ECLI:NL:RBDHA:2021:4612

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 maart 2021
Publicatiedatum
4 mei 2021
Zaaknummer
09-270415-19
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van oplichting, witwassen en deelneming aan een criminele organisatie

De rechtbank Den Haag heeft op 16 maart 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van oplichting van meerdere slachtoffers via datingsites. De verdachte heeft hen bewogen tot de afgifte van aanzienlijke geldbedragen, in totaal ongeveer € 374.550, en een Rolex horloge ter waarde van € 49.500. De oplichting vond plaats tussen 1 december 2018 en 9 november 2019, waarbij de verdachte zich voordeed als een andere persoon en valse verhalen vertelde over haar financiële problemen. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van witwassen van de verkregen bedragen en goederen, en aan deelneming aan een criminele organisatie die tot doel had het plegen van misdrijven. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden en heeft schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, die rechtstreeks schade hebben geleden door de oplichtingsfeiten. De rechtbank heeft ook de inbeslaggenomen goederen behandeld en enkele daarvan verbeurd verklaard.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummers: 09/270415-19; 09/102319-20 (ttz. gev.) en 81/073679-18 (tul)
Datum uitspraak: 16 maart 2021
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaken van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] te ’ [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres verdachte ] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 12 februari 2020 en ter terechtzitting van 23 april 2020 (beiden: pro forma) en ter terechtzitting van 2 maart 2021 (inhoudelijk).
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. M. Lambregts en van hetgeen door de verdachte en haar raadsman mr. J.P.M. Denissen naar voren is gebracht.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 2 maart 2021 meegedeeld dat hij voornemens is een ontnemingsvordering als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht aanhangig te maken, indien de rechtbank de vordering van een of meerdere benadeelde partijen niet toe zal wijzen.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting - ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding van de zaak met het parketnummer: 09/270415-19 (hierna: dagvaarding I) en hetgeen is vermeld in de dagvaarding van de zaak met het parketnummer: 09/102319-20 (hierna: parallelle dagvaarding). De tekst van de tenlasteleggingen is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Inleiding
Kort samengevat wordt de verdachte verweten dat zij zich schuldig heeft gemaakt aan:
  • medeplegen van oplichting van [slachtoffers] (feit 1 van dagvaarding I);
  • medeplegen van gewoontewitwassen (feit 2 van dagvaarding I);
  • deelneming aan een criminele organisatie bestaande uit in ieder geval zichzelf en
de medeverdachte, haar schoonmoeder [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte] ) (feit 3 van dagvaarding I);
  • medeplegen van het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie (feit 4 van dagvaarding I);
  • medeplegen van oplichting van [slachtoffers] , [slachtoffers] en [slachtoffers] (het feit dat is vermeld op parallelle dagvaarding).
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle aan de verdachte ten laste gelegde feiten, op feit 4 van dagvaarding I na.
De rechtbank zal hierna, voor zover relevant, ingaan op de nadere standpunten van de officier van justitie.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte integraal dient te worden vrijgesproken van alle aan haar ten laste gelegde feiten wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs.
De rechtbank zal hierna, voor zover relevant, ingaan op de nadere standpunten van de raadsman.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging [1]
3.4.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen die betrekking hebben op [slachtoffers]
(hierna ook: [slachtoffers] ) heeft in zijn aangifte het volgende naar voren gebracht.
Hij wil aangifte doen van oplichting. Hij voelt zich belazerd omdat hij in de verhalen is getrapt die [medeverdachte] hem verteld heeft. In april 2019 heeft hij zich aangemeld bij
www.50actief.nl. Hij heeft zich aangemeld omdat hij op zoek was naar een partner. Hij heeft met [medeverdachte] contact gehad via deze datingsite. [medeverdachte] gaf aan dat zij echt [medeverdachte] heette. Hij denkt dat hij eind april voor het eerst met haar heeft geappt. Begin mei heeft zij voor het eerst met hem gebeld. Hij heeft op 10 oktober 2019 voor het laatst contact met haar gehad. Bij het eerste contact dat hij met haar had, werd er al gesproken over geld. Zij zei gelijk dat ze schulden had en vroeg aan hem: “Kan je mij helpen”. Zij deelde mee dat ze geld wilde hebben om uit de schulden te komen. [medeverdachte] had een tijdspad voor het betalen van het geld. Zij zei dat de bekeuring anders hoger werd. Zij had schulden door bekeuringen en een ex die veel geld had opgenomen. Het hoogste bedrag waar [medeverdachte] om vroeg was € 64.000. Ze moest dat bedrag naar het CJIB brengen. Zij had een budgetcoach waar ze veel contact mee had. Haar budgetcoach [medeverdachte] gaf tegenover haar aan hoeveel zij geld aan [slachtoffers] moest vragen. Hij heeft [medeverdachte] twee keer telefonisch gesproken. [medeverdachte] belde een keer met nummer [mobiele nummer] . [medeverdachte] vroeg dan wanneer het geld kwam.
Hij geloofde [medeverdachte] omdat hij bang was om haar kwijt te raken. Hij vond het zielig voor haar. In juni 2019 werd zijn bankrekening geblokkeerd. Daarna heeft hij toch nog geld aan [medeverdachte] gegeven omdat hij graag een partner wilde hebben. [medeverdachte] zei dat ze graag bij hem wilde zijn. Zij had het over een leven samen opbouwen. [medeverdachte] zei regelmatig dat als ze uit de schulden was, zij een mooi leven voor hen beiden zag. [medeverdachte] moest geld hebben om uit de schulden te komen. Hij voelde de druk van [medeverdachte] om toch aan geld te komen. Ze heeft wel eens naar zijn totale vermogen gevraagd. Als hij niet wilde betalen, zei [medeverdachte] : “Maar jij wil mij toch uit de schulden helpen”. Ze ging dan meer pushen door te zeggen: “Jij wilt toch ook samenwonen en een mooi leven hebben”. Ze ging dan ook dan meer appen. Ze deed dan liever, zei vaker schatje tegen hem en stuurde via de app een hartje of een kusje. Ze had het vaak over trouwen.
Als hij bij haar was, was zij een beetje afstandelijk. Zij zaten altijd tegenover elkaar. Zij gaf hem alleen een kusje. Ze draaide daarbij haar hoofd weg. Zij zijn nooit intiem met elkaar geweest.
Welke ontmoeting het ook was, het draaide altijd om geld.
Begin mei heeft hij € 5.000 naar [medeverdachte] overgemaakt. Twee weken erna kwam het volgende bedrag. Zij gaf aan dat zij veel schulden had vanwege haar ex. Zij zei dat zij zelf geen rekeningnummer had omdat ze bij een ander inwoonde en helemaal niets bezat en heeft het bankrekeningnummer van haar vriendin gegeven. Haar naam is [medeverdachte] . Hij maakte het geld over naar [medeverdachte] . Hij heeft ongeveer 5 keer geld overgemaakt naar [medeverdachte] . Hij heeft niet gezien dat [medeverdachte] met dit geld haar schuld heeft afbetaald. Hij heeft daar geen bewijzen van gezien.
De eerste keren heeft hij het geld overgemaakt vanaf zijn Rabobank-betaalrekening. Hij heeft dit gedaan tot juni 2019. Daarna heeft hij betalingen met zijn ABN AMRO-betaalrekening gedaan. Ongeveer half mei 2019 heeft hij geld bij een pinautomaat opgenomen en dit geld aan [medeverdachte] gegeven. Het idee om geld op te gaan nemen, kwam van [medeverdachte] . Dit om geen papiertjes of sporen achter te laten. [medeverdachte] heeft hem toen verteld hoe hij zijn limiet kon verhogen. Hij heeft zijn limiet verhoogd tot € 2.000. Hij heeft bedragen deels in Sassenheim en deels in Utrecht gepind.
[medeverdachte] had een buideltasje. Zij gaf dit buideltasje aan hem mee en daar moest hij het geld in doen. Zij gaf op zaterdag haar buideltasje en de week daarna gaf hij in dat buideltasje het geld aan haar. Hij heeft het geld afgeleverd bij een vestiging van McDonald’s in Utrecht. [medeverdachte] wilde daar afspreken. Dit om zo onopvallend te zijn. Zij vroeg dan daar regelmatig naar het geld. Zij zijn ook een keer naar een pannenkoekenboerderij en een snackbar in Maarseveen gegaan. In het begin was [medeverdachte] er bij als zij naar de McDonald’s gingen. Hij haalde [medeverdachte] op bij haar woning gelegen aan de [adres 2] te Utrecht.
[medeverdachte] kwam met het idee om een horloge te kopen. Zij vertelde hem dat zij een horloge had gezien en deze wilde hebben. Zij heeft dit horloge besteld bij een winkel in Den Bosch. Zij heeft hem verteld dat hij daarheen kon gaan en deze kon betalen. De waarde van dit horloge, een Rolex, is € 49.500 en deze heeft hij met de pin betaald. Diezelfde dag heeft [medeverdachte] het horloge gekregen. [medeverdachte] is niet mee naar binnen geweest toen hij het horloge kocht. Hij denk dat zij anoniem wilde blijven. [2]
Bij de rechter-commissaris heeft [slachtoffers] het volgende verklaard.
De eerste afspraak die hij had met [medeverdachte] was bij [medeverdachte] thuis. [medeverdachte] woonde bij [medeverdachte] . Tijdens de eerste afspraak stelde [medeverdachte] zich voor als [medeverdachte] en haar vriendin stelde zich voor als [medeverdachte] . [medeverdachte] bleek anders te heten. Hij heeft het geld overgemaakt naar de rekening van [medeverdachte] . Daardoor wist hij wat haar achternaam was, namelijk [medeverdachte] . Tijdens de eerste afspraak kwam er heel vlot uit dat [medeverdachte] uit de schulden wilde komen en werd aan hem gevraagd of hij haar wilde helpen. Toen heeft hij bedragen overgemaakt naar de rekening van [medeverdachte] . Hij heeft het geld dus overgemaakt naar [medeverdachte] . [medeverdachte] heeft verteld dat zij schulden bij de Belastingdienst had en schulden vanwege een auto. Hij heeft begin mei twee keer geld overgemaakt, te weten twee keer € 2.500 op dezelfde dag. [medeverdachte] had tegen hem gezegd dat als ze de schulden niet af zou betalen, de politie dan zou komen om haar te arresteren. Hij sprak elke zaterdag met haar af. Dan gingen zij naar McDonald’s. Hij haalde [medeverdachte] altijd op bij eerdergenoemde woning als zij naar de McDonald’s gingen. [medeverdachte] is twee keer met hem en [medeverdachte] mee geweest naar de McDonald’s. Het contact dat hij met [medeverdachte] via WhatsApp had, ging meestal over geld.
Er zat een drang achter het geven van geld, omdat [medeverdachte] anders gearresteerd zou worden. Hij vond dat hij dit moest doen omdat [medeverdachte] hem smeekte om haar te redden en uit de schulden te halen.
Hij geloofde dat zij in de moeilijkheden zat en dat zij schulden bij de Belastingdienst had. Hij is daar op ingegaan omdat hij graag verder met haar wilde praten. Zijn bedoeling met het contact met haar was om met elkaar te praten en samen te zijn, omdat hij op zoek was naar iemand. Hij geloofde haar dat ze schulden had. Hij heeft nog gevraagd om bewijzen. Hij heeft nooit bewijs gezien dat ze zo in de schulden zat. Hij ging er mee door (de rechtbank begrijpt: met het geven van geld) omdat hij haar vertrouwde en geloofde dat ze in de moeilijkheden zat. Hij vond het leuk om als maatje met haar te praten, zodat de eenzaamheid een beetje opgelost kon worden.
[medeverdachte] had veel contact met een budgetcoach die [medeverdachte] heette. Die budgetcoach had ze om uit de schulden te komen. Hij is twee keer gebeld door haar budgetcoach die vertelde dat ze in de schulden zat. Haar budgetcoach zei heel dwingend tegen hem dat hij moest betalen, omdat [medeverdachte] anders zou worden opgehaald en vastgezet door de politie. Hij maakte eerste geld over via de Rabobank. Toen die rekening werd geblokkeerd, moest hij het geld contant geven omdat er dan geen bewijs was waar het geld naartoe ging.
[medeverdachte] kwam met het idee om een gouden Rolex te kopen. Zij heeft gebeld naar Schaap en Citroen. Hij heeft het horloge gekocht. Hij heeft dit aan haar gegeven zodat zij haar schulden kon afbetalen. De bedoeling was dat ze naar een pandjeshuis zou gaan om contant geld voor dat horloge te krijgen zodat ze daarmee haar schulden kon afbetalen.
Nadat de rechter-commissaris aan [slachtoffers] heeft gevraagd in hoeverre [medeverdachte] bijdroeg aan de geloofwaardigheid van [medeverdachte] heeft [slachtoffers] verklaard dat [medeverdachte] bij [medeverdachte] woonde omdat ze geen geld had en schulden. Achteraf hoorde hij dat [medeverdachte] daar niet woonde. [medeverdachte] gaf een paar maal aan dat ze een toekomst met [slachtoffers] wilde opbouwen. Zij had het al over de toekomst. Ze hebben geen seks gehad. [3]
Nadat [slachtoffers] van zijn advocaat had gehoord dat er een groot geldbedrag was aangetroffen bij een van de verdachten, te weten ongeveer € 7.400, bestaande uit een groot aantal biljetten van € 200, heeft hij verklaard dat dit zijn geld is omdat hij aan [medeverdachte] een groot geldbedrag had gegeven in coupures van € 200. [4]
Nadat aan [slachtoffers] een foto is getoond van [medeverdachte] heeft hij verklaard dat dit [medeverdachte] is.
Nadat aan hem een foto van het profiel van [medeverdachte] op de datingsite www.actief50.nl is getoond, heeft hij verklaard dat dit het account is van [medeverdachte] . [5]
In het profiel van [medeverdachte] staat vermeld dat de gebruiker van dit profiel: “iemand zoekt om een relatie mee op te bouwen”. [6]
Uit onderzoek naar de Rabobank-rekening met het nummer: [rekeningnummer] ten name van [slachtoffers] is het volgende gebleken.
Vanaf voornoemde rekening is op 1 oktober 2019 € 49.500 gepind bij Schaap en Citroen BV ’s-Hertogenbosch en zijn de volgende (totaal)bedragen overgemaakt naar het rekeningnummer [rekeningnummer] ten name van [medeverdachte] :
  • € 5.000 (op 18 mei 2019);
  • € 11.500 (op 19 mei 2019);
  • € 20.100 (op 23 mei 2019).
Vanaf voornoemde Rabobank-rekening van [slachtoffers] is op 27 mei 2019 € 800,00 contant opgenomen bij een Geldautomaat in Utrecht en zijn de volgende bedragen cash opgenomen bij de Geldautomaat Bollenstreek:
  • € 2.000 (op 24 mei 2019);
  • € 2.000 (op 24 mei 2019);
  • € 1.000 (op 24 mei 2019);
  • € 1.150 (op 25 mei 2019).
Uit onderzoek naar de ABN AMRO Bank-rekening met het nummer [rekeningnummer] ten name van [slachtoffers] is gebleken dat hij een aantal bedragen contant heeft opgenomen vanaf deze rekening bij een vestiging van ABN AMRO in Lisse, te weten:
  • € 35.000 (op 1 augustus 2019);
  • € 60.000 (op 13 augustus 2019);
  • € 64.000 (op 22 augustus 2019);
  • € 66.000 (op 13 september 2019);
  • € 56.000 (op 20 september 2019).
In het voegingsformulier van [slachtoffers] zijn voornoemde contante bedragen (in totaal:
€ 287.950) vermeld onder het kopje “Contante betalingen aan [verdachte] ( [verdachte] , alias ’ [medeverdachte] ’)”.
Een medewerker van Schaap en Citroen in Den Bosch heeft een aankoopbewijs aan de politie verstrekt van 1 oktober 2019 ten name van [slachtoffers] . Op dit aankoopbewijs staat een Rolex Oyster Perpetual Classic Day-Date 40, (persoonlijk nummer: [nummer] ) vermeld met een aankoopwaarde van € 49.500. [9]
Hans, een medewerker van de vestiging van Schaap en Citroen Den Bosch, heeft verklaard dat de bestelling voor voornoemd Rolex horloge was gedaan door een vrouw, dat de man snel aangaf het horloge te willen hebben, dat zij dat raar vonden omdat hij allemaal vragen stelde over het horloge en zich dus niet had verdiept in het horloge, dat hij met de man is meegelopen naar de Rabobank, dat hij de man daar had achtergelaten zodat hij zijn limiet kon verhogen, dat de man tijdens het pinnen werd gebeld door een vrouw en dat er gezegd werd dat hij moest opschieten, dat de man op 1 oktober 2019 in de winkel is geweest en dat zij geen vrouw hebben gezien. [10]
Uit onderzoek van de telefoon die onder de verdachte in beslag is genomen is het volgende gebleken.
