ECLI:NL:RBDHA:2021:5542

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 april 2021
Publicatiedatum
1 juni 2021
Zaaknummer
NL 21.4245 VK
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielberoep van een Iraanse vrouw met een ongeloofwaardige bekering tot het christendom en huiselijk geweld

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 april 2021 uitspraak gedaan in een asielberoep van een Iraanse vrouw. De vrouw had een verblijfsvergunning asiel aangevraagd, maar deze was door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank heeft de zaak beoordeeld naar aanleiding van de verklaringen van de vrouw over haar ervaringen in Iran, waaronder mishandeling door haar echtgenoot, een buitenechtelijke relatie en haar bekering tot het christendom. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris onvoldoende had gemotiveerd waarom de vrouw geen bescherming zou kunnen krijgen tegen haar echtgenoot in Iran. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrouw geloofwaardig heeft verklaard over de mishandelingen en bedreigingen door haar man, maar dat de staatssecretaris de bekering tot het christendom ongeloofwaardig had geacht. De rechtbank heeft de afwijzing van de asielaanvraag vernietigd en de staatssecretaris opgedragen om de verklaringen van de vrouw opnieuw te beoordelen. De rechtbank heeft ook de proceskosten van de vrouw toegewezen aan de staatssecretaris.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.4245

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres 1 ] , v-nummer: [V-nummer] , eiseres,

mede namens haar minderjarige dochter
[eiseres 2]
(gemachtigde: [naam] ),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: [naam] ).

