5.6.De subsidiaire afwijzingsgronden houden evenmin stand. Wat betreft de subsidiaire afwijzingsgrond is daartoe van belang dat, zoals onder 5.3 is overwogen, het in dit geval aan Jbw was om te bepalen of, en zo ja, welke jeugdhulp noodzakelijk is. Dit betekent dat verweerder niet bevoegd was om te beoordelen of de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen van eiseres toereikend waren om zelf de nodige hulp en ondersteuning te kunnen bieden. Deze bevoegdheid lag in dit geval bij Jbw. Wat betreft de meer subsidiaire afwijzingsgrond is van belang dat nu niet vaststaat of, en zo ja welke jeugdhulp in de periode in geding had moeten worden ingezet, ook niet is vast te stellen aan welke eisen de hulpverlening moest voldoen. Ook op dit punt is het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand gekomen.
6. Zoals hiervoor is overwogen onder 5.5 en 5.6 is het bestreden besluit in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel uit artikel 3:2 van de Awb. Op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank het bestuursorgaan in de gelegenheid stellen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen. Op grond van artikel 8:80a van de Awb doet de rechtbank dan een tussenuitspraak. De rechtbank ziet aanleiding om verweerder in de gelegenheid te stellen het gebrek te herstellen. Dat herstellen kan uitsluitend met een nieuwe beslissing op bezwaar, na of tegelijkertijd met intrekking van het nu bestreden besluit. Om het gebrek te herstellen, moet verweerder bij Jbw nagaan of, en zo ja, welke jeugdhulp in de periode in geding had moeten worden ingezet, om vervolgens te toetsen of aan de voorwaarden voor het verstrekken van een pgb is voldaan en of een of meer van de weigeringsgronden zich voordoen. De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen verweerder het gebrek kan herstellen op tien weken na verzending van deze tussenuitspraak.
7. Verweerder moet op grond van artikel 8:51b, eerste lid, van de Awb én om nodeloze vertraging te voorkomen zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen twee weken, meedelen aan de rechtbank of hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen.
8. Als verweerder gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eiseres in de gelegenheid stellen binnen vier weken te reageren op de herstelpoging van verweerder. In beginsel, ook in de situatie dat verweerder de hersteltermijn ongebruikt laat verstrijken, zal de rechtbank zonder tweede zitting uitspraak doen op het beroep.
9. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat laatste betekent ook dat zij over de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.