Met gebruikmaking van deze telefoon is op 25 september en 26 september 2019 de site van Schaap en Citroen bezocht en is op 23 september 2019 gezocht op “’Rolex oyster perpetual”. In de telefoon zijn de volgende WhatsApp-berichten aan het contact [slachtoffers] aangetroffen:
“heb liever dit horloge en dan inlever en dan cahs”(van 28 september 2019) en
“Je moet niet zo veel denken we gaan dinsdag voor dat horloge en daar na moet jij de rest doen en zal daarbij helpen”(van 29 september 2019).
In de telefoon is een foto van het account [medeverdachte] aangetroffen.
De gebruiker van de telefoon maakt gebruik van de website actief50.nl. [11]
Een verbalisant heeft foto’s gemaakt van WhatsApp-berichten die tussen [slachtoffers] en [medeverdachte] zijn verstuurd, waaronder de volgende berichten.
WhatsApp-berichten verstuurd in de periode van 21 september 2019 tot 1 oktober 2019:
[medeverdachte] : “Wil jij mij nog helpen met die koffie schat”
[slachtoffers] : “Ja”
[medeverdachte] : “Misschien dat je morgen kan komen”
[slachtoffers] : “Ok, dan kom ik wel om ongeveer 10 om geld te brengen”
[slachtoffers] heeft verklaard dat “koffie” een codenaam is voor geld en dat [medeverdachte] dit verzonnen had.
WhatsAppberichten op 1 oktober 2019 verstuurd
[medeverdachte] : “Hoi schat”, “Ik heb net gebeld”, “Die horloge is binnen”
[slachtoffers] : “Zal ik je op halen en proberen deze te halen”
[medeverdachte] : “Jaa is goed”, “We moeten afspreken”, “Bij winkelcentrum”, “Kom na de winkelcentrum”.
[slachtoffers] : “Dag schat ik ben thuis”
[medeverdachte] : “Ik ben net thuis”, “Het is allemaal wel gelukt”, “Alleen ik heb wel 500minddeep” “Dan de normale Peijs”, “Prijs”, “Dus er staat nog 45open”
[slachtoffers] : “Kon je er niet meer voor krijgen”
[medeverdachte] : “Nee schat”, “Ik heb 49”, “40”, “Voor gekregen”
[slachtoffers] : “Dat is niet veel”.
[medeverdachte] : “Dan 10.000minswd”, “Niemand wou die voor volle prijs”, “dus het was iets of niks”
WhatsAppberichten op 1 oktober 2019 verstuurd
[medeverdachte] : “Die boete is tog verhoogd vandaag”
[slachtoffers] : “Nee toch”
[medeverdachte] : “Jawel”, “ [medeverdachte] was hier”, “We zouden je bellen Sanne”, “Samen”
[slachtoffers] : “Nou dat is niet zo best”
[medeverdachte] : “En als deZe ook niet wordt betaald”, “Dan kunnen ze mij 1 jaar”, “Vast houden”, “Dus wat moet ik nu”, “En ik ben Zo bang”
[slachtoffers] : “Ja dat begrijp ik”, “Heb je aan [medeverdachte] nog om advies gevraagd”
[medeverdachte] : “Ja hij kan ook niet veel”, “Is allemaal de schuld van de bank”, “Hij is in bezwaar”
[slachtoffers] : “Geen uitstel gehad”
[medeverdachte] : “Nee”, “Dus [medeverdachte] zei dat het vrijdag betaald wordt en alles uit gelegd”, “Maar krijg tog Geen verlenging”.
[slachtoffers] heeft verklaard dat koffie de codenaam is voor geld en dat [medeverdachte] dit had bedacht. [12]
Nadat de voorzitter ter terechtzitting enkele berichten aan [verdachte] heeft voorgehouden die zijn gestuurd tussen [medeverdachte] en [slachtoffers] , heeft [verdachte] verklaard dat zij [medeverdachte] is. [13]
[medeverdachte] heeft verklaard dat zij de rekening [rekeningnummer] in de maanden januari tot september (2019) heeft gebruikt, dat [slachtoffers] (de rechtbank begrijpt: aangever [slachtoffers] ) geld op haar rekening heeft gestort en dat zij [slachtoffers] heeft ontmoet toen hij haar schoondochter [verdachte] op kwam halen.
Nadat de politie [medeverdachte] heeft voorgehouden dat [slachtoffers] op verzoek van [medeverdachte] geld op haar rekening heeft gestort, heeft zij verklaard dat zij tegen [verdachte] heeft gezegd dat het goed was en dat het klopt dat [verdachte] dit tegen haar verteld had. [14]
De bewijsmiddelen die betrekking hebben op [slachtoffers]
(hierna ook: [slachtoffers] ) heeft in zijn aangifte het volgende naar voren gebracht.
Hij doet aangifte van oplichting. Hij heeft een account op de datingsite Lexa. Via deze site kreeg hij omstreeks 15 januari 2019 contact met een persoon. Deze persoon gaf aan [medeverdachte] te zijn. [medeverdachte] maakte gebruik van het nummer: [mobiele nummer] . [medeverdachte] vertelde hem dat ze schulden had. Het zou gaan om een openstaande schuld van rond de € 10.000. Zij hebben op 14 februari 2019 afgesproken bij haar woning, gelegen aan de [adres 2] te Utrecht. Zij zijn samen een paar uur binnen geweest in de woning. [medeverdachte] woont samen met een mevrouw van Griekse afkomst.
[medeverdachte] vertelde die dag dat er voor een bepaalde datum € 5.000 overgemaakt moest worden naar het CJIB. [medeverdachte] zei dat als het bedrag niet overgemaakt zou worden, dat haar schulden doorgestuurd zouden worden naar het Openbaar Ministerie en dat het Openbaar Ministerie dan over zou kunnen gaan tot gijzeling. [medeverdachte] belde die dag met iemand. Dit zou iemand van het CJIB zijn. [medeverdachte] gaf aan [slachtoffers] de telefoon. [slachtoffers] sprak met een man die vertelde dat hij van het CJIB was. De man vertelde hem dat [medeverdachte] een grote schuld had en dat ze moest betalen. [slachtoffers] zei dat hij wilde helpen met een betalingsregeling, maar niet meer dan € 1.500 wilde betalen. Vervolgens moest hij het geld overmaken. [medeverdachte] zei dat ze op haar telefoon de gegevens van het CJIB had staan. Ze toetste zijn bankgegevens en € 1.500 in. Na het overmaken, ontving hij een sms van de ING-bank op zijn telefoon waarin stond dat hij akkoord moest gaan met de betaling. Dit heeft hij gedaan. De volgende dag, 15 februari 2019, werd hij gebeld. Hij herkende de stem van de man aan de lijn als de stem van de man die hij de vorige dag had gesproken. De man zei weer dat hij van het CJIB was. Hij vroeg of er nog meer geld overgemaakt zou kunnen worden vanwege de schuld van [medeverdachte] . [slachtoffers] heeft naar het CJIB gebeld. Hij hoorde vervolgens van een medewerker van het CJIB dat het geld niet was overgemaakt naar het CJIB en dat hij mogelijk was opgelicht.
Op een afschrift van zijn rekening is te zien dat € 1.500 overgemaakt is naar rekeningnummer: [rekeningnummer] ten name van [medeverdachte] . Hij heeft geprobeerd om uit te zoeken of [medeverdachte] inderdaad schulden had. Hij vroeg haar onder meer naar haar haar burgerservicenummer en geboortedatum. Hierover deed [medeverdachte] heel erg vaag en zij gaf geen duidelijke antwoorden. [15]
Nadat de politie aan [slachtoffers] een foto van [verdachte] heeft getoond, heeft hij verklaard dat hij de vrouw op de foto voor 95% herkende als [medeverdachte] en dat zij de vrouw is die hem het verhaal over haar schuld had verteld. Nadat aan [slachtoffers] een foto van [medeverdachte] is getoond, heeft hij verklaard dat dit de vriendin van [medeverdachte] is. [16]
Uit onderzoek van de iPhone van [verdachte] is gebleken dat de Apple ID:
[email adres]is gekoppeld aan deze telefoon. De politie concludeert dat hieruit kan worden opgemaakt dat [verdachte] [medeverdachte] is. [17]
[slachtoffers] heeft bij de rechter-commissaris het volgende verklaard.
De vrouw met wie hij via de datingsite contact heeft gehad, woonde bij een vriendin wegens problemen met haar huwelijk. Hij heeft geen fysiek intiem contact gehad met een van die vrouwen.
De vrouw zei dat ze bij een vriendin woonde, omdat ze was gevlucht. Zij had hulp nodig bij een kwestie. Zij was bang om aangehouden te worden wegens het niet betalen van een schuld aan incassobureau Justitia. Naar zijn idee is zij bij het eerste contact al begonnen over haar schuldenprobleem. Hij heeft nog om documenten gevraagd. Haar reactie was goed ingestudeerd. Ze zei dat die documenten bij de maatschappelijk werkster lagen en zij precies die dag niet werkte. Het middel om hem geld over te laten maken was haar angst om gegijzeld te worden. Ze vertelde over een man die uitsluitend een AOW-uitkering had en een week lang zou zijn gegijzeld.
Om haar verhaal aannemelijk te maken, verbond zij hem door met een medewerker van Justitia. Zij belde het nummer waarvan hij aannam dat dit het nummer van Justitia was. Vervolgens werd hij doorverbonden met iemand die kennelijk meespeelde omdat die man zei dat hij € 5.000 moest hebben omdat hij anders problemen zou krijgen met zijn baas en misschien zou worden ontslagen. De man zou nu echt met een bedrag bij zijn baas moeten aankomen omdat hij de zaak al enige tijd had liggen.
Nadat aan [slachtoffers] door de rechter-commissaris is gevraagd waarom hij bereid was om met de dame die hij via een datingsite had leren kennen te praten over schuldenproblematiek, heeft hij het volgende verklaard. Hij voelde zich aangesproken omdat zij aangaf dat het voor haar zo bedreigend was. Zij speelde het heel gewiekst en goed, alsof het een levensechte kwestie was. [18]
Uit onderzoek dat is verricht naar de rekeningnummer [rekeningnummer] van [medeverdachte] , blijkt dat er op 14 februari 2019 € 1.500 over is gemaakt op deze rekening vanaf het rekeningnummer: [rekeningnummer] ten name van [slachtoffers] met als omschrijving: “ [medeverdachte] ”. [19]
De bewijsmiddelen die betrekking hebben op [slachtoffers]
(hierna ook: [slachtoffers] ) heeft in zijn aangifte het volgende naar voren gebracht.
Hij doet aangifte van oplichting. Hij heeft een account op de datingsite Lexa. Hij heeft dat account om wat gezelschap te vinden. In januari 2019 kreeg hij contact met [medeverdachte] via Lexa. Zij hebben met elkaar gesproken via internet. Zij vertelde hem dat ze in Utrecht woonde en niet getrouwd was. Zij wilde ook contact met hem voor het gezelschap. [medeverdachte] had geen inkomen. Ze vertelde dat ze ook schulden had ter hoogte van € 30.000.
De eerste ontmoeting vond plaats op 19 februari 2019 in Utrecht. Hij ging toen bij [medeverdachte] thuis eten. Het adres betrof de [adres 2] te Utrecht. [medeverdachte] was toen ook in de woning aanwezig. [medeverdachte] zou bij [medeverdachte] wonen. Zijn tweede ontmoeting met [medeverdachte] en [medeverdachte] vond plaats in de woning van [medeverdachte] op 14 maart 2019. Hij kan op zijn afschriften zien dat hij op 17 maart 2019 € 1.500 over heeft gemaakt naar [medeverdachte] . Hij denkt dat ze toen om geld vroegen om de schulden van [medeverdachte] af te kunnen betalen. Hij en [medeverdachte] spraken op 26 maart 2019 nog een keer af bij [medeverdachte] thuis. Op enig moment werd hij - hij denkt door [medeverdachte] - gebeld met de vraag of ze geld van hem kon lenen om haar schulden af te lossen. Dit zou om € 10.000 gaan. Hij ging hiermee akkoord en vroeg haar of hij het geld over kon maken. Dit had ze liever niet. Ze zei dat ze het geld wel op kwam halen bij hem thuis. Hij bestelde dit bedrag bij de bank en haalde dit geldbedrag op. De derde ontmoeting vond bij hem thuis plaats. Hij denkt dat dit in april 2019 was. [medeverdachte] en [medeverdachte] kwamen bij hem thuis. Ze kwamen het geld ophalen dat hij voor hen had opgenomen. Het was een kort bezoek. Hij wilde eigenlijk met hen uit eten gaan, maar dit wilden ze niet.
In april werd hij gebeld door [medeverdachte] de Vries. Hij was beheerder van iets (de rechtbank begrijpt: budgetcoach) en vertelde [slachtoffers] dat [medeverdachte] in hechtenis was genomen omdat ze haar schulden niet af kon betalen. [medeverdachte] vroeg hem of hij haar wilde helpen. [slachtoffers] zei dat hij ging proberen om het geld bij elkaar te krijgen. Kort daarna werd hij gebeld door [medeverdachte] . Ze gaf aan dat het geld wat hij over ging maken op haar rekening gestort moest worden en dat ze dit had overlegd met [medeverdachte] . Ze gaf hem haar rekeningnummer. In de daarop volgende dagen maakte hij steeds geld over naar het rekeningnummer van [medeverdachte] . Op 24 april 2019, maakte hij € 7.000 en € 8.000 over naar [medeverdachte] . Hij werd daarna gebeld door [medeverdachte] . [medeverdachte] zei dat hij kleinere bedragen moest overmaken, omdat de bank anders moeilijk ging doen.
Op 20 mei 2019 maakte hij diverse bedragen over vanaf zijn rekening bij de ING. Op 23 mei 2019 maakte hij diverse bedragen over naar [medeverdachte] vanaf zijn rekening bij de ABN AMRO Bank. Dezelfde dag maakte hij vanaf zijn ING-rekening nogmaals diverse bedragen over. Intussen werd hij geregeld gebeld door [medeverdachte] . Ze gaf aan dat ze vanuit de gevangenis belde, dat ze daar weg wilde en vroeg aan hem of hij alsjeblieft kon helpen. Als de schulden afbetaald zouden worden, werd [medeverdachte] weer vrijgelaten. Op 25 mei 2019 maakte hij vanaf zijn ING-rekening nog eens € 500 over naar [medeverdachte] . In totaal heeft hij € 21.000 overgemaakt naar de rekening van [medeverdachte] .
Bij de aangifte zijn rekeningafschriften gevoegd van de rekening van [slachtoffers] bij de ABN AMRO Bank en de rekening van [slachtoffers] bij de ING, waaruit blijkt vanaf deze rekeningen in de periode van 17 maart 2019 tot en met 25 mei 2019 in totaal € 21.000 is overgemaakt naar de rekening van [medeverdachte] met het rekeningnummer: [rekeningnummer] . [20]
Nadat aan [slachtoffers] een foto van [verdachte] is getoond heeft hij verklaard dat dit [medeverdachte] is en dat hij haar voor 100% herkent. [21]
Uit onderzoek van de iPhone van [verdachte] is gebleken dat de Apple ID:
[email adres]is gekoppeld aan deze telefoon. De politie concludeert dat hieruit kan worden opgemaakt dat [verdachte] , [medeverdachte] is. [22]
Bij de rechter-commissaris heeft [slachtoffers] op 16 november 2020 verklaard.
[medeverdachte] zocht gezelschap. Dat typte ze. [medeverdachte] vertelde dat ze werkloos was en geen inkomen had. Ze moest een schuld afbetalen. Als ze niet op tijd zou betalen, dan zou ze de gevangenis in gaan. Daar ging hij op in. Hij denkt dat hij geld gaf om haar uit de gevangenis te houden. Als iemand in nood zit, dan helpt hij die persoon. Hij denkt dat hij geloofde dat ze schulden had waarvoor ze bijna de gevangenis in ging. Het kwam heel geloofwaardig over. Het klopt dat [medeverdachte] hem heeft gebeld en dat ze zei dat ze op dat moment in de gevangenis zat. Hij geloofde toen dat ze in de gevangenis zat.
Hij moest geld op een rekening van een beheerder storten. Hij heeft die man nooit gezien, maar wel met hem gesproken. Hij was ervan overtuigd dat de beheerder (de rechtbank begrijpt: budgetcoach) een echte beheerder was, omdat hij regelmatig werd genoemd.