ProcesverloopBij besluit van 15 maart 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene asielprocedure afgewezen als kennelijk ongegrond en aan haar een inreisverbod opgelegd voor de duur van twee jaar.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek op de zitting heeft plaatsgevonden op 15 april 2021. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk in de taal Farsi was [naam] aanwezig. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres heeft de Iraanse nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] . Eiseres is op 24 november 2019 met een geldig Schengen-visum naar Nederland gereisd, samen met haar zoon ( [leeftijd] jaar), haar dochter ( [leeftijd] jaar), haar zus en zwager en hun dochter ( [leeftijd] jaar). De zwager van eiseres is vervolgens naar Iran teruggekeerd. Eiseres, haar zus en de kinderen hebben een asielaanvraag in Nederland ingediend.
Asielrelaas
2. Eiseres heeft het volgende asielrelaas aan haar asielaanvraag ten grondslag gelegd. Toen zij [leeftijd] was is zij getrouwd met [naam] . Gedurende haar huwelijk is zij regelmatig door hem mishandeld en verkracht. In 2018 kreeg zij een buitenechtelijke relatie met [naam] . Toen zij deze relatie wilde beëindigden, dreigde hij de relatie aan haar echtgenoot bekend te maken. [naam] had foto’s van eiseres in ondergoed en een filmpje waarop zij seks hadden. Eiseres heeft de relatie met [naam] daarom tegen haar zin hervat en heeft vervolgens Iran verlaten. In Nederland heeft haar man haar meermalen bedreigd, omdat hij erachter is gekomen dat zij een buitenechtelijke relatie heeft gehad. Verder heeft eiseres zich in Nederland bekeerd tot het christendom. Bij terugkeer naar Iran vreest zij voor de wraak van haar echtgenoot en zij vreest dat zij haar christelijke geloof daar niet kan uitoefenen.
Bestreden besluit
3.1.
Het asielrelaas van eiseres bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
1) identiteit, nationaliteit en herkomst;
2) mishandelingen en bedreigingen door haar echtgenoot;
3) buitenechtelijke relatie met [naam] en problemen naar aanleiding daarvan;
4) afwending van de islam;
5) bekering tot het christendom.
3.2.
Verweerder heeft element 1 geloofwaardig geacht en element 2 deels geloofwaardig geacht. Elementen 3, 4 en 5 worden door verweerder ongeloofwaardig geacht. Volgens verweerder kunnen de geloofwaardig bevonden elementen er niet toe leiden dat eiseres bij terugkeer naar Iran een reëel risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM [1] of vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag. [2] Tegen de mishandelingen door haar echtgenoot kan eiseres bescherming bij de autoriteiten vragen. Verweerder heeft daarom de asielaanvraag van eiseres afgewezen. De asielaanvraag is kennelijk ongegrond omdat eiseres niet direct na aankomst in Nederland haar asielaanvraag heeft ingediend, maar pas na vijf dagen. Ook is de aanvraag kennelijk ongegrond omdat eiseres kennelijk tegenstrijdig heeft verklaard.
Beroepsgronden
4. Eiseres voert aan dat de bedreigingen door haar man wel geloofwaardig moeten worden geacht. Ze legt een kopie over van een proces-verbaal, waaruit blijkt dat zij op 14 februari 2020 in Nederland aangifte heeft gedaan van bedreiging door haar man. Aangifte doen in Iran heeft geen zin. Ook heeft zij niet tegenstrijdig of vaag verklaard over hoe haar man erachter is gekomen dat zij in Nederland zit. Daarnaast heeft zij ook helder en volledig verklaard over haar relatie met [naam] . Het is niet vreemd dat hij haar op haar werk heeft opgezocht of dat zij niet weet hoe vaak zij precies bij hem thuis is geweest. Daarnaast meent zij dat het niet tegenstrijdig is dat zij nooit in de islam heeft geloofd en tegelijkertijd zich op haar [leeftijd] daadwerkelijk heeft afgekeerd van de islam. Ten slotte meent zij dat haar verklaringen over haar bekering een authentiek en persoonlijk verhaal vormen en dat zij daar niet vaag of oppervlakkig over heeft verklaard.
Beoordeling door de rechtbank
Ten aanzien van de bekering tot het christendom
5.1.
Verweerder heeft de bekering van eiseres tot het christendom ongeloofwaardig bevonden. Verweerder heeft hiertoe doorslaggevend geacht dat eiseres over verschillende onderdelen van haar bekering oppervlakkig en in algemene termen heeft verklaard. Eiseres voert aan dat haar relaas over de bekering authentiek is en dat er sprake is van een oprechte, innerlijke en diepgewortelde overtuiging om zich te bekeren tot het christendom.
5.2.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de bekering van eiseres tot het christendom ongeloofwaardig is. Eiseres heeft in de zienswijze en de beroepsgronden terecht gewezen op een aantal persoonlijke aspecten van haar verklaringen. Zo heeft zij verklaard dat zij zonder vader is opgegroeid en daarom geraakt werd door het feit dat de christelijke god met ‘vader’ wordt aangesproken en dat zij vanwege haar slechte ervaringen met mannen graag wilde leren vergeven. Ondanks deze persoonlijke aspecten in haar verhaal, mocht verweerder concluderen dat het grootste gedeelte van haar verklaringen oppervlakkig en algemeen zijn gebleven.
5.3.
