ECLI:NL:RBDHA:2021:470

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 januari 2021
Publicatiedatum
26 januari 2021
Zaaknummer
20/2181
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning regulier voor jongvolwassene met feitelijke gezinsband

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 14 januari 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijk beroep van een jongvolwassene, eiseres, tegen een besluit van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. Eiseres, geboren op [geboortedatum] en van Syrische nationaliteit, had op 20 maart 2019 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, welke op 25 juli 2019 door verweerder werd afgewezen. Eiseres heeft op 16 maart 2020 beroep ingesteld tegen dit besluit, dat op 3 december 2020 werd behandeld in Breda. Tijdens de zitting was eiseres vertegenwoordigd door haar waarnemend gemachtigde en was er een tolk aanwezig. Ook waren de moeder en oom van eiseres aanwezig.

De rechtbank overwoog dat de feitelijke gezinsband tussen eiseres en haar referent, haar moeder, verbroken was, omdat eiseres sinds 2011 zelfstandig met haar partner samenwoonde en zorg droeg voor haar twee minderjarige kinderen. Eiseres betwistte dat de gezinsband verbroken was en voerde aan dat zij emotioneel en financieel afhankelijk was van haar ouders. De rechtbank oordeelde dat de omstandigheden die eiseres aanvoerde niet uitzonderlijk genoeg waren om af te wijken van de beleidsregels omtrent de feitelijke gezinsband. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, waarbij werd opgemerkt dat de gezinsband niet hersteld kan worden als deze eenmaal verbroken is. De uitspraak werd gedaan door mr. M.Z.B. Sterk, rechter, in aanwezigheid van mr. N.H. de Zeeuw, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 20/2181
V-nummer: [nummer]

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiseres,

gemachtigde: mr. L.I. Siers,
en
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder,
gemachtigde: mr. N. Jansen.

Procesverloop

Eiseres heeft op 16 maart 2020 beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 17 februari 2020 (het bestreden besluit).
De behandeling van het beroep heeft plaatsgevonden op 3 december 2020 in Breda. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. H.M. Schurink-Smit, als waarnemer van haar gemachtigde. Als tolk is verschenen A. Kilic-Zengin. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Ook was ter zitting aanwezig referent, de moeder van eiseres en de oom van eiseres.

Overwegingen

1. Eiseres stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Syrische nationaliteit te bezitten. Op 20 maart 2019 heeft eiseres een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd ingediend. Op 25 juli 2019 heeft verweerder deze aanvraag afgewezen.
2. Bij het bestreden besluit is het bezwaar van eiseres daartegen ongegrond verklaard. Daarbij heeft verweerder overwogen dat de feitelijke gezinsband tussen eiseres en referent verbroken wordt geacht. Eiseres is namelijk in 2011 zelfstandig gaan wonen met haar partner. Samen met haar partner is zij in haar eigen onderhoud gaan voorzien. Ook heeft eiseres de zorg voor haar twee minderjarige kinderen.
3. Eiseres voert in beroep aan dat de gezinsband nimmer is verbroken. Zij is nooit met haar partner getrouwd, omdat haar ouders geen toestemming hebben gegeven voor de relatie tussen haar en haar partner. Ook in de periode dat eiseres met haar partner heeft samengewoond, is zij zowel emotioneel als financieel afhankelijk gebleven van haar ouders. Verder voert eiseres aan dat er sprake is van bijzondere omstandigheden op grond waarvan verweerder met toepassing van artikel 4:84 van de Awb [1] dient af te wijken van de beleidsregels over de feitelijke gezinsband.
De rechtbank overweegt als volgt.
4. Uit paragraaf B7/3.2.1 van de Vc [2] en paragraaf C2/4.1 van de Vc volgt dat voor het aannemen van gezinsleven tussen ouder(s) en hun meerderjarige kind, er sprake moet zijn van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen het meerderjarige kind en diens ouder(s). In dit geval is eiseres jongvolwassen. In die situatie neemt verweerder gezinsleven aan tussen het meerderjarige kind en diens ouder(s) zonder dat er sprake moet zijn van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie.
Indien sprake is van één of meer van de volgende omstandigheden (contra-indicaties), kan in ieder geval worden aangenomen dat de jongvolwassene niet langer feitelijk tot het gezin van de ouder(s) behoort:
  • Het kind woont zelfstandig;
  • Het kind voorziet in zijn eigen onderhoud;
  • Het kind heeft een zelfstandig gezin gevormd.
De contra-indicaties worden per individueel geval beoordeeld.
5. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich in het bestreden besluit voldoende gemotiveerd op het standpunt gesteld dat de feitelijke gezinsband tussen eiseres en referent is verbroken. Verweerder heeft bij zijn beoordeling of eiseres een relatie in de zin van een contra-indicatie is aangegaan, de aard, de duur en de intensiteit van de relatie betrokken. Zo heeft verweerder bij zijn beoordeling kunnen betrekken dat eiseres in 2011 is gaan samenwonen met haar partner en dat uit die relatie twee kinderen zijn geboren waar eiseres nu zelfstandig de zorg voor draagt. Dat referent nooit heeft ingestemd met de relatie van eiseres, kan niet tot een andere conclusie leiden. Eiseres betwist immers niet dat zij destijds zelfstandig de keuze heeft gemaakt om te gaan samenwonen met haar partner. Reeds hierom is de gezinsband verbroken te achten. De enkele stelling dat eiseres financieel altijd afhankelijk is gebleven van referent, heeft verweerder onvoldoende kunnen achten. Deze stelling is niet nader onderbouwd. De rechtbank volgt eiseres verder niet in haar stelling dat de feitelijke gezinsband sinds de vermissing van de partner van eiseres weer is hersteld. Uit de uitspraak van de Afdeling [3] van 9 november 2017 volgt dat wanneer de feitelijke gezinsband eenmaal is verbroken, deze gezinsband niet meer kan worden hersteld. [4]
6. De rechtbank is verder met verweerder van oordeel dat de door eiseres aangevoerde omstandigheden, te weten dat zij met haar twee kinderen in Syrië is achtergebleven en er, behalve haar schoonzus, geen andere familieleden aanwezig zouden zijn die haar kunnen helpen, niet dermate bijzonder en uitzonderlijk zijn dat verweerder deze had moeten aanmerken als bijzondere omstandigheden in de zin van artikel 4:84 van de Awb. De aangevoerde omstandigheden zijn door verweerder meegenomen in het bestreden besluit. Eiseres onderscheidt zich hierin niet van andere alleenstaande vrouwen in haar land van herkomst die reeds een eigen gezin hebben gesticht. De beroepsgrond faalt.
7. Gelet op wat hiervoor is overwogen, verklaart de rechtbank het beroep ongegrond. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.Z.B. Sterk, rechter, in aanwezigheid van mr. N.H. de Zeeuw, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 14 januari 2021.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Voetnoten

1.Algemene wet bestuursrecht.
2.Vreemdelingencirculaire 2000.
3.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
4.Zie de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 9 november 2017, ECLI:NL:RVS:2017:3067.