Hij heeft ook wel eens contant geld gegeven. De twee dames kwamen het halen. Hij weet niet hoeveel geld hij ze toen gegeven heeft, maar weet wel zeker dat het niet om een klein bedrag ging. [23]
De bewijsmiddelen die betrekking hebben op [slachtoffers]
(hierna ook: [slachtoffers] ) heeft in zijn aangifte het volgende naar voren gebracht.
Hij doet aangifte van oplichting. In december 2018 zag hij een advertentie staan op de datingsite Nieuwerelatie.nl. Hij las in de advertentie dat een eenzame vrouw contact zocht. Haar telefoonnummer was [mobiele nummer] . De naam van deze vrouw is [medeverdachte] . Hij besloot haar toen te bellen. Zij vroeg of zij elkaar op 29 december 2018 konden ontmoeten. Zij spraken af aan de [adres 2] te Utrecht. Dit is haar woonadres. Toen hij haar ontmoette, was er nog een vrouw aanwezig in de woning. Hij weet inmiddels dat die vrouw [medeverdachte] heet. [medeverdachte] woonde in Den Haag. Omdat ze in Den Haag mishandeld werd, is ze naar Utrecht gegaan. [medeverdachte] vertelde hem dat ze geen familie had in Nederland. Het ontvangst verliep goed en gezellig, maar al vrij snel vroeg [medeverdachte] of hij haar kon
helpen. Ze vroeg hem of hij haar € 4.000 kon lenen, omdat ze schulden had. Hij besloot dit te doen, omdat hij haar vertrouwde. Hij is toen samen met [medeverdachte] bij de Rabobank in de buurt van haar woning het geld gaan regelen. Hij heeft € 4.000 gepind. Dit geld heeft hij daarna aan [medeverdachte] gegeven.
Op 2 januari 2019 (gelet op de bijgevoegde rekeningafschriften begrijpt de rechtbank: op 2 februari 2019) is hij weer op bezoek geweest bij [medeverdachte] in Utrecht. Dit keer vroeg [medeverdachte] hem om € 3.000. Hij is samen met [medeverdachte] en [medeverdachte] naar een geldautomaat van de Rabobank gereden. Nadat hij het geld had gepind, heeft hij dit geld aan [medeverdachte] gegeven.
Eind januari 2019 is hij meerdere malen door [betrokkene] gebeld. [betrokkene] vertelde hem dat hij voor de gemeente werkte, dat hij budgetbeheerder was en dat hij de financiën regelde voor [medeverdachte] . [betrokkene] vroeg hem meerdere malen of hij geld kon overmaken naar een bepaald rekeningnummer, omdat [medeverdachte] een nieuw huisje toegewezen had gekregen. Er borg moest betaald worden en meubels en andere dingen gekocht worden.
Hij heeft op 30 en 31 januari 2019 geld overgemaakt naar de rekening van [betrokkene] .
Begin februari 2019 werd hij gebeld door [medeverdachte] . Zij vroeg hem of hij geld op de rekening van [medeverdachte] wilde storten zodat zij dit dan kon pinnen met de bankpas van [medeverdachte] .
Hij heeft op 3 februari 2019 € 1.000 overgemaakt naar de rekening van [medeverdachte] .
Bij deze aangifte zijn rekeningafschriften gevoegd van de Rabobank-rekening van [slachtoffers] , waaruit blijkt dat hij:
  • op 29 december 2018 € 4.000 heeft opgenomen bij een geldautomaat in Utrecht (p. 550);
  • op 30 en 31 januari 2019 geld over heeft gemaakt naar het rekeningnummer: [rekeningnummer] ten name van [betrokkene] met als omschrijving “Lening [medeverdachte] ” en in totaal € 8.000 over heeft gemaakt naar dit rekeningnummer (p. 551 en 552);
  • op 2 februari 2019 € 3.000 heeft opgenomen bij een geldautomaat in Utrecht
(p. 553);
 op 3 februari 2019 € 1.000 over heeft gemaakt naar het rekeningnummer: [rekeningnummer] ten name van [medeverdachte] met als omschrijving “Lening [medeverdachte] ” (p. 553). [24]
Uit onderzoek naar voornoemde rekening van [medeverdachte] is gebleken dat [slachtoffers] op 13 februari 2019 ook nog € 1.500 naar deze rekening over heeft gemaakt. [25]
Nadat aan [slachtoffers] is gevraagd hoe hij achter de naam van de vriendin van [medeverdachte] , te weten [medeverdachte] is gekomen, heeft [slachtoffers] verklaard dat zij die naam zelf aan hem opgaf toen hij daar was en met haar sprak. [26]
Nadat aan [slachtoffers] een foto van [verdachte] is getoond, heeft hij de persoon op de foto herkend als [medeverdachte] en verklaard dat [medeverdachte] de vrouw is met wie hij contact heeft gehad via een datingsite. Nadat aan [slachtoffers] een foto van [medeverdachte] is getoond heeft hij verklaard dat hij deze persoon herkent als [medeverdachte] , dat [medeverdachte] de huisgenoot van [medeverdachte] is en dat elke keer als hij naar het adres in Utrecht ging, mevrouw [medeverdachte] op dat adres aanwezig was. [27]
[slachtoffers] heeft bij de rechter-commissaris het volgende verklaard.
Via de site nieuwerelatie.nl zocht hij een relatie. Hij dacht dat [medeverdachte] ook een relatie zocht. Bij de eerste ontmoeting werd hij overvallen. Hij was nog geen twee minuten binnen en toen werd al aan hem gevraagd of hij [medeverdachte] kon helpen. Toen kwam er een heel verhaal. Hij geloofde dat in eerste instantie. Zo is dat aan het rollen gegaan. Die andere vrouw was ook bij die ontmoeting aanwezig. [medeverdachte] zei dat ze parkeerboetes had, dat ze € 4.000 moest betalen en dat als ze dat niet deed, ze zou worden opgesloten bij de politie. Ze zei dat ze zou worden opgepakt door de politie. Hij vond dit wel geloofwaardig op dat moment. Tijdens de tweede ontmoeting is hij opnieuw met [medeverdachte] naar de bank gereden. [medeverdachte] was daarbij aanwezig. [medeverdachte] was daar ook de eerste keer bij aanwezig.
Hij pinde, deed het geld in een envelopje, liep terug naar de auto waar ze zaten te wachten en heeft het daar overhandigd. Hij heeft in totaal € 17.500 verstrekt aan [medeverdachte] . Ze zei: “Ik wil graag een relatie met je, ik vind je een lieve man.”. Dit zei ze in het begin al. Als ze hem belde, zei ze ook: “Ik hou van jou.”. Hij zag een relatie met haar wel zitten. Hij heeft haar nooit alleen gezien. Hij heeft nooit seks met [medeverdachte] gehad.
Nadat aan hem is gevraagd wat de middelen zijn geweest waardoor hij is bewogen tot het verstrekken van geld en wat de kern van de oplichting is geweest, heeft hij verklaard dat hij in het begin niet wist dat het om oplichting ging, dat ze ( [medeverdachte] ) zei dat ze een relatie met hem wilde, dat ze hem een lieve man vond en dat het haar niet uitmaakte dat hij veel ouder dan zij was. Ze zei dit in het begin al tegen [slachtoffers] toen hij bij haar thuis was. Als ze hem belde zei ze ook: “Ik hou van jou.”. [28]
[betrokkene] (hierna ook: [betrokkene] ) heeft in het zijn aangifte het volgende naar voren gebracht.
Eind januari 2019 sprak hij met [medeverdachte] . Hij gaf [medeverdachte] toestemming om geld op zijn rekening te laten storen en gaf hem zijn bankrekeningnummer, te weten: [rekeningnummer] . Hij denkt dat er op 2 februari 2019 voor de eerste keer geld op zijn rekening is gestort. Dit was gestort door ene Leo [slachtoffers] . [medeverdachte] was die dag met hem meegegaan naar de ING-bank. Hij denkt dat dit in Utrecht was. Hij nam het geld op en gaf dit aan [medeverdachte] . De volgende dag verliep hetzelfde als hiervoor. Hij had hetzelfde bedrag van dezelfde persoon opgenomen op dezelfde locatie. [medeverdachte] was er weer bij om het geld in ontvangst te nemen. Op 4 februari 2019 stond er weer geld op zijn rekening. Hij denkt dat dit om € 3.000 ging. Hij en [medeverdachte] zijn naar Leidse Rijn gegaan om het geld op te nemen. Het geld was wederom afkomstig van [slachtoffers] .
Hij heeft geen enkele vergoeding van [medeverdachte] ontvangen. Hij is door hem gebruikt. [medeverdachte] heeft hem nooit uitgelegd waar het geld voor was. [29]
De overige bewijsmiddelen
Door de ABN AMRO Bank zijn beelden verstrekt van pintransacties die zijn verricht met gebruikmaking van een pas van de rekening van [medeverdachte] . Hieruit blijkt dat in de periode van 25 april 2019 tot en met 25 mei 2019 meerdere keren geld wordt gepind door een of meerdere andere personen dan [medeverdachte] op een tijdstip dat overeenkomt met het tijdstip waarop er geld van haar rekening is gepind. Op deze pinbeelden zijn haar zoons [medeverdachte] en [medeverdachte] , alsookJ. [verdachte] herkend door een verbalisant. [30] Op 30 april 2019 heeft [medeverdachte] samen met haar zoon een geldbestelling van € 9.990 opgehaald bij de Rabobank. [31]
De verdachte [medeverdachte] is woonachtig aan de [adres 2] te Utrecht. Zij heeft verklaard dat zij het een bankrekening bij de Rabobank heeft en dat de rekening met het nummer: [rekeningnummer] van haar was. [32]
[medeverdachte] heeft daarnaast verklaard dat zij een bijstandsuitkering ontvangt, dat zij een bewindvoerder heeft, dat zij al 4 jaar in de schuldsanering zit en dat zij per week € 70 krijgt om van rond te komen. [33]
Uit financieel onderzoek door de politie blijkt dat [verdachte] en haar partner in 2015 en 2017 inkomen ontvingen (uitkering UWV) en dat haar bankrekeningen bij ABN AMRO Bank en ING Bank in die jaren een saldo hadden tussen € -67,00 en € 666,00. [34]
Uit financieel onderzoek door de politie blijkt dat [medeverdachte] in de jaren 2014-2018 een bijstandsuitkering ontving van circa € 10.000 per jaar en dat haar bankrekeningen bij ABN AMRO Bank en ING Bank in die jaren een saldo hadden tussen € -125,00 en € 62,00. [35]
De verdachte [verdachte] heeft het volgende verklaard.
Zij heeft [slachtoffers] (de rechtbank begrijpt: aangever [slachtoffers] ) verteld over haar problemen, te weten dat zij schulden had. [slachtoffers] heeft haar geholpen met haar schulden. [slachtoffers] heeft geld gestort op de rekening van haar schoonmoeder. Zij is vaak met [slachtoffers] weggeweest. Zij zijn naar een pannenkoekhuis en McDonald’s gegaan. Zij heeft een buideltasje van [slachtoffers] als cadeau gehad. Zij heeft onder de namen Jenny en [medeverdachte] contact gehad met oudere mannen via datingsites. Het nummer: [mobiele nummer] is een oud nummer van haar. Het telefoonnummer [mobiele nummer] is haar huidige telefoonnummer.
Nadat haar is voorgehouden dat met haar telefoon is gezocht op de zoekterm: “Schaap en Citroen”, heeft zij toegegeven dat zij op die term heeft gezocht en verklaard dat de foto’s die zij heeft gestuurd naar [slachtoffers] , foto’s zijn van horloges die te koop zijn bij Schaap en Citroen.
Daarnaast heeft [verdachte] verklaard dat er zijn meerdere mannen in de woning van haar schoonmoeder zijn geweest, waaronder [slachtoffers] , [slachtoffers] en [slachtoffers] , dat zij van hen geld heeft ontvangen, dat zij Van [slachtoffers] contant geld heeft ontvangen en dat het geld dat zij heeft ontvangen van [slachtoffers] is opgegaan aan eten en spullen. Over de reden waarom zij dit geld van [slachtoffers] nodig had, heeft zij verklaard: “Ik had het gewoon voor onszelf nodig. De schulden aflossen dat liep al ik had spullen nodig voor onszelf”.
Op de vraag hoe zij in het bezit is gekomen van het geld van [slachtoffers] , heeft zij verklaard dat [medeverdachte] iemand voor haar het geld liet pinnen en zij het geld vervolgens in haar bezit kreeg.
Nadat haar in het algemeen is gevraagd hoe zij in het bezit is gekomen van het geld dat op de rekening van [medeverdachte] is gestort, heeft zij verklaard dat de kinderen van haar schoonmoeder het geld van haar rekening hebben gepind en dat haar man (de man van [verdachte] ) dit ook heeft gedaan.
Ten slotte heeft zij verklaard dat de Paysafe-kaarten ter waarde van € 250 die in haar woning zijn aangetroffen, zijn aangekocht met geld van de mannen waar zij geld van kreeg. [36]
Op 9 november 2019 is bij de doorzoeking van de woning gelegen aan de [adres verdachte ] te Utrecht (de woning van de verdachte [verdachte] ) in beslag genomen:
  • Een Cartier horloge, type Santos 100 ( [nummer] );
  • Een Rolex horloge;
  • 37 briefjes van € 200 (totaalbedrag: € 7.400).
Uit onderzoek is gebleken dat het Cartier horloge dat is aangetroffen in de woning van [verdachte] tweedehands een waarde heeft van ongeveer € 7.500 en dat het Rolex horloge dat in haar woning is aangetroffen tweedehands een waarde heeft van € 30.000. [38]
3.4.2
Het juridisch kader van oplichting
In zijn overzichtsarrest van 20 december 2016 (ECLI:NL:HR:2016:2889) heeft de Hoge Raad het volgende overwogen:
“Voor een veroordeling wegens oplichting is onder meer vereist dat sprake is van het bezigen van een of meer van de in die bepaling specifiek aangeduide oplichtingsmiddelen: het aannemen van een valse naam of van een valse hoedanigheid, het gebruik van listige kunstgrepen of het gebruik van een samenweefsel van verdichtsels.
Met het in de wet omschrijven van specifieke oplichtingsmiddelen (….) is beoogd het begrip 'oplichting' nader vorm en inhoud te geven. Daarmee wordt bewerkstelligd dat niet iedere vorm van bedrog – bijvoorbeeld bestaande uit niet meer dan het doen van een onware mededeling – en niet iedere toerekenbare tekortkoming in civielrechtelijke zin binnen het bereik van het strafrecht wordt gebracht als misdrijf (…).
Als belangrijk gemeenschappelijk kenmerk van de verschillende in de delictsomschrijving opgenomen oplichtingsmiddelen kan worden genoemd dat de verdachte door een specifieke, voldoende ernstige vorm van bedrieglijk handelen bij een ander een onjuiste voorstelling van zaken in het leven wil roepen teneinde daarvan misbruik te kunnen maken.
Dat het bij de strafbaarstelling van oplichting gaat om gevallen waarin de verdachte bij een ander door een specifieke, voldoende ernstige vorm van bedrieglijk handelen een onjuiste voorstelling van zaken in het leven wil roepen teneinde daarvan misbruik te kunnen maken, brengt mee dat aldus niet slechts het vertrouwen wordt beschermd van die ander tegen vermogensnadeel dat hij lijdt, maar ook meer algemeen het vertrouwen dat het publiek ten behoeve van het maatschappelijk en economisch verkeer tot op zekere hoogte mag stellen in de oprechtheid waarmee anderen aan dit verkeer deelnemen (zie ook: ECLI:NL:HR:2012:BX0806) ”
3.4.3
De overwegingen van de rechtbank ten aanzien van feit 1 van dagvaarding I
De verdenking
De verdachte wordt ervan verdacht dat zij zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van oplichting van [slachtoffers] en [slachtoffers] heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag van ongeveer € 323.500 en een Rolex horloge dat is aangekocht voor
€ 49.500.
De identiteit van “ [medeverdachte] ” en “ [medeverdachte] ”
Uit hiervoor vermelde verklaringen van [slachtoffers] volgt dat een vrouw, die zich tegenover hem heeft voorgedaan als [medeverdachte] , via de datingsite
www.actief50.nlcontact met hem heeft gelegd, dat zij telefoonnummers hebben uitgewisseld, dat zij telefonisch en in persoon contact met elkaar hebben gehad en dat bij laatstgenoemde ontmoetingen meerdere malen een vrouw aanwezig is geweest die zich tegenover hem heeft voorgedaan als [medeverdachte] .
