ECLI:NL:RBDHA:2021:4776
Rechtbank Den Haag
- Verzet
- S. Ketelaars - Mast
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen uitspraak over niet tijdig beslissen op asielaanvragen
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 april 2021 uitspraak gedaan in een verzetprocedure tegen een eerdere uitspraak van 29 juli 2020, waarin de rechtbank de beroepen van de eisers gegrond verklaarde. De eisers, twee vreemdelingen, hadden verzet aangetekend tegen de uitspraak waarin was overwogen dat hun aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel niet tijdig waren behandeld. De rechtbank had in de eerdere uitspraak vastgesteld dat de aanvragen samenhangen en dat er één verbeurde dwangsom van € 1442,- was vastgesteld. In het verzet voerden de opposanten aan dat zij afzonderlijk beroep hadden ingesteld en dat er geen sprake was van samenhang tussen hun procedures, wat zou betekenen dat zij recht hadden op een zelfstandige dwangsom. De verzetrechter oordeelde echter dat de argumenten van de opposanten niet leidden tot twijfel over de eerdere uitspraak. De rechtbank bevestigde dat de aanvragen inhoudelijk samenhangen en dat de verzetprocedure terecht zonder zitting was afgedaan. De verzetten werden ongegrond verklaard, en de rechtbank oordeelde dat de eerdere uitspraak in stand bleef. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, omdat de opposanten hun eigen asielmotieven hadden en niet gezamenlijk één dwangsom verbeurden.