ECLI:NL:RBDHA:2021:4810
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verblijfsvergunning regulier onder de Afsluitingsregeling voor kinderen met asielachtergrond
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 maart 2021 uitspraak gedaan in een geschil over de afwijzing van aanvragen voor een verblijfsvergunning regulier onder de Afsluitingsregeling voor langdurig verblijvende kinderen. De eisers, bestaande uit een moeder en haar twee kinderen, hebben hun aanvragen ingediend op basis van humanitaire gronden. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, heeft de aanvragen afgewezen op grond van het ontbreken van geldige machtigingen tot voorlopig verblijf (mvv) en heeft gesteld dat de kinderen niet in aanmerking komen voor vrijstelling van het mvv-vereiste. De rechtbank heeft vastgesteld dat de moeder in 2009 een asielaanvraag heeft ingediend, die is afgewezen, en dat de hoofdpersoon, geboren in 2009, na het beëindigen van de asielprocedure van de moeder is geboren. De rechtbank oordeelt dat de verweerder de voorwaarden van de Afsluitingsregeling correct heeft geïnterpreteerd en dat de hoofdpersoon niet kan worden beschouwd als geboren tijdens de asielprocedure van de moeder. De rechtbank heeft de aanvullende beroepsgronden van eisers, die een beroep deden op het gelijkheidsbeginsel, buiten beschouwing gelaten omdat deze te laat waren ingediend. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat de verweerder terecht geen aanleiding heeft gezien om af te wijken van het beleid.