Gelet op de verklaring die [verdachte] heeft afgelegd over [slachtoffers] (de rechtbank begrijpt: aangever [slachtoffers] ), dat zij ter terechtzitting heeft toegegeven dat zij onder de naam [medeverdachte] via WhatsApp contact heeft gehad met [slachtoffers] , de foto van het profiel van [medeverdachte] die in de telefoon van [verdachte] is aangetroffen en de omstandigheid dat [slachtoffers] heeft verklaard dat dit het profiel van [medeverdachte] is, concludeert de rechtbank dat [verdachte] de vrouw is die zich tegenover [slachtoffers] heeft voorgedaan als [medeverdachte] .
Gelet op de omstandigheid dat [slachtoffers] heeft verklaard dat hij meerdere keren geld naar de rekening van “ [medeverdachte] ” over heeft gemaakt en dit de rekening van [medeverdachte] bleek te zijn, concludeert de rechtbank, dat [medeverdachte] de vrouw is die zich tegenover [slachtoffers] heeft voorgedaan als [medeverdachte] .
De afgifte van een geldbedrag van ongeveer € 323.500
Uit de hiervoor vermelde verklaringen van [slachtoffers] , zijn voegingsformulier en de afschriften van zijn rekeningen, blijkt dat [slachtoffers] in de periode van 18 mei 2019 tot en met 20 september 2019 een totaalbedrag van € 324.550 heeft afgegeven, door
€ 36.600 over te maken naar de rekening van [medeverdachte] en € 287.950 aan contant geld te overhandigen aan de verdachte [verdachte] .
Anders dan de raadsman, is de rechtbank van oordeel dat er voldoende steunbewijs in het dossier aanwezig is dat [slachtoffers] contant geld aan [verdachte] heeft afgegeven.
De rechtbank wijst in dit kader op de omstandigheid dat [slachtoffers] in een WhatsAppp-bericht tegen [verdachte] heeft gezegd dat hij geld komt brengen (p. 226). Daarnaast ondersteunt de omstandigheid dat [verdachte] heeft verklaard dat zij een buideltasje van [slachtoffers] cadeau heeft gekregen het verhaal [slachtoffers] over het contantegeld, aangezien [slachtoffers] heeft verklaard dat hij meerdere malen contant geld aan [verdachte] heeft gegeven in een buideltasje.
De afgifte van een Rolex horloge dat is aangekocht voor € 49.500
Uit de hiervoor vermelde verklaringen van [slachtoffers] , in combinatie met het aankoopbewijs van de vestiging van Schaap en Citroen in Den Bosch, volgt dat [slachtoffers] op 1 oktober 2019 een Rolex horloge heeft aangekocht voor € 49.500 van het type Rolex Oyster Perpetual Classic Day-Date 40. Uit voornoemde verklaringen volgt verder dat [slachtoffers] dit horloge in opdracht van [verdachte] heeft opgehaald en afgerekend, dit horloge op 1 oktober 2019 aan haar heeft afgegeven en hij dit horloge heeft aangeschaft zodat [verdachte] dit kon omwisselen in contant geld om daarmee haar schulden af te kunnen lossen.
De aangifte van [slachtoffers] wordt op dit punt ondersteund door het feit dat [verdachte] kort voor de aankoop van het horloge met gebruikmaking van haar telefoon op internet heeft gezocht op “Schaap en Citroen” en hetzelfde type Rolex-horloge als het Rolex dat [slachtoffers] op 1 oktober 2019 bij Schaap en Citroen heeft aangeschaft. Daarnaast heeft [verdachte] een WhatsAppgesprek gevoerd met [slachtoffers] op 1 oktober 2019 over een Rolex horloge, waarin [slachtoffers] aan [verdachte] meldt dat dit horloge binnen is gekomen en zij voor diezelfde dag nog een afspraak met elkaar maken. [verdachte] bericht hem later die dag dat zij dit horloge die dag nog heeft ingewisseld voor geld.
De verklaring van [verdachte] , inhoudende dat zij voornoemde zoekacties op het internet heeft verricht op verzoek van [slachtoffers] omdat hij voor zichzelf een horloge wilde kopen, acht de rechtbank ongeloofwaardig gelet op het voornoemde en de merkwaardige wijze waarop het aankoopproces van het horloge is verlopen (blijkens de verklaring van de medewerker van Schaap en Citroen).
Concluderend is de rechtbank van oordeel, dat er voldoende bewijs aanwezig is dat [slachtoffers] een Rolex horloge dat is aangekocht voor € 49.500 heeft afgegeven aan [verdachte] .
Een tussenconclusie van de rechtbank
Gelet op het voornoemde acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [slachtoffers]
€ 324.550 en een Rolex horloge met een aankoopwaarde van € 49.500 heeft afgegeven.
De oplichtingsmiddelen
Om te komen tot een bewezenverklaring van oplichting is vereist dat de aangever [slachtoffers] is bewogen tot de afgifte van voornoemd geldbedrag en voornoemde Rolex aan [verdachte] en/of haar mededader(s) door ten minste een van de oplichtingsmiddelen die zijn genoemd in de tenlastelegging van feit 1, te weten het aannemen van een valse naam of van een valse hoedanigheid, listige kunstgrepen of een samenweefsel van verdichtsels.
Deze oplichtingsmiddelen zijn in de tenlastelegging nader gespecificeerd in een aantal handelingen welke zijn opgesomd bij acht gedachtestreepjes.
De handelingen die bij het vierde gedachtestreepje staan vermeld
De raadsman heeft aangevoerd dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is dat de verdachte de handelingen heeft verricht die bij het vierde gedachtestreepje staan vermeld.
Bij het vierde gedachtestreepje staat vermeld:
“die [slachtoffers] meermalen, althans eenmaal, te laten bellen door iemand die zich onder de naam [medeverdachte] heeft voorgedaan als budgetcoach van verdachte, en/of haar mededaders, althans van degene die zich voordeed als [medeverdachte] en/of die [slachtoffers] te doen geloven dat verdachte althans degene die zich voordeed als [medeverdachte] , een (zekere [medeverdachte] als) budgetcoach had”.
Omtrent dit verweer overweegt de rechtbank het volgende.
In een WhatsAppgesprek dat op 1 oktober 2019 tussen [slachtoffers] en [verdachte] heeft plaatsgevonden, zegt [verdachte] tegen [slachtoffers] dat de boete toch is verhoogd, dat [medeverdachte] bij haar was, dat zij en [medeverdachte] van plan waren om [slachtoffers] samen te bellen, dat zij om advies aan [medeverdachte] heeft gevraagd, dat [medeverdachte] in bezwaar is gegaan en dat [medeverdachte] heeft gezegd dat het vrijdag betaald wordt en alles uit heeft gelegd, maar dat zij toch geen verlenging krijgt. Verder is van belang dat [slachtoffers] heeft verklaard dat [medeverdachte] hem belde met het telefoonnummer [mobiele nummer] , terwijl [verdachte] heeft verklaard dat dit haar nieuwe telefoonnummer is. De rechtbank is van oordeel dat dit voldoende steun biedt aan de aangifte van [slachtoffers] dat hij meerdere malen door een persoon is gebeld die zich onder de naam [medeverdachte] heeft voorgedaan als de budgetcoach van [verdachte] en dat [verdachte] hem deed geloven dat zij een zekere [medeverdachte] als budgetcoach had.
De handelingen die bij de overige gedachtestreepjes staan vermeld
Gelet op de hiervoor genoemde bewijsmiddelen die betrekking hebben op [slachtoffers] , de hiervoor vermelde verklaring van [verdachte] , de hiervoor vermelde verklaringen van [medeverdachte] en hetgeen de rechtbank hiervoor heeft overgewogen ten aanzien van de door [slachtoffers] afgegeven goederen, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de bij deze gedachtestreepjes vermelde handelingen zijn verricht.
Is [slachtoffers] door eerdergenoemde handelingen bewogen tot de afgifte van goederen?
[verdachte] sprak veelvuldig met [slachtoffers] over “haar schulden”. [verdachte] deed [slachtoffers] geloven dat zij onder bewind stond, dat zij een budgetcoach had om haar te helpen met haar schulden, waaronder diverse bekeuringen, dat die boetes dreigden te worden verhoogd en dat zij vanwege die boetes dreigde te worden gegijzeld. Daarnaast is [slachtoffers] meerdere malen gebeld door iemand die zich onder de naam [medeverdachte] heeft voorgedaan als de budgetcoach van [verdachte] en met [slachtoffers] wilde spreken over “de schulden” van [verdachte] . Gelet op deze omstandigheden, concludeert de rechtbank dat bij [slachtoffers] de indruk is gewekt dat [verdachte] in een penibele situatie verkeerde wegens haar schulden.
Daarnaast is bij [slachtoffers] de indruk gewekt dat [verdachte] een relatie met hem wilde aangaan. [verdachte] heeft via een datingsite contact gezocht met [slachtoffers] en in haar contactprofiel op deze datingsite vermeld dat zij op zoek is naar iemand om een relatie mee op te bouwen. Daarnaast heeft zij berichtjes met hartjes en kusjes naar [slachtoffers] gestuurd, meerdere malen met hem gebeld en geappt, meerdere malen met hem afgesproken en heeft zij gezegd dat zij graag bij hem wilde zijn en dat zij een mooi leven voor hen beiden zag als ze uit de schulden was.
Bij [slachtoffers] is aldus de indruk gewekt dat [verdachte] in een penibele situatie verkeerde wegens haar schulden en dat [verdachte] een relatie met [slachtoffers] wilde aangaan.
Tegelijkertijd is niet gebleken dat [verdachte] daadwerkelijk in een penibele situatie verkeerde door schulden. [verdachte] ontving geld van meerdere mannen die zij via een datingsite heeft leren kennen. Over het geld dat zij van een van die mannen heeft ontvangen, heeft zij verklaard dat zij denkt dat zij dit geld heeft uitgegeven aan gewone levensdingen zoals eten en spullen. Op de vraag waarom zij dit geld nodig had, heeft zij verklaard:
“Ik had het gewoon voor onszelf nodig. De schulden aflossen dat liep al ik had spullen nodig voor onszelf.”Ook heeft [verdachte] verklaard dat zij Paysafe-kaarten heeft aangekocht met het geld van de mannen waar zij geld van kreeg. [slachtoffers] heeft daarnaast nooit bewijzen gezien dat [verdachte] daadwerkelijk in een penibele situatie verkeerde vanwege haar schulden.
Dat [verdachte] enige serieuze interesse had om een relatie met [slachtoffers] aan te gaan blijkt ook niet uit het dossier. Blijkens de verklaringen van [slachtoffers] gedroeg zij zich tijdens hun afspraakjes vaak afstandelijk, zijn nooit intiem met elkaar geweest en ging het tijdens hun WhatsAppcontact meestal over geld. In de periode dat zij contact had met [slachtoffers] was zij bovendien al getrouwd met een andere man, namelijk de zoon van medeverdachte [medeverdachte] .
De rechtbank concludeert dat bij [slachtoffers] ten onrechte de indruk gewekt dat [verdachte] in een penibele situatie verkeerde vanwege haar schulden en een relatie met [slachtoffers] aan wilde gaan en is bij hem aldus een onjuiste voorstelling van zaken in het leven geroepen om hem te bewegen tot afgifte van goederen.
Uit voornoemde verklaringen van [slachtoffers] , volgt dat [slachtoffers] geloofde dat [verdachte] werkelijk in een penibele situatie verkeerde en dat zij een relatie met hem wilde aangaan en dat hij haar om die reden wilde helpen met haar schulden en eerdergenoemde goederen heeft afgegeven. De rechtbank concludeert dan ook dat [slachtoffers] door de bij hem in het leven geroepen onjuiste voorstelling van zaken is bewogen tot de afgifte van goederen.
Deze onjuiste voorstelling van zaken is bij hem in het leven geroepen met als enige doel om daarvan misbruik te kunnen maken, namelijk om hem te bewegen om geld en een horloge af te geven. De rechtbank leidt dit af uit gebrek aan affectie dat [verdachte] tegenover [slachtoffers] toonde als zij elkaar zagen en het feit dat zij veelvuldig en meestal met hem sprak over geld/haar schulden.
De handelingen waardoor [slachtoffers] is bewogen tot de afgifte van goederen beschouwt de rechtbank als een ernstige vorm van bedrieglijk handelen, omdat dit handelen niet slechts heeft bestaan uit een enkele onware mededeling, maar uit een opeenstapeling van leugens. Gelet hierop acht de rechtbank bewezen dat sprake is geweest van een samenweefsel van verdichtsels waardoor [slachtoffers] is bewogen tot de afgifte van goederen.
Ook acht de rechtbank bewezen dat [slachtoffers] is bewogen tot de afgifte van deze goederen door het oplichtingsmiddel “het aannemen van een valse hoedanigheid”. Ter ondersteuning van het onware verhaal dat [verdachte] in een penibele situatie verkeerde vanwege haar schulden, is namelijk een zekere [medeverdachte] ingeschakeld die meerdere malen naar [slachtoffers] heeft gebeld om te praten over “de schulden” van [verdachte] . Die [medeverdachte] heeft daarbij een valse hoedanigheid aangenomen, omdat hij zich valselijk heeft voorgedaan als de budgetcoach van [verdachte] .
Medeplegen
De verdachte wordt verweten dat zij dit oplichtingsfeit tezamen en in vereniging met (een) ander(en) heeft gepleegd en dat zij zich aldus schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van oplichting.
Van medeplegen is sprake als twee of meer personen gezamenlijk een strafbaar feit plegen.
Medeplegen vereist nauwe en bewuste samenwerking. Dit houdt in dat de medeplegers opzettelijk - willens en wetens - samenwerken tot het verrichten van de delictueuze gedraging. Niet nodig is dat alle medeplegers uitvoeringshandelingen verrichten, maar de samenwerking moet wel intensief zijn, dit om medeplegen van medeplichtigheid te onderscheiden.
De rol van [verdachte] is in het voorgaande reeds beschreven. Door haar handelen verkeerde [slachtoffers] ten onrechte in de veronderstelling dat zij in een penibele situatie verkeerde wegens haar schulden en dat zij met hem een relatie aan wilde gaan. [medeverdachte] heeft een belangrijke bijdrage geleverd bij de instandhouding van deze onjuiste voorstelling van zaken die [verdachte] in het leven had geroepen bij [slachtoffers] .
Zij is diverse malen aanwezig geweest bij ontmoetingen die tussen [verdachte] en [slachtoffers] hebben plaatsgevonden , heeft haar woning ter beschikking gesteld voor deze ontmoetingen en heeft haar bankrekening ter beschikking gesteld.
Door haar huis ter beschikking te stellen hielp zij om de illusie in stand te houden dat [verdachte] een relatie met [slachtoffers] aan wilde gaan. [verdachte] kon [slachtoffers] immers niet in haar eigen woning ontvangen, omdat [slachtoffers] er dan waarschijnlijk achter zou komen dat zij getrouwd was en dus helemaal geen intentie had om een relatie met hem aan te gaan. Door haar woning ter beschikking te stellen heeft [medeverdachte] daarnaast bijgedragen aan de instandhouding van de leugen dat [verdachte] schulden had, omdat [verdachte] tegen [slachtoffers] had verteld dat zij bij [medeverdachte] inwoonde omdat ze schulden had.
[medeverdachte] heeft daarnaast een bijdrage geleverd aan de oplichting door haar bankrekening ter beschikking te stellen aan [verdachte] , zodat [verdachte] dit rekeningnummer door kon geven aan [slachtoffers] en [slachtoffers] vervolgens geld hiernaar kon overmaken. Ten slotte heeft [medeverdachte] blijkens de verklaring van [verdachte] een bijdrage geleverd aan dit feit door het geld dat [slachtoffers] over had gemaakt naar haar bankrekening mede door anderen van haar rekening te laten pinnen, zoals [verdachte] heeft verklaard. Dit blijkt ook uit de beelden van de pintransacties die door de ABN AMRO bank zijn verstrekt en waarop te zien is dat familieleden van [medeverdachte] geldbedragen opnemen met gebruikmaking van een pas van de rekening van [medeverdachte] . Op 30 april 2019, kort nadat [slachtoffers] daarop grote bedragen stortte, heeft [medeverdachte] zelf een geldbestelling van € 9.990 opgehaald.
Gelet op het voornoemde feiten en omstandigheden, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat tussen [verdachte] en [medeverdachte] sprake was van nauwe en bewuste samenwerking bij de oplichting van [slachtoffers] en dat beide verdachten daarbij een rol van betekenis hebben gehad.
