ECLI:NL:RBDHA:2021:5163
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in Dublin-zaak
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 mei 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Pakistaanse nationaliteit hebbende man, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, heeft de aanvraag niet in behandeling genomen op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, omdat Frankrijk verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de asielaanvraag. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, waarbij hij aanvoert dat hij in Frankrijk geen opvang heeft gehad en dat er sprake is van ernstige materiële deprivatie.
Tijdens de zitting op 30 april 2021 heeft eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde, zijn standpunten toegelicht. De rechtbank heeft overwogen dat het aan eiser is om aannemelijk te maken dat er in Frankrijk tekortkomingen zijn in de asielprocedure en opvangvoorzieningen die een reëel risico op onmenselijke of vernederende behandeling met zich meebrengen. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser niet heeft aangetoond dat hij in Frankrijk geen opvang heeft gekregen en dat hij zelf opvang had geregeld. Bovendien heeft de rechtbank geoordeeld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij geen gebruik kon maken van juridische bijstand in Frankrijk.
De rechtbank concludeert dat de Staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat de asielaanvraag niet in behandeling is genomen, en verklaart het beroep ongegrond. De uitspraak is openbaar gedaan en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.