat hij door de autoriteiten van het land waarvan hij onderdaan is (of waar hij geboren is), niet of niet meer in het bezit kan worden gesteld van een geldig buitenlands reisdocument en/of geboorteakte, toont dat op volgende wijze aan. De verzoeker legt een schriftelijke verklaring over van de autoriteiten van het land waarvan hij onderdaan is (of waar hij geboren is), waarin gemotiveerd wordt aangegeven waarom de verzoeker niet in het bezit wordt gesteld van een geldig buitenlands reisdocument (paspoort) en/of geboorteakte.
Als er geen verklaring is van de buitenlandse autoriteiten waarom de verzoeker niet in het bezit wordt gesteld van een geldig buitenlands reisdocument en/of geboorteakte, toont hij met andere, objectieve en verifieerbare bewijsstukken aan wat hij heeft gedaan om in het bezit te komen van deze documenten. Deze bewijsstukken worden in het naturalisatiedossier gevoegd. De IND beslist vervolgens of voldoende is aangetoond dat de verzoeker niet of niet meer in het bezit kan worden gesteld van het gevraagde document. De bewijsstukken mogen bij de indiening van het verzoek om naturalisatie in principe niet ouder zijn dan zes maanden.
[…]
Indien er geen bewijsnood wordt aangenomen dan kan beoordeeld worden of de zaak ingewilligd kan worden met toepassing van artikel 4:84 Awb. Dit houdt in dat er bezien wordt in hoeverre het in het individuele geval bij reguliere vergunninghouders wegens bijzondere omstandigheden onredelijk is om vast te houden aan de hierbovenstaande beleidsregels.
[…]

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 16 januari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:120.