Concluderend acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van oplichting van [slachtoffers] en dat hij in dat is bewogen tot de afgifte van € 324.550 en een Rolex horloge dat is aangekocht voor
€ 49.500.
3.4.4
De overwegingen van de rechtbank ten aanzien van het feit dat op de parallelle dagvaarding is vermeld
De verdenking
De verdachte wordt ervan verdacht dat zij zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van oplichting van [slachtoffers] , [slachtoffers] en [slachtoffers] en hen in dit kader heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag.
De conclusies van de rechtbank op basis van de bewijsmiddelen
Uit de hiervoor vermelde bewijsmiddelen die betrekking hebben op de aangevers [slachtoffers] , [slachtoffers] en [slachtoffers] en de hiervoor vermelde verklaring van de verdachte [verdachte] , leidt de rechtbank het volgende af.
Aangevers [slachtoffers] , [slachtoffers] en [slachtoffers] zijn via een datingsite in contact zijn gekomen met een vrouw. Deze vrouw heeft zich tegenover [slachtoffers] voorgedaan als [medeverdachte] en tegenover [slachtoffers] en [slachtoffers] als [medeverdachte] . Deze [medeverdachte] en [medeverdachte] bleken in werkelijkheid de verdachte [verdachte] te zijn.
Deze aangevers waren in de veronderstelling dat [verdachte] samenwoonde met [medeverdachte] in de woning gelegen aan de [adres 2] te Utrecht.
[slachtoffers] heeft een keer in persoon met [verdachte] afgesproken in die woning. [medeverdachte] was bij deze afspraak aanwezig.
[slachtoffers] heeft meerdere keren in persoon met [verdachte] afgesproken. [medeverdachte] is bij een aantal van deze afspraken aanwezig geweest, te weten bij twee afspraken die plaats hebben gevonden in haar woning. Tijdens een van deze afspraken is zij samen met [slachtoffers] en [verdachte] naar een pinautomaat gereden, alwaar [slachtoffers] € 3.000 heeft gepind en dit daarna aan [verdachte] heeft afgegeven.
Ook [slachtoffers] heeft meerdere keren in persoon met [verdachte] afgesproken, waaronder in de woning van [medeverdachte] in Utrecht. [medeverdachte] was bij deze ontmoetingen aanwezig. Zij is ook met [verdachte] meegegaan naar de woning van [slachtoffers] en heeft daar samen met [verdachte]
€ 10.000 van [slachtoffers] in ontvangst genomen.
[slachtoffers] heeft in de periode van 29 december 2018 tot en met 13 februari 2019 een totaalbedrag van € 17.500 afgegeven, door € 2.500 over te maken naar de rekening van [medeverdachte] , € 8.000 over te maken naar de rekening van [betrokkene] en € 7.000 contant te geven aan [verdachte] .
[slachtoffers] heeft op 14 februari 2019 € 1.500 afgegeven, door dit bedrag over de maken naar
de bankrekening van [medeverdachte] .
[slachtoffers] heeft in de periode van 17 maart 2019 tot en met 25 mei 2019 € 31.000 afgegeven, door € 21.000 over te maken naar de bankrekening van [medeverdachte] en € 10.000 contant te geven aan [verdachte] en [medeverdachte] .
De rechtbank acht aldus wettig en overtuigend bewezen dat [slachtoffers] € 17.500 heeft afgegeven, [slachtoffers] € 1.500 heeft afgegeven en [slachtoffers] € 31.000 heeft afgegeven.
Bij de aangevers werd de indruk gewekt dat [verdachte] in een penibele situatie verkeerde wegens haar schulden. Ter onderbouwing van dit verhaal vertelde [verdachte] diverse leugens. Zij vertelde alle aangevers dat zij schulden had. [slachtoffers] en [slachtoffers] deed zij geloven dat zij gegijzeld zou worden als zij haar niet schulden niet (tijdig) af zou betalen. Voor dit verhaal werd ook een derde ingeschakeld. In het geval van [slachtoffers] is een man ingeschakeld die zich onder de naam van [betrokkene] heeft voorgedaan als de budgetbeheerder van [verdachte] en hem meermalen heeft gevraagd of hij geld kon overmaken. Volgens “ [betrokkene] ” was er geld nodig omdat er borg betaald moest worden voor een nieuwe woning en nieuwe meubels voor [verdachte] . Uit de aangifte van [betrokkene] blijkt dat deze zijn bankrekening in goed vertrouwen ter beschikking heeft gesteld en dat daarop betalingen binnenkwamen van [slachtoffers] .
In het geval van [slachtoffers] is een man ingeschakeld die zich heeft voorgedaan als een medewerker van het CJIB. Deze man vertelde [slachtoffers] dat [medeverdachte] een grote schuld had en dat zij moest betalen.
In het geval van [slachtoffers] is een man ingeschakeld, ene [medeverdachte] , die hem vertelde dat [medeverdachte] in hechtenis was genomen omdat ze haar schulden niet af kon betalen en vroeg [slachtoffers] of hij haar wilde helpen. [slachtoffers] dacht dat [medeverdachte] een echte beheerder (de rechtbank begrijpt: een echte budgetcoach) was.
Bij aangever [slachtoffers] is daarnaast de indruk gewekt dat [verdachte] een relatie met hem aan wilde gaan. Het contact tussen [slachtoffers] en [verdachte] kwam (net als bij de andere aangevers) tot stand via een datingsite. [slachtoffers] was via deze site op zoek naar een relatie. [verdachte] heeft [slachtoffers] meerdere malen gebeld en geappt, meerdere malen met hem afgesproken en meerdere malen gezegd dat zij graag een relatie met hem wilde, dat zij hem een lieve man vond en dat zij van hem hield.
Bij de aangevers is aldus de indruk gewekt dat [verdachte] in een penibele situatie verkeerde wegens haar schulden en is bij aangever [slachtoffers] daarnaast nog de indruk gewekt dat [verdachte] een relatie met hem aan wilde gaan.
Tegelijkertijd is niet gebleken dat [verdachte] daadwerkelijk in een penibele situatie verkeerde door schulden. [verdachte] ontving geld van meerdere mannen die zij via een datingsite heeft leren kennen. Over het geld dat zij van een van die mannen heeft ontvangen, te weten aangever [slachtoffers] , heeft zij verklaard dat zij denkt dat zij dit geld heeft uitgegeven aan gewone levensdingen zoals eten en spullen. Op de vraag waarom zij dit geld nodig had, heeft zij verklaard:
“Ik had het gewoon voor onszelf nodig. De schulden aflossen dat liep al ik had spullen nodig voor onszelf.”Ook heeft [verdachte] verklaard dat zij Paysafe-kaarten heeft aangekocht met het geld van de mannen waar zij geld van kreeg.
De aangevers hebben daarnaast ook nooit bewijzen gezien dat [verdachte] daadwerkelijk in een penibele situatie verkeerde vanwege haar schulden.
Dat [verdachte] enige serieuze interesse had om een relatie met [slachtoffers] aan te gaan blijkt ook niet uit het dossier. Blijkens de verklaringen van [slachtoffers] hebben zij nooit seks met elkaar gehad en was [medeverdachte] bij nagenoeg alle afspraken die [verdachte] en [slachtoffers] met elkaar hebben gehad aanwezig. In de periode dat zij contact had met [slachtoffers] was zij bovendien al getrouwd met een andere man.
De rechtbank concludeert dat bij alle aangevers valselijk de indruk is gewekt dat [verdachte] in een penibele situatie verkeerde en daarom dringend geld nodig had ter betaling van allerlei zaken waaronder haar schulden en dat bij aangever [slachtoffers] daarnaast valselijk de indruk is gewekt dat [verdachte] een relatie met hem aan wilde gaan. Gelet hierop is bij alle aangevers een onjuiste voorstelling van zaken in het leven geroepen.
Uit de verklaringen van aangevers blijkt dat zij zijn bewogen tot de afgifte van een of meerdere geldbedragen door die onjuiste voorstelling van zaken die de verdachte in het leven riep.
Aangever [slachtoffers] heeft verklaard dat [medeverdachte] hem vertelde dat ze een schuld moest afbetalen, dat als ze niet tijd zou betalen dat ze de gevangenis dan in zou gaan en dat hij denkt dat hij haar geld heeft gegeven om haar uit de gevangenis te houden.
Aangever [slachtoffers] heeft verklaard dat dat [medeverdachte] tegen hem gezegd had dat ze parkeerboetes had, dat ze € 4.000 moest betalen en dat als ze dit niet deed, ze zou worden opgepakt door de politie en dat hij dit geloofwaardig vond. Nadat aan hem is gevraagd wat de middelen zijn geweest waardoor hij is bewogen tot het vertrekken van geld en wat de kern van de oplichting is geweest, heeft hij verklaard dat hij in het begin niet wist dat het om oplichting ging, dat ze ( [medeverdachte] ) zei dat ze een relatie met hem wilde, dat ze hem een lieve man vond en dat het haar niet uitmaakte dat hij veel ouder dan haar was. Ze zei dit in het begin al tegen [slachtoffers] toen hij bij haar thuis was. Als ze hem belde zei ze ook: “Ik hou van jou.”.
Nadat aan aangever [slachtoffers] door de rechter-commissaris is gevraagd waarom hij bereid was om met de dame die hij via een datingsite had leren kennen te praten over schuldenproblematiek, verklaarde hij dat hij zich aangesproken voelde omdat zij aangaf dat het voor haar zo bedreigend was. Zij speelde het heel gewiekst en goed, alsof het een levensechte kwestie was. Dat is de reden dat hij daarop is ingegaan.
De handelingen waardoor de aangevers zijn bewogen tot de afgifte van geld beschouwt de rechtbank als een ernstige vorm van bedrieglijk handelen omdat dit handelen niet slechts heeft bestaan uit een enkele onware mededeling, maar uit een opeenstapeling van leugens. Gelet hierop acht de rechtbank bewezen dat sprake is geweest van een samenweefsel van verdichtsels waardoor zij zijn bewogen tot de afgifte van geld.
Ook acht de rechtbank bewezen dat de aangevers zijn bewogen tot de afgifte van dit geld door het oplichtingsmiddel “het aannemen van een valse hoedanigheid”.
Ter ondersteuning van het onware verhaal dat [verdachte] in een penibele situatie verkeerde vanwege haar schulden is namelijk in alle gevallen een man ingeschakeld die de aangevers in het kader van “haar schulden” meerdere malen heeft gebeld en zich daarbij ofwel valselijk voor heeft gedaan als budgetbeheerder (in de gevallen van [slachtoffers] en [slachtoffers] ) ofwel zich daarbij valselijk voor heeft gedaan als medewerker van het CJIB (in het geval van Hertog).
Concluderend acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de aangevers [slachtoffers] , [slachtoffers] en [slachtoffers] zijn opgelicht.
Medeplegen
De verdachte wordt verweten dat zij dit oplichtingsfeit tezamen en in vereniging met (een) ander(en) heeft gepleegd en dat zij zich aldus schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van oplichting.
Van medeplegen is, zoals eerder aangegeven, sprake als twee of meer personen gezamenlijk een strafbaar feit plegen. Medeplegen vereist nauwe en bewuste samenwerking. Dit houdt in dat de medeplegers opzettelijk - willens en wetens - samenwerken tot het verrichten van de delictueuze gedraging. Niet nodig is dat alle medeplegers uitvoeringshandelingen verrichten, maar de samenwerking moet wel intensief zijn, dit om medeplegen van medeplichtigheid te onderscheiden.
De rol van [verdachte] is in het voorgaande reeds beschreven. Zoals eerder aangegeven verkeerden de aangevers ten onrechte in de veronderstelling dat [verdachte] in een penibele situatie verkeerde wegens haar schulden en verkeerde aangever [slachtoffers] daarnaast ten onrechte in de veronderstelling dat [verdachte] een relatie met hem wilde aangaan.
[medeverdachte] heeft een belangrijke bijdrage geleverd bij de instandhouding van deze onjuiste voorstelling van zaken die [verdachte] in het leven had geroepen bij de aangevers door [verdachte] te vergezellen bij ontmoetingen die [verdachte] met de aangever had, haar woning ter beschikking te stellen voor een aantal van deze ontmoetingen en heeft haar bankrekening ter beschikking gesteld.
Door haar huis ter beschikking te stellen hielp [medeverdachte] om de illusie in stand te houden dat [verdachte] in een penibele situatie verkeerde wegens haar schulden omdat daardoor de aangevers daardoor het idee kregen dat [verdachte] bij haar moest wonen vanwege haar slechte financiële situatie. Door haar huis ter beschikking te stellen hielp zij daarnaast mee om de illusie in stand te houden dat [verdachte] een relatie met [slachtoffers] aan wilde gaan. Zij kon [slachtoffers] immers niet in haar eigen woning ontvangen, omdat [slachtoffers] er dan waarschijnlijk achter zou komen dat zij getrouwd was en dus helemaal geen intentie had om een relatie met hem aan te gaan.
[medeverdachte] heeft daarnaast een bijdrage geleverd aan dit oplichtingsfeit door haar bankrekening voor dit feit ter beschikking te stellen. Alle aangevers hebben in het kader van dit oplichtingsfeit, een of meerdere geldbedragen overgemaakt naar haar bankrekening. Ten slotte heeft [medeverdachte] een bijdrage geleverd aan dit feit door geld dat de aangevers over hadden gemaakt naar haar bankrekening door anderen van haar rekening te laten pinnen. Dit blijkt ook uit de beelden van de pintransacties die door de ABN AMRO bank zijn verstrekt, waarop te zien is dat familieleden van [medeverdachte] geldbedragen opnemen met gebruikmaking van een pas van de rekening van [medeverdachte] . Op 30 april 2019, kort nadat [slachtoffers] daarop grote bedragen stortte, heeft [medeverdachte] zelf een geldbestelling van € 9.990 opgehaald.
Gelet op het voornoemde feiten en omstandigheden, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat tussen [verdachte] en [medeverdachte] sprake was van nauwe en bewuste samenwerking bij de oplichting van [slachtoffers] , [slachtoffers] en [slachtoffers] en dat beide verdachten daarbij een rol van betekenis hebben gehad.
Concluderend acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van oplichting van [slachtoffers] , [slachtoffers] en [slachtoffers] en dat [slachtoffers] in dat kader is bewogen tot de afgifte van € 17.500, [slachtoffers] is bewogen tot de afgifte van € 1.500 en [slachtoffers] is bewogen tot de afgifte van € 31.000.
3.4.5
De overwegingen van de rechtbank ten aanzien van feit 2 van dagvaarding I
3.4.5.1 Het juridisch kader van witwassen
Om tot een bewezenverklaring van witwassen te kunnen komen, dient in ieder geval te worden bewezen dat het ten laste gelegde witwasvoorwerp in kwestie geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf. Dit kan ook een eigen misdrijf betreffen.
In zijn arrest van 18 december 2018, ECLI:NL:HR:2018:2352 heeft de Hoge Raad zijn eerdere rechtspraak over het bestanddeel “afkomstig is uit enig misdrijf”, zoals dat voorkomt in de witwasbepalingen (art. 420bis e.v. Sr), als volgt samengevat:
“… Dat een voorwerp "afkomstig is uit enig misdrijf", kan, indien op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen met een bepaald misdrijf, niettemin bewezen worden geacht indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is. Het is daarbij aan het openbaar ministerie bewijs aan te dragen van dergelijke feiten en omstandigheden.
(…)
Indien de door het openbaar ministerie aangedragen feiten en omstandigheden een vermoeden rechtvaardigen dat het niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is. De omstandigheid dat zo een verklaring van de verdachte mag worden verlangd, houdt niet in dat het aan de verdachte is om aannemelijk te maken dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is.
(….)
Indien een dergelijke verklaring uitblijft, mag de rechter die omstandigheid betrekken in zijn overwegingen omtrent het bewijs.”
3.4.5.2 Een kort overzicht van de concrete witwasverdenking
Kort samengevat wordt de verdachte verweten dat zij zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van gewoontewitwassen van:
  • (1) Een geldbedrag van ongeveer € 323.500 van aangever [slachtoffers] ;
  • (2) Een Rolex horloge;
  • (3) Een Rolex chocolate leather wallet purse;
  • (4) Een geldbedrag van ongeveer € 51.000 van aangevers [slachtoffers] , [slachtoffers]
en [slachtoffers] ;
  • (5) Een Volkswagen Passat [kenteken] );
  • (6) Een vuurwapen van het merk Glock met in totaal ongeveer 43 scherpe patronen;
  • (7) Een Rolex horloge ( [nummer] );
  • (8) Een geldbedrag van € 225,40
  • (9) Een autosleutel van een Bentley (goednummer [nummer] );
  • (10) Een Cartier horloge ( [nummer] )
  • (11) Een Rolex horloge ( [nummer] )
  • (12) Meerdere gouden sieraden;
  • (13) Een geldbedrag van € 7.400,00.
3.4.5.3 De onder 1 t/m 4 genummerde voorwerpen
De onder 1, 2 en 4 genummerde voorwerpen
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van oplichting van [slachtoffers] (zie paragraaf 3.4.3). In het kader van dit oplichtingsfeit is [slachtoffers] bewogen tot de afgifte van € 324.550 en een Rolex horloge.
De rechtbank acht daarnaast bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van oplichting van de aangevers [slachtoffers] , [slachtoffers] en [slachtoffers] (zie paragraaf 3.4.4). In het kader van dit feit is [slachtoffers] bewogen tot de afgifte van € 17.500, [slachtoffers] bewogen tot de afgifte van € 1.500 en is [slachtoffers] bewogen tot de afgifte van € 31.000.
Deze aangevers zijn aldus bewogen tot de afgifte van in totaal € 50.000 door het oplichtingsfeit waaraan de verdachte zich schuldig heeft gemaakt.
Het geldbedrag van € 324.550 (ten laste gelegd als ‘ongeveer € 323.500,00’) van aangever [slachtoffers] , het Rolex horloge en het geldbedrag van € 50.000, (ten laste gelegd als ‘ongeveer € 51.500’), afkomstig van aangevers [slachtoffers] , [slachtoffers] en [slachtoffers] , zijn aldus afkomstig uit eigen misdrijven, namelijk uit de oplichtingsfeiten waaraan [verdachte] zich samen met [medeverdachte] schuldig heeft gemaakt. Door deze misdrijven samen te plegen hebben zij deze voorwerpen samen verworven en voorhanden gekregen.
De rechtbank acht daarom wettig en overtuigd bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van eenvoudig witwassen van € 324.550 afkomstig van [slachtoffers] , een Rolex horloge dat is aangekocht voor € 49.500 en € 50.000, afkomstig van aangevers [slachtoffers] , [slachtoffers] en [slachtoffers] ,
Het onder 3 genummerde voorwerp
Uit de bon van het Rolex horloge dat [slachtoffers] aan [verdachte] heeft afgegeven, blijkt dat [slachtoffers] bij de aankoop daarvan, een “Rolex chocolate leather wallet purse” als cadeau heeft gekregen. Het ligt voor de hand dat [slachtoffers] dit voorwerp samen met eerdergenoemd Rolex horloge aan [verdachte] heeft afgegeven, omdat hij dit horloge in opdracht van haar heeft gekocht en op dezelfde dag direct aan haar heeft afgegeven (zie ook paragraaf 3.4.3). In het dossier is echter geen bewijs aanwezig dat [medeverdachte] en/of [verdachte] dit voorwerp daadwerkelijk op enig moment voorhanden heeft/hebben gekregen, noch dat zij enige witwashandeling hebben verricht met betrekking tot dit voorwerp.
De rechtbank zal de verdachte daarom vrijspreken van het medeplegen van het witwassen van dit voorwerp.
3.4.5.4 De onder 8 en 13 genummerde voorwerpen
Het onder 8 genummerde voorwerp betreft een geldbedrag van € 225,40 dat is aangetroffen in de woning van [medeverdachte] . Dit geldbedrag bestaat onder meer uit een biljet van € 200 Het onder 13 genummerde voorwerp betreft een geldbedrag van € 7.400 dat is aangetroffen in de woning van [verdachte] .
De rechtbank heeft geen aanwijzingen aangetroffen dat de verdachte een witwashandeling heeft verricht met de € 25,40 die naast het biljet van biljet van € 200 in de woning van [medeverdachte] is aangetroffen en zal haar om die reden partieel vrijspreken van het medeplegen van het witwassen van € 25,40.
In het kader van de herkomst van de overige geldbedragen, acht de rechtbank het volgende van belang.
Nadat [slachtoffers] van zijn advocaat had gehoord dat er een groot geld bedrag was aangetroffen bij een van de verdachten, ongeveer € 7.400 bestaande uit een groot aantal biljetten van € 200, heeft hij verklaard dat dit geld van hem zou zijn omdat hij " [medeverdachte] " (de rechtbank begrijpt: verdachte [verdachte] ) een groot geldbedrag had gegeven in coupures van € 200.
Op basis van deze verklaring concludeert de rechtbank het geldbedrag dat bij [verdachte] is aangetroffen en de coupure van € 200 die bij [medeverdachte] is aangetroffen, afkomstig zijn uit de oplichting van [slachtoffers] .
Omdat het geldbedrag dat [slachtoffers] in het kader van dit oplichtingsfeit heeft afgedragen al in de tenlastelegging is vermeld onder het onder 1 genummerde voorwerp (en dus als medeplegen van eenvoudig witwassen wordt gekwalificeerd) en gelet op eerdergenoemde partiële vrijspraak, zal de rechtbank de in deze paragraaf aan de orde zijnde geldbedragen wegstrepen uit de bewezenverklaring.
3.4.5.5 De onder 5, 6, 7 en 9 genummerde voorwerpen
Het onder 5 genummerde voorwerp, te weten een Volkswagen Passat, staat op naam van
[medeverdachte] . De overige voorwerpen zijn aangetroffen in de woning van [medeverdachte] .
De rechtbank heeft onvoldoende aanwijzingen in het dossier aangetroffen dat [verdachte] , al dan niet tezamen in een vereniging met een ander of anderen, enige witwashandeling heeft verricht met betrekking tot deze voorwerpen. Zij zal [verdachte] dan ook partieel vrijspreken van het medeplegen van het witwassen van deze voorwerpen.
3.4.5.6 De onder 10 t/m 12 genummerde voorwerpen
Deze voorwerpen betreffen een Cartier horloge (10), en Rolex horloge (11) en meerdere gouden sieraden (12).
De rechtbank overweegt dat op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband kan worden gelegd tussen voornoemde horloges en een of meer bepaalde misdrijven. Dat deze horloges uit enig misdrijf afkomstig zijn, kan niettemin bewezen worden geacht indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat deze horloges uit enig misdrijf afkomstig zijn.
In dit kader acht de rechtbank van belang dat de verdachte een laag besteedbaar inkomen heeft en nauwelijks vermogen. De aanzienlijk waarde van deze voorwerpen in verhouding tot de geringe inkomsten van de verdachte rechtvaardigen naar het oordeel van de rechtbank het vermoeden dat deze horloges uit enig misdrijf afkomstig zijn. Gelet hierop, mag van de verdachte worden verlangd dat zij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft voor de herkomst van deze voorwerpen.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte een voldoende aannemelijke verklaring heeft gegeven voor de herkomst van de goederen die in haar woning zijn aangetroffen en als witwasvoorwerpen op de tenlastelegging zijn vermeld.
De raadsman wijst in dit kader op de omstandigheid dat de verdachte heeft verklaard dat zij een auto-ongeluk heeft gehad en daarom een schadevergoeding van € 25.000 heeft ontvangen en dat zij gedurende een aantal geld heeft opgespaard dat zij als kinderbijslag heeft ontvangen. Uit de verklaring die de verdachte bij de politie heeft afgelegd leidt de rechtbank af dat de verdachte gedurende twee jaar een bedrag van € 2.000 per kwartaal aan kinderbijslag zou hebben gespaard en zij in dit kader aldus in totaal € 16.000 zou hebben gespaard.
Dat de verdachte inderdaad een schadevergoeding heeft ontvangen, blijkt uit de vaststellingsovereenkomst van een auto-ongeluk waarbij zij betrokken is geweest.
Gelet op haar beperkte inkomsten, acht de rechtbank het echter onaannemelijk dat zij gedurende een periode van twee jaren € 2.000,00 per kwartaal heeft kunnen sparen van haar legale inkomsten.
De vraag is of de verdachte de horloges zou kunnen hebben aangeschaft met de door haar ontvangen schadevergoeding. De rechtbank concludeert dat dit niet mogelijk is, omdat de tweedehandswaarde van deze horloges, te weten in totaal € 37.500, het
schadevergoedingsbedrag van € 25.000,00 ruim te boven gaat.
Dat de verdachte beide horloges heeft aangeschaft met dit schadevergoedingsbedrag acht de rechtbank dan ook niet aannemelijk geworden.
De verdachte heeft aldus geen aannemelijke verklaring kunnen geven voor de legale herkomst van deze horloges. Gelet hierop in combinatie met de aanzienlijk waarde van deze voorwerpen in verhouding tot de geringe inkomsten van de verdachte is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan dan dat deze horloges geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - uit enig misdrijf afkomstig zijn. Gelet op de hoge waarde van deze horloges had de verdachte redelijkerwijs moeten vermoeden dat deze horloges een illegale herkomst hadden toen zij deze voorhanden kreeg.
Concluderend acht de rechtbank bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het schuldwitwassen van een Cartier horloge en een Rolex horloge. Zij acht niet bewezen dat de verdachte deze horloges
tezamen en in vereniging met (een) anderenheeft witgewassen en zal haar om die reden partieel vrijspreken van het onderdeel van de tenlastelegging dat hier betrekking op heeft.
De rechtbank zal de verdachte tevens vrijspreken van het medeplegen van witwassen van meerdere gouden sieraden (12), omdat op basis van het dossier niet is gebleken dat (het niet anders kan zijn dan dat) deze sieraden uit enig misdrijf afkomstig zijn.
3.4.5.7 Gewoontewitwassen
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte zich meermalen schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van eenvoudig witwassen en schuldwitwassen. Het maken van een gewoonte van het plegen van witwassen, zoals bedoeld in ex artikel 420ter Wetboek van Strafrecht, betreft louter een gekwalificeerde specialis van opzetwitwassen. Dit betekent dat het meermaals plegen van andersoortige witwasfeiten (zoals in dit geval eenvoudig witwassen en schuldwitwassen) niet kan worden gekwalificeerd als gewoontewitwassen. Daarom zal de rechtbank de verdachte vrijspreken van het onderdeel dat “zij van het plegen van dit feit een gewoonte heeft gemaakt”.
3.4.6
De overwegingen van de rechtbank ten aanzien van feit 3 van dagvaarding I
Het juridisch kader van artikel 140 Sr (deelneming aan een criminele organisatie)
Naar vaste rechtspraak is van een criminele organisatie in de zin van artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht sprake als een duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband van twee of meer personen met een bepaalde organisatiegraad bestaat, dat het plegen van misdrijven als oogmerk heeft. Dit samenwerkingsverband kan blijken uit het bestaan van een zekere rolverdeling tussen de verschillende deelnemers. Van een duurzaam, min of meer gestructureerd samenwerkingsverband kan al sprake zijn als er gedurende een vaste periode door bepaalde personen volgens een vast patroon wordt samengewerkt.
Het oordeel van de rechtbank
De verdachte [verdachte] heeft zich samen met de verdachte [medeverdachte] schuldig gemaakt aan de oplichting van vier slachtoffers, te weten aangevers [slachtoffers] , [slachtoffers] , [slachtoffers] en [slachtoffers] (zie paragrafen 3.4.3 en 3.4.4). De rechtbank is van oordeel dat tussen deze twee verdachten sprake is geweest van een duurzaam, min of meer gestructureerd samenwerkingsverband, omdat zij gedurende een vaste periode, te weten ruim 11 maanden, volgens een vast patroon hebben samengewerkt met betrekking tot deze oplichtingsfeiten. De rechtbank wijst in dit kader op de vaste wijze waarop deze oplichtingsfeiten door hen werden gepleegd en de vaste rolverdeling die zij hierbij hebben aangenomen.
[verdachte] zocht via een datingsite eerst contact met het slachtoffer en vroeg al vrij snel tijdens het eerst contact met het slachtoffer om geld om daarmee haar - niet bestaande - schulden te kunnen aflossen. Om een slachtoffer te bewegen geld te geven waarmee deze “schulden” konden worden afgelost, vertelde [verdachte] aan het slachtoffer meerdere leugens.
Ze maakte een slachtoffer bijvoorbeeld wijs dat zij zou worden gegijzeld als zij haar schulden niet af zou betalen. Om het leugenachtige verhaal over de schuldenproblematiek van [verdachte] te onderbouwen, werd vaak gebruik gemaakt van een derde persoon, die zich voordeed als budgetbeheerder van [verdachte] of medewerker van het CJIB en het slachtoffer opbelde om hem te bewegen geld over te maken in verband met de schulden van [verdachte] .
[medeverdachte] hielp [verdachte] bij de oplichting van een slachtoffer door [verdachte] te vergezellen bij ontmoetingen die [verdachte] met een slachtoffer had, haar huis beschikbaar te stellen voor die ontmoetingen en haar bankrekening beschikbaar te stellen. Naar dit rekeningnummer maakte een slachtoffer een of meer geldbedragen over zodat [verdachte] daarmee haar - in werkelijkheid niet bestaande - schulden kon aflossen. Ook heeft [medeverdachte] het geld dat oplichtingsslachtoffers over hadden gemaakt naar haar rekening, door anderen van haar rekening laten pinnen.
Gelet op hetgeen de rechtbank hiervoor heeft overwogen met betrekking tot de oplichtingsfeiten die [verdachte] en [medeverdachte] samen hebben gepleegd, was het doel van deze duurzame en min of meer gestructureerde samenwerking tussen beide verdachten onmiskenbaar het plegen van oplichtingen.
Concluderend acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan deelneming aan een organisatie die tot het oogmerk heeft het plegen van misdrijven, te weten oplichtingen, en dat deze organisatie in ieder geval uit [verdachte] en [medeverdachte] heeft bestaan.
3.4.7
De overwegingen van de rechtbank ten aanzien van feit 4 van dagvaarding I
In de woning van [medeverdachte] is op 9 november 2019 te Utrecht een vuurwapen van het merk Glock en munitie, te weten 43 scherpe patronen aangetroffen. Hoewel uit het dossier blijkt dat [verdachte] in de woning van [medeverdachte] kwam, heeft de rechtbank geen aanwijzingen in het dossier aangetroffen waaruit blijkt dat zij zich bewust was (of had moeten zijn) van de aanwezigheid van het vuurwapen en de munitie in de woning van [medeverdachte] . De rechtbank zal [verdachte] om die reden vrijspreken van het medeplegen van het voorhanden hebben van dit vuurwapen en deze munitie.
3.5
De bewezenverklaring
Ten aanzien van dagvaarding I
De rechtbank verklaart ten aanzien van de verdachte bewezen dat:
1.
zij in de periode van 1 april 2019 tot en met 1 november 2019 in Nederland tezamen en in vereniging met een ander, meermalen, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffers] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten in ieder geval een totaalbedrag van
€ 324.550en een Rolex horloge ( [nummer] )
dat isaangekocht voor € 49.500, door valselijk, listig, bedrieglijk en in strijd met de waarheid:
- via datingsite www.actief50.nl contact te leggen met die [slachtoffers] , zich voor te doen als [medeverdachte] of [medeverdachte] , telefoonnummers uit te wisselen en telefonisch contact te hebben;
- in persoon contact te hebben met die [slachtoffers] en zich daarbij voor te doen als [medeverdachte] of [medeverdachte] ;
- die [slachtoffers] mede te delen en te doen geloven dat zij, verdachte, althans degene die zich voordeed als [medeverdachte] , geld nodig had ter betaling van schulden, waaronder schulden bij het CJIB en ter betaling van (andere) bekeuringen (die dreigden te worden verhoogd en/of waarvoor gijzeling dreigde),
- die [slachtoffers] mede te delen en te doen geloven dat zij, verdachte, althans degene die zich voordeed als [medeverdachte] , onder bewind stond en daarom geen eigen rekening had;
- die [slachtoffers] meermalen, te laten bellen door iemand die zich onder de naam [medeverdachte] heeft voorgedaan als budgetcoach van verdachte, althans degene die zich voordeed als [medeverdachte] , en die [slachtoffers] te doen geloven dat verdachte, althans degene die zich voordeed als [medeverdachte] , een zekere [medeverdachte] als budgetcoach had;
- die [slachtoffers] meermalen geld over te laten maken op één bankrekeningnummer en contante geldbedragen te laten verstrekken aan verdachte, althans aan degene die zich voordeed als [medeverdachte] ;
- die [slachtoffers] een Rolex horloge af te laten rekenen en vervolgens aan verdachte, degene die zich voordeed als [medeverdachte] , te verstrekken;
- die [slachtoffers] mede te delen en te doen geloven dat verdachte, althans degene die zich voordeed als [medeverdachte] , een relatie met hem wilde en dat zij samen konden en zouden zijn op enig moment, althans nadat haar schulden afbetaald waren.
2
zij in de periode van 1 december 2018 tot en met 9 november 2019 in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander, voorwerpen, te weten:
- een totaalbedrag van
€ 324.550afkomstig van [slachtoffers] ;
- een Rolex horloge ( [nummer] )
dat isaangekocht voor € 49.500;
- een totaalbedrag van
€ 50.000, afkomstig van [slachtoffers] (€
17.5), [slachtoffers] (€ 1.500) en [slachtoffers] (€ 31.000),
heeft verworven
envoorhanden gehad,
terwijl zij wist dat die voorwerpen onmiddellijk afkomstig waren uit enig eigen misdrijf
en
zij op 9 november 2019 in Nederland voorwerpen, te weten: een in de woning van [verdachte] aangetroffen Cartier horloge ( [nummer] , tweedehands waarde ongeveer € 7.500) en een Rolex horloge ( [nummer] , tweedehandswaarde ongeveer € 30.000), voorhanden
heeftgehad, terwijl zij redelijkerwijs moest vermoeden dat die voorwerpen geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf;
3.
zij in de periode van 1 december 2018 tot en met 9 november 2019 in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten onder andere en in ieder geval [medeverdachte] en [verdachte] , welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven;
ten aanzien van de parallelle dagvaarding
zij op momenten in de periode van 1 december 2018 tot en met 9 november 2019 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffers] en [slachtoffers] en [slachtoffers] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten in ieder geval totaalbedragen van € 17.500 ( [slachtoffers] ) en
€ 1.500 ( [slachtoffers] ) en € 31.500 ( [slachtoffers] ),
door valselijk, listig, bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid:
- via een datingsite (www.nieuwerelatie.nl of www.lexa.nl) contact te leggen met die [slachtoffers] en [slachtoffers] en [slachtoffers] , telefoonnummers uit te wisselen en telefonisch en in persoon contact te hebben met die [slachtoffers] en [slachtoffers] en [slachtoffers] en zich daarbij voor te doen als [medeverdachte] of [medeverdachte] en/of [medeverdachte] ;
- die [slachtoffers] en [slachtoffers] en [slachtoffers] mede te delen en te doen geloven dat zij, verdachte of haar mededader, althans degene die zich voordeed als [medeverdachte] en/of [medeverdachte] , geld nodig had ter betaling van schulden en/of ter betaling van (andere) bekeuringen (die dreigden te worden verhoogd en/of waarvoor gijzeling dreigde) en/of als borg voor een nieuwe woning en meubels in die nieuwe woning;
- die [slachtoffers] en [slachtoffers] en [slachtoffers] mede te delen en/of te doen geloven dat zij, verdachte, althans degene die zich voordeed als [medeverdachte] of [medeverdachte] ,
( i) op het adres [adres 2] te Utrecht samenwoonde met [medeverdachte] ,
en/of(ii) vrijgezel was (en in haar vorige relatie was mishandeld en daarom vanuit Den Haag naar Utrecht was verhuisd)
en/of(iii) eenzaam was,
en/of(iv) geen inkomen had
en/of(v) in de gevangenis zat vanwege schulden,
en/of (vi) geen familie had in Nederland;
- die [slachtoffers] en [slachtoffers] meermalen te laten bellen door iemand die zich (onder de naam [medeverdachte] of [betrokkene] ) heeft voorgedaan als budgetcoach van verdachte, althans van degene die zich voordeed als [medeverdachte] of [medeverdachte] , en die [slachtoffers] en [slachtoffers] te doen geloven dat verdachte, althans degene die zich voordeed als [medeverdachte] of [medeverdachte] , een zekere [medeverdachte] of [betrokkene] als budgetcoach had;
- die [slachtoffers] te laten bellen door iemand die zich voordeed als iemand van het CJIB;
- die [slachtoffers] en [slachtoffers] en [slachtoffers] , meermalen, althans eenmaal, geld over te laten maken op één of meer bankrekeningnummers en
die [slachtoffers] en [slachtoffers]contante geldbedragen te laten verstrekken aan verdachte en haar mededader, althans aan degene die zich voordeed als [medeverdachte] en/of [medeverdachte] en/of [medeverdachte] (al dan niet onder de toezegging dat die geldbedragen zouden worden terugbetaald);
- die [slachtoffers] mede te delen en te doen geloven dat verdachte, degene die zich voordeed als [medeverdachte] een liefdesrelatie wilde.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die haar strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht om bij de strafoplegging rekening te houden met de volgende omstandigheden. De verdachte heeft gedurende geruime tijd in voorlopige hechtenis gezeten. Gedurende de schorsing heeft zij zich gehouden aan de schorsingsvoorwaarden en allerlei praktische zaken geregeld. De precaire gezinssituatie van de verdachte. Wanneer de verdachte weer vast zou komen te zitten, kan zij niet voor haar gezin zorgen en zal haar inkomen wegvallen. Daardoor zal haar gezin betalingsproblemen krijgen en zal zij zich niet meer kunnen aanmelden voor schuldhulpverlening.
De raadsman heeft bepleit om aan de verdachte een straf op te leggen waarvan het onvoorwaardelijke deel niet langer duurt dan de tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht.
De raadsman heeft de rechtbank ten slotte verzocht om de schorsing van de voorlopige hechtenis in stand te houden.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van oplichting van vier slachtoffers, waarbij € 374.550,00 en een Rolex horloge ter waarde van € 49.500 buit zijn gemaakt. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt van het medeplegen van eenvoudig witwassen van het totale geldbedrag en het horloge die zijn buitgemaakt met voornoemde oplichtingsfeiten en het schuldwitwassen van twee dure horloges (met een tweedehandswaarde van in totaal € 37.500,00). Ten slotte heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan deelneming aan een criminele organisatie, welke criminele organisatie het plegen van oplichtingsfeiten tot doel had.
LOVS-oriëntatiepunten
De rechtbank heeft bij het bepalen van de hoogte van de straf acht geslagen op de binnen de rechtspraak gehanteerde Landelijke Oriëntatiepunten voor straftoemeting. Blijkens die oriëntatiepunten geldt ten aanzien van fraude in algemene zin dat indien sprake is van een benadelingsbedrag van € 250.000 tot € 500.000 een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 12 tot 18 maanden het uitgangspunt is. Laatstgenoemde oriëntatiepunten, heeft de rechtbank bij de strafbepaling als uitgangspunt genomen ten aanzien van de oplichtingsfeiten en witwasfeiten waaraan de verdachte zich schuldig heeft gemaakt.
De verdachte heeft in totaal € 461.550 witgewassen en € 424.050 buitgemaakt bij de oplichtingsfeiten waaraan zij zich schuldig heeft gemaakt. Vanwege de samenloop van beide feiten, gaat de rechtbank uit van een benadelingsbedrag van € 461.550.
Strafverzwarende omstandigheden
De verdachte heeft de oplichtingsfeiten samen met een ander gepleegd en de witwasfeiten waaraan zij zich schuldig heeft gemaakt grotendeels samen met een ander gepleegd.
Verder is de geraffineerde wijze waarop de oplichtingen zijn gepleegd van betekenis. Nadat de verdachte met de oplichtingsslachtoffers in contact was gekomen via een datingsite, is bij hen ten onrechte de indruk gewekt dat de verdachte in een penibele situatie verkeerde wegens haar schulden en/of dat zij een relatie met hen aan wilde gaan. Door deze onjuiste voorstelling van zaken zijn zij bewogen tot de afgifte van geld. Om deze onjuiste voorstelling van zaken in stand te houden, werden meerdere leugens aan hen verteld.
De slachtoffers werd bijvoorbeeld wijsgemaakt dat de verdachte zou worden gegijzeld als zij haar schulden niet af zou betalen. Ook werden slachtoffers gepaaid met lieve woorden en berichten om hen te doen geloven dat de verdachte echt een relatie met hen aan wilde gaan. Daarnaast werden slachtoffers in het kader van “de schulden” van de verdachte gebeld door een persoon die zich valselijk voordeed als een medewerker van het CJIB of als budgetcoach van de verdachte.
De rechtbank concludeert dat de verdachte de grootste rol heeft gehad in de gezamenlijk gepleegde feiten, aangezien zij de voornaamste contactpersoon van de slachtoffers is geweest en zij, in vergelijking tot haar medeverdachte, de meeste handelingen heeft verricht in het kader van deze oplichtingsfeiten.
De verdachte heeft zich eerder schuldig gemaakt aan een fraudedelict en daardoor is sprake van recidive. Uit haar strafblad van 9 januari 2021 blijkt namelijk dat zij in 2019 is veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand wegens sociale zekerheidsfraude.
Gelet op de ernst van de door de verdachte gepleegde feiten, de hiervoor genoemde oriëntatiepunten en de strafverzwarende omstandigheden, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een andere straf dan een (onvoorwaardelijke) gevangenisstraf,
te weten een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden.
Gelet op de ernst van de feiten waaraan de verdachte zich schuldig heeft gemaakt, ziet de rechtbank in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte geen aanleiding om deze straf deels voorwaardelijk aan de verdachte op te leggen.
De voorlopige hechtenis
De voorlopige hechtenis van de verdachte is geschorst tot het moment dat in deze zaak einduitspraak wordt gedaan. De raadsman heeft de rechtbank verzocht om de schorsing van de voorlopige hechtenis in stand te houden. Gelet op de ernst van de feiten ziet de rechtbank echter geen aanleiding om de voorlopige hechtenis van de verdachte wederom te schorsen.

7.De vordering van de benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregelen

7.1
De inhoud van de vorderingen
[slachtoffers] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een materiële schadevergoeding van € 367.948,56, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
[slachtoffers] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een materiële schadevergoeding van € 1.500, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
[slachtoffers] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 18.000, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Dit bedrag bestaat uit € 17.500 aan materiële schade en € 500 aan immateriële schade.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie concludeert tot:
  • toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffers] tot € 367.948,56, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel;
  • toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffers] tot € 1.500, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel;
  • toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffers] tot € 18.000, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen dienen te worden afgewezen wegens de door hem bepleite vrijspraken van de feiten waarop deze vorderingen betrekking hebben.
De raadsman heeft zich subsidiair op het standpunt gesteld dat de deze vorderingen hooguit toewijsbaar zijn ten aanzien van de post die ziet op de girale overboekingen naar de rekening van [medeverdachte] .
7.4
Het oordeel van de rechtbank
7.4.1
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffers]
De rechtbank acht bewezen dat [verdachte] zich samen met [medeverdachte] schuldig heeft gemaakt aan oplichting van [slachtoffers] en dat hij in dit kader is bewogen tot de afgifte van een Rolex horloge dat hij voor € 49.500 heeft aangekocht en een geldbedrag ter hoogte van
€ 324.550. Dit geldbedrag heeft hij afgegeven door meerdere malen geld over te boeken naar de bankrekening van [medeverdachte] en contant geld aan [verdachte] te overhandigen.
De vordering van de benadeelde partij is gebaseerd op het totale geldbedrag en de aanschafwaarde van het Rolex horloge dat hij in het kader van voornoemd oplichtingsfeit heeft afgegeven, minus het bedrag dat de Rabobank naar hem heeft teruggeboekt naar aanleiding van de door de benadeelde partij verrichtte overboekingen naar de rekening van [medeverdachte] .
Op grond van het voornoemde, kan naar het oordeel van de rechtbank worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door het bij dagvaarding I onder 1 bewezenverklaarde oplichtingsfeit en dat de door hem gevorderde schade in rechtstreeks verband staat met dit feit. Gelet hierop acht de rechtbank de vordering geheel voor toewijzing vatbaar.
De rechtbank zal - gelet op het voorgaande - de vordering toewijzen tot een bedrag van
€ 367.948,56, bestaande uit materiële schade.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 1 oktober 2019, omdat vast is komen te staan dat de betreffende kosten uiterlijk op die datum zijn gemaakt.
Nu de vordering geheel wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Hoofdelijkheid
Omdat de verdachte het strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met een mededader heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Hetzelfde geldt voor de toegewezen proceskosten. Daarbij geldt dat de verdachte, voor zover de mededader een bedrag aan de benadeelde partij heeft betaald, dat deel van de schadevergoeding niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen.
De schadevergoedingsmaatregel
De verdachte zal voor het bij dagvaarding I onder 1 bewezenverklaarde strafbare feit worden veroordeeld en zij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door dit feit aan hem is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte hoofdelijk de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 367.948,56,
vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 1 oktober 2019 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [slachtoffers] .
7.4.2
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffers]
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte zich samen met een ander schuldig heeft gemaakt aan oplichting van [slachtoffers] en dat hij in dit kader is bewogen tot de afgifte van € 1.500,00.
De vordering van de benadeelde partij is gebaseerd op voornoemd geldbedrag.
Op grond van het voornoemde, kan naar het oordeel van de rechtbank worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door het bij de parallelle dagvaarding
bewezenverklaarde oplichtingsfeit en dat de door hem gevorderde schade in rechtstreeks verband staat met dit feit. Gelet hierop acht de rechtbank de vordering geheel voor toewijzing vatbaar is.
De rechtbank zal - gelet op het voorgaande - de vordering geheel toewijzen tot een bedrag van
€ 1.500, als vergoeding voor materiële schade.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 14 februari 2019, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Hoofdelijkheid
Omdat de verdachte het strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met een mededader heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Daarbij geldt dat de verdachte, voor zover de mededader een bedrag aan de benadeelde partij heeft betaald, dat deel van de schadevergoeding niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen.
De schadevergoedingsmaatregel
De verdachte zal voor het bij de parallelle dagvaarding bewezenverklaarde strafbare feit worden veroordeeld en zij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door dit feit aan hem is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte hoofdelijk de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 1.500, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 14 februari 2019 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [slachtoffers] .
7.4.3
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffers]
De rechtbank acht bewezen dat [verdachte] zich samen met [medeverdachte] schuldig heeft gemaakt aan oplichting van [slachtoffers] en dat hij in dit kader is bewogen tot de afgifte van € 17.500. Dit geldbedrag heeft hij afgegeven door meerdere malen geld over te boeken naar de rekening van [medeverdachte] en contant geld aan [verdachte] te overhandigen. Het materiële schadedeel van de vordering van de benadeelde partij is gebaseerd op voornoemd geldbedrag.
Op grond van het voornoemde, kan naar het oordeel van de rechtbank worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door het bij de parallelle dagvaarding bewezenverklaarde oplichtingsfeit en dat de door hem gevorderde schade in rechtstreeks verband staat met dit feit. Gelet hierop acht de rechtbank de vordering, ten aanzien van de materiële schade, voor toewijzing vatbaar.
De benadeelde partij heeft daarnaast nog een bedrag van € 500 gevorderd wegens geleden immateriële schade. De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering ten aanzien van deze schadepost, omdat deze schadepost naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende is onderbouwd. De benadeelde partij de gelegenheid geven voor een nadere onderbouwing van dit deel van de vordering zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal - gelet op het voorgaande - de vordering toewijzen tot een bedrag van
€ 17.500, bestaande uit materiële schade.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 13 februari 2019, omdat vast is komen te staan dat de betreffende kosten op die datum zijn gemaakt.
Nu de vordering geheel wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Hoofdelijkheid
Omdat de verdachte het strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met een mededader heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Daarbij geldt dat de verdachte, voor zover de mededader een bedrag aan de benadeelde partij heeft betaald, dat deel van de schadevergoeding niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen.
De schadevergoedingsmaatregel
De verdachte zal voor het bij de parallelle dagvaarding bewezenverklaarde strafbare feit worden veroordeeld en zij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door dit feit aan hem is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte hoofdelijk de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 17.500,, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 13 februari 2019 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [slachtoffers] .

8.De inbeslaggenomen goederen

8.1
De vordering van de officier van justitie
Ten aanzien van de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen (beslaglijst, die als bijlage II aan dit vonnis is gehecht) heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat:
  • Door de rechtbank geen beslissing hoeft te worden genomen over de op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen onder 1, 2, 3 en 8 genummerde voorwerpen omdat er conservatoir beslag rust op deze voorwerpen;
  • De onder 4, 5, 6, 9, 10 en 11 genummerde voorwerpen dienen te worden teruggegeven aan de verdachte;
  • Het onder 7 genummerde voorwerp verbeurdverklaard dient te worden verklaard.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat alle voorwerpen aan de verdachte dienen te worden teruggegeven, voor zover er geen conservatoir beslag op rust.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal geen beslissing nemen over de op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen onder 1, 2, 3 en 8 genummerde voorwerpen (geldbedragen en twee horloges), omdat op deze voorwerpen conservatoir beslag rust.
Nu het belang van de strafvordering zich daartegen niet meer verzet, zal de rechtbank de teruggave aan de verdachte gelasten van de op de beslaglijst onder 4, 5, 6, 9, 10 en 11 genummerde voorwerpen (diverse sierraden en een tas).
De rechtbank zal het op de beslaglijst onder 7 genummerde voorwerp (een witte telefoon van het merk Apple), verbeurd verklaren. Dit voorwerp is voor verbeurdverklaring vatbaar, aangezien dit voorwerp aan de verdachte toebehoort en met behulp van dit voorwerp in ieder geval het de bij dagvaarding I onder 1 bewezenverklaarde feit is begaan of voorbereid.
Bij de vaststelling van deze bijkomende straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.

9.De vordering tenuitvoerlegging

9.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gepersisteerd bij de vordering tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter te Utrecht d.d. 8 januari 2019 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht om de aan de verdachte opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf om te zetten in een taakstraf.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht termen aanwezig voor toewijzing van de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf, nu uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat verdachte de algemene voorwaarde niet heeft nageleefd, doordat deze zich voor het einde van de proeftijd die bij voormeld vonnis was opgelegd, wederom heeft schuldig gemaakt aan strafbare feiten.
Gelet op de ernst van de feiten waaraan de verdachte zich schuldig heeft gemaakt tijdens de proeftijd, ziet de rechtbank geen aanleiding om over te gaan tot omzetting van voornoemde gevangenisstraf in een taakstraf.

10.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf, bijkomende straf en maatregelen zijn gegrond op de artikelen:
33, 33a, 36f, 47, 57, 140, 326, 420bis.1 en 420quater van het Wetboek van Strafrecht. Deze voorschriften zijn toegepast zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

11.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het bij dagvaarding I met parketnummer 09/270415-19 onder 4 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de bij dagvaarding I met parketnummer 09/270415-19 onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten en het bij de parallelle dagvaarding met parketnummer 09/102319-20 ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van 09/270415-19, feit 1:
medeplegen van oplichting;
ten aanzien van 09/270415-19¸feit 2:
medeplegen van eenvoudig witwassen, meermalen gepleegd
en
schuldwitwassen, meermalen gepleegd;
ten aanzien van 09/270415-19, feit 3:
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven;
ten aanzien van 09/102319-20:
medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een
gevangenisstrafvoor de duur van
30 (dertig) maanden;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de haar opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
de vordering van de benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregelen:
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partijen [slachtoffers] , [slachtoffers] geheel toe en wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffers] gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte hoofdelijk om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan:
  • [slachtoffers] een bedrag van € 367.948,56, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 1 oktober 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening;
  • [slachtoffers] een bedrag van € 1.500,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 14 februari 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening;
  • [slachtoffers] een bedrag van € 17.500,00 vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 13 februari 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffers] voor het overige, te weten ten aanzien van de immateriële schade, niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door haar mededader aan de benadeelde partijen, zal zijn bevrijd tot de hoogte van de betaalde bedragen;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partijen gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte op de verplichting om aan de Staat te betalen een bedrag van
€ 367.948,56, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 1 oktober 2019 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [slachtoffers] ;
€ 1.500,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 14 februari 2019 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [slachtoffers] ;
€ 17.500,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 13 februari 2019 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [slachtoffers] ;
bepaalt dat als het verschuldigde bedrag niet volledig wordt betaald of kan worden verhaald, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 365 dagen, 25 dagen, respectievelijk 122 dagen;
de toepassing van gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag door de verdachte en/of haar mededader aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, en gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag door de verdachte en/of haar mededader aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededader aan de benadeelde partij, dan wel bij gehele of gedeeltelijke betaling van een eventueel aan de mededader opgelegde verplichting tot betaling aan de Staat, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
de inbeslaggenomen goederen
gelast de teruggave aan de verdachte van de op de beslaglijst onder 4, 5, 6, 9, 10 en 11 genummerde voorwerpen;
verklaart verbeurd het op de beslaglijst onder 7 genummerde voorwerp;
de vordering tot tenuitvoerlegging
gelast de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf, voorwaardelijk opgelegd bij voormeld vonnis van de politierechter in deze rechtbank te Utrecht d.d. 8 januari 2019, gewezen onder parketnummer 81/073679-18, te weten een
gevangenisstrafvoor de duur van
(één) 1 maand.
Dit vonnis is gewezen door
mr. B.A. Sturm, voorzitter,
mr. Chr.A.J.F.M. Hensen, rechter,
mr. B.J. de Groot, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. J.M.Th. Boeter, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 16 maart 2021.
Bijlage I
Tekst tenlasteleggingen
Dagvaarding I (09/270415-19)
zij op één of meer momenten in de periode van 1 april 2019 tot en met 9 november 2019 te Utrecht, Sassenheim en/of Den Bosch, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffers] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten in ieder geval een totaalbedrag van ongeveer
€ 323.500 en/of een Rolex horloge ( [nummer] ) aangekocht voor € 49.500 (p. 458), door valselijk, listig, bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid:
- via datingsite www.actief50.nl contact te leggen met die [slachtoffers] , zich voor te doen als [medeverdachte] en/of [medeverdachte] , telefoonnummers uit te wisselen en/of telefonisch contact te hebben;
- in persoon contact te hebben met die [slachtoffers] en zich daarbij voor te doen als [medeverdachte] en/of [medeverdachte] ;
- die [slachtoffers] mede te delen en/of te doen geloven dat zij, verdachte, en/of haar mededaders, althans degene die zich voordeed als [medeverdachte] , geld nodig had(den) ter betaling van schulden, waaronder schulden bij het CJIB en/of ter betaling van (andere) bekeuringen (die dreigden te worden verhoogd en/of waarvoor gijzeling dreigde),
- die [slachtoffers] mede te delen en/of te doen geloven dat zij, verdachte, en/of haar mededaders, althans degene die zich voordeed als [medeverdachte] , onder bewind stond(en) en daarom geen eigen rekening had(den);
- die [slachtoffers] meermalen, althans eenmaal, te laten bellen door iemand die zich onder de naam [medeverdachte] heeft voorgedaan als budgetcoach van verdachte, en/of haar mededaders, althans van degene die zich voordeed als [medeverdachte] en/of die [slachtoffers] te doen geloven dat verdachte althans degene die zich voordeed als [medeverdachte] , een (zekere [medeverdachte] als) budgetcoach had;
- die [slachtoffers] meermalen, althans eenmaal, geld over te laten maken op één of meer bankrekeningnummers en/of contante geldbedragen te laten verstrekken aan verdachte en/of haar mededaders, althans aan degene die zich voordeed als [medeverdachte] ;
- die [slachtoffers] meermalen, althans eenmaal, een Rolex horloge af te laten rekenen en vervolgens aan verdachte, en/of haar mededaders, althans aan degene die zich voordeed als [medeverdachte] te verstrekken;
- die [slachtoffers] mede te delen en/of te doen geloven dat verdachte, en/of haar mededaders, althans degene die zich voordeed als [medeverdachte] een relatie met hem wilde en/of dat zij samen konden en/of zouden zijn op enig moment, althans nadat haar schulden afbetaald waren.
2
zij op één of meer momenten in de periode van 1 december 2018 tot en met 9 november 2019 te Utrecht, Sassenheim en/of Den Bosch, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (van) voorwerpen, te weten:
- een totaalbedrag van ongeveer € 323.500, althans het geldbedrag afkomstig van [slachtoffers] ;
- een Rolex horloge ( [nummer] ) aangekocht voor € 49.500 (p. 458);
- een ‘Rolex chocolate leather wallet with purse’ aangekocht voor € 465 (p. 458);
- een totaalbedrag van ongeveer € 51.000, althans de geldbedragen afkomstig van [slachtoffers] (€ 18.500, p. 546 e.v.), [slachtoffers] (€ 1.500, p. 512 e.v.) en [slachtoffers] (€ 31.500, p. 518 e.v.),
de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft
verborgen en/of verhuld, en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op die
voorwerpen was, en/of die voorwerpen heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet en/of van die voorwerpen gebruik heeft gemaakt,
en/of (van) voorwerpen, te weten:
- een Volkswagen Passat [kenteken] ) (p. 155 en 444);
- een (in de woning van [medeverdachte] aangetroffen) vuurwapen merk Glock, model 45. kaliber 9x19 mm. wapennummer [nummer] met (in totaal ongeveer 43 scherpe) patronen (p. 605 e.v.), Rolex horloge ( [nummer] , aangekocht voor € 11.660 inclusief btw, p. 1021), geldbedrag van € 225,40 (goednummer [nummer] ) en/of autosleutel van een Bentley (goednummer [nummer] );
- een (in de woning van [verdachte] aangetroffen) Cartier horloge ( [nummer] , tweedehands waarde ongeveer € 7.500, p. 1036), een Rolex horloge ( [nummer] , tweedehands waarde ongeveer € 30.000, p. 1036), meerdere gouden sieraden en/of een geldbedrag van € 7.400 (goednummer [nummer] , p. 35),
de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft
verborgen en/of verhuld, en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op die
voorwerpen was, en/of die voorwerpen heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet en/of van die voorwerpen gebruik heeft gemaakt,
terwijl zij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat die voorwerpen geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - (mede) afkomstig waren uit enig (eigen) misdrijf, en zij van het plegen van dit feit een gewoonte heeft gemaakt;
3.
zij op één of meer momenten in de periode van 1 december 2018 tot en met 9 november 2019 te Utrecht, Sassenheim en/of Den Bosch, althans in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten (onder andere en in ieder geval) [medeverdachte] en [verdachte] , welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven;
4.
zij op 9 november 2019 te Utrecht tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een (in de woning van [medeverdachte] aangetroffen) vuurwapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie (merk Glock, model 45. kaliber 9x19 mm, wapennummer [nummer] ), zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool voorhanden heeft gehad en/of munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten ongeveer 43 scherpe patronen, kaliber 9x19 mm;
Parallelle dagvaarding (parketnummer: 09/102319-20)
zij op één of meer momenten in de periode van 1 december 2018 tot en met 9 november 2019 te Utrecht, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffers] en/of [slachtoffers] en/of [slachtoffers] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten in ieder geval totaalbedragen van ongeveer € 18.500 ( [slachtoffers] , p. 546 e.v.) en/of € 1.500 ( [slachtoffers] , p. 512 e.v.) en/of € 31.500 ( [slachtoffers] , p. 518 e.v.), door valselijk, listig, bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid:
- via een datingsite (www.nieuwerelatie.nl en/of www.lexa.nl) contact te leggen met die [slachtoffers] en/of [slachtoffers] en/of [slachtoffers] , telefoonnummers uit te wisselen en/of telefonisch en/of in persoon contact te hebben met die [slachtoffers] en/of [slachtoffers] en/of [slachtoffers] en zich daarbij voor te doen als [medeverdachte] en/of [medeverdachte] en/of [medeverdachte] ;
- die [slachtoffers] en/of [slachtoffers] en/of [slachtoffers] mede te delen en/of te doen geloven dat zij, verdachte, en/of haar mededaders, althans degene die zich voordeed als [medeverdachte] en/of [medeverdachte] , geld nodig had(den) ter betaling van schulden, waaronder schulden bij het CJIB, en/of ter betaling van (andere) bekeuringen (die dreigden te worden verhoogd en/of waarvoor gijzeling dreigde), en/of als borg voor een nieuwe woning en meubels in die nieuwe woning;
- die [slachtoffers] en/of [slachtoffers] en/of [slachtoffers] mede te delen en/of te doen geloven dat zij, verdachte, en/of haar mededaders, althans degene die zich voordeed als [medeverdachte] en/of [medeverdachte] , (i) op het adres [adres 2] te Utrecht samenwoonde met [medeverdachte] als huisgenoot en/of iemand die zich voordeed als [medeverdachte] (en die van Griekse afkomst was), (ii) vrijgezel was en in haar vorige relatie was mishandeld en daarom vanuit Den Haag naar Utrecht was verhuisd, (iii) eenzaam was, (iv) geen inkomen had, (v) in de gevangenis zat vanwege schulden, en/of (vi) geen familie had in Nederland;
- die [slachtoffers] en/of [slachtoffers] en/of [slachtoffers] meermalen, althans eenmaal, te laten bellen door
iemand die zich (onder de naam [medeverdachte] en/of [betrokkene] ) heeft voorgedaan als budgetcoach
van verdachte, en/of haar mededaders, althans van degene die zich voordeed als [medeverdachte]
en/of [medeverdachte] , en/of die [slachtoffers] en/of [slachtoffers] en/of [slachtoffers] te doen geloven dat verdachte althans degene die zich voordeed als [medeverdachte] en/of [medeverdachte] , een (zekere [medeverdachte] en/of [betrokkene] als) budgetcoach had;
- die [slachtoffers] en/of [slachtoffers] en/of [slachtoffers] meermalen, althans eenmaal, te laten bellen door iemand die zich voordeed als iemand van het CJIB;
- die [slachtoffers] en/of [slachtoffers] en/of [slachtoffers] meermalen, althans eenmaal, geld over te laten maken op één of meer bankrekeningnummers en/of contante geldbedragen te laten verstrekken aan verdachte en/of haar mededaders, althans aan degene die zich voordeed als [medeverdachte] en/of [medeverdachte] en/of [medeverdachte] (al dan niet onder de toezegging dat die geldbedragen zouden worden terugbetaald);
- die [slachtoffers] en/of [slachtoffers] en/of [slachtoffers] mede te delen en/of te doen geloven dat verdachte,
en/of haar mededaders, althans degene die zich voordeed als [medeverdachte] en/of [medeverdachte]
een vriendschappelijke relatie en/of liefdesrelatie wilde en/of dat zij samen konden en/of zouden zijn op enig moment, althans nadat haar schulden afbetaald waren.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2019282790, van de politie eenheid Den Haag, VVC Bollenstreek, met bijlagen (doorgenummerd blz. 1 t/m 1526).
2.Proces-verbaal aangifte [slachtoffers] , p. 180 t/m 189
3.Proces-verbaal verhoor van getuige [slachtoffers] , op 30 november 2020 afgelegd bij de rechter-commissaris.
4.Proces-verbaal van bevindingen, p. 596.
5.Proces-verbaal van bevindingen, met bijlagen, p. 277 t/m 279.
6.Bijlage bij proces-verbaal van bevindingen, p. 279.
7.Proces-verbaal van bevindingen, met bijlagen, p. 328 t/m 350.
8.Proces-verbaal van bevindingen, met bijlagen, p. 302 en 305.
9.Proces-verbaal van bevindingen, met een bijlage, p. 458 en 459.
10.Proces-verbaal van bevindingen, p. 457.
11.Proces-verbaal van bevindingen, met bijlagen, p. 633, 636, 808, 821 en 841.
12.Proces-verbaal van bevindingen, met bijlagen p. 197, 202 t/m 239.
13.Verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 2 maart 2021.
14.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] , p. 155 en 156.
15.Proces-verbaal aangifte van [slachtoffers] , p. 512 en 513.
16.Proces-verbaal van bevindingen, met bijlagen, p. 1047 t/m 1049.
17.Proces-verbaal van bevindingen, met een bijlage, p. 624 en 625.
18.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffers] , op 16 november 2020 afgelegd bij de rechter-commissaris.
19.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1008.
20.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffers] , met bijlagen, p. 518 t/m 539.
21.Proces-verbaal van bevindingen, met bijlagen, p. 1073 en 1074.
22.Proces-verbaal van bevindingen, met een bijlage, p. 624 en 625.
23.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffers] , op 23 november 2020 afgelegd bij de rechter-commissaris.
24.Proces-verbaal aangifte van [slachtoffers] , met bijlagen, p. 546 t/m 554.
25.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1008 en 1010.
26.Proces-verbaal van bevindingen, p. 555.
27.Proces-verbaal van bevindingen, met bijlagen, p. 1434 t/m 1436.
28.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffers] , op 30 november 2020 afgelegd bij de rechter-commissaris.
29.Proces-verbaal van aangifte van [betrokkene] , p. 543 en 544.
30.Proces-verbaal van bevindingen, met bijlagen, p. 413 t/m 439.
31.Proces-verbaal van bevindingen, p. 385.
32.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] van 12 november 2019, p. 155 en 156.
33.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] van 10 november 2019, p. 149.
34.Proces-verbaal van bevindingen, met bijlage, p. 934-999.
35.Proces-verbaal van bevindingen, met bijlage, p. 140-154.
36.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 578 t/m 586.
37.Proces-verbaal van bevindingen, p. 35 en 36.
38.Proces-verbaal van bevindingen, met bijlagen, p. 1036 t/m 1045.