Verweerder mocht hierbij betrekken dat de verklaringen van eiseres over haar eerste bezoek aan de kerk vaag en oppervlakkig zijn, omdat ze daarover heeft verklaard dat ze de liefde van God voelde, dat zij de uitverkorene was en dat God haar vroeg
om de deur van haar hart open te doen. Verweerder mocht van eiseres verwachten dat zij op een meer concrete manier zou toelichten wat dit eerste kerkbezoek voor haar betekende, zeker omdat eiseres ook heeft verklaard dat zij niet begreep wat er tijdens de kerkdienst gebeurde.
5.4.
Ook heeft verweerder aan eiseres kunnen tegenwerpen dat zij niet concreet heeft kunnen maken hoe zij de liefde van God heeft ervaren in de kerk, maar dat zij is blijven steken in algemeenheden als dat God van haar houdt en dat hij de ware is. Deze beschrijvingen geven geen inzicht in de persoonlijke ervaringen van eiseres. Ook op de herhaaldelijk gestelde vraag waarom het voor eiseres belangrijk is dat God zijn zoon heeft opgeofferd voor de mensheid heeft eiseres enkel in algemene termen antwoord gegeven.
5.5.
Verder mocht verweerder aan eiseres tegenwerpen dat zij niet overtuigend heeft kunnen uitleggen hoe de wonderen die zij heeft meegemaakt hebben bijgedragen aan haar beslissing om zich tot het christendom te bekeren. Eiseres heeft een beschrijving van de wonderen gegeven, maar heeft niet kunnen uitleggen op welke wijze deze wonderen haar persoonlijk hebben geraakt en beïnvloed.
5.6.
Vanwege deze oppervlakkige en algemene verklaringen van eiseres mocht verweerder concluderen dat het niet aannemelijk is geworden dat er sprake is van een oprechte, innerlijke en diepgewortelde overtuiging om zich te bekeren tot het christendom.
Ten aanzien van de buitenechtelijke relatie met [naam]
6.1.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder niet in redelijkheid ongeloofwaardig heeft kunnen achten dat eiseres een buitenechtelijke relatie met [naam] heeft gehad. De rechtbank motiveert dat als volgt.
6.2.
Verweerder kan niet in redelijkheid aan eiseres tegenwerpen dat zij niet heeft kunnen vertellen hoe vaak ze precies bij [naam] thuis is geweest, aangezien eiseres heeft verklaard dat zij gedurende meer dan een jaar een relatie met hem heeft gehad. Onder die omstandigheden is het niet vreemd dat ze zo vaak bij hem thuis is geweest dat ze het precieze aantal niet kan noemen. Daarnaast heeft verweerder niet in redelijkheid bevreemdingwekkend kunnen vinden dat eiseres zich in deze periode dermate op haar gemak is gaan voelen dat ze in haar ondergoed door zijn huis heeft gelopen, waardoor hij heimelijk foto’s en filmpjes van haar heeft kunnen maken. Ook heeft eiseres naar het oordeel van de rechtbank niet tegenstrijdig verklaard over wat er op de foto’s en filmpjes te zien is. In het vrije relaas heeft zij verklaard dat [naam] opnames en foto’s van de relatie had. [3] Later in het gehoor werd gevraagd naar wat er op de foto’s stond. Toen vertelde ze dat ze op de foto’s in lingerie stond. [4] Nog later werd haar gevraagd wat er op de opnames stond. [5] Toen heeft eiseres verteld dat het ging om foto’s van haar in ondergoed en van een film van hun relatie. Toen haar werd gevraagd wat ze daarmee bedoelde, heeft ze gezegd dat ze het moeilijk vond om daarover te praten, dat het openbaar maken van deze film tot steniging zal leiden en dat haar gezicht op de film is te zien en van [naam] alleen zijn achterhoofd. De gehoorambtenaar heeft genoteerd dat eiseres emotioneel werd. In de correcties en aanvullingen heeft eiseres vervolgens geëxpliciteerd dat het hier om een opname van seks tussen eiseres en [naam] ging. De rechtbank acht deze verschillende verklaringen niet tegenstrijdig aan elkaar.
6.3.
Verweerder heeft ook tegengeworpen dat eiseres in het nader gehoor niet heeft verklaard hoe zij precies wist dat [naam] haar bedroog. Ze heeft op de vraag daarnaar geantwoord dat ze bepaalde dingen zag en voelde waar ze uit afleidde dat er ook een andere vrouw bij hem thuis kwam. [6] Echter, aangezien verweerder haar tijdens het gehoor niet heeft gevraagd om dit verder te specificeren of uit te leggen, kan verweerder haar niet tegenwerpen dat zij dit niet verder heeft geconcretiseerd. Ook heeft verweerder onvoldoende gemotiveerd waarom het onwaarschijnlijk is dat [naam] een risico heeft genomen door eiseres op haar werk op te zoeken. Eiseres heeft verklaard dat [naam] bekend was als patiënt in het ziekenhuis. Toen hij haar in het ziekenhuis opzocht en op luide toon aansprak omdat zij zijn berichten niet meer beantwoordde, heeft zij hem meegenomen naar een rustige plek zodat haar collega’s niet konden horen wat zij bespraken. Verweerder heeft onvoldoende uitgelegd waarom deze gang van zaken onwaarschijnlijk zou zijn.
6.4.
Daarnaast heeft verweerder onvoldoende gemotiveerd waarom het aan de geloofwaardigheid van de verklaringen van eiseres afbreuk zou doen dat zij niet weet hoe [naam] aan het telefoonnummer van haar man is gekomen. Verweerder legt niet uit waarom eiseres dit zou moeten weten. Verder heeft verweerder niet inzichtelijk gemaakt waarom het onwaarschijnlijk is dat eiseres geen bewijsmiddelen meer heeft van deze relatie die ze voor haar man geheim wilde houden. Verweerder heeft onvoldoende gemotiveerd waarom haar verklaring in de zienswijze, dat zij geen berichtenwisselingen met [naam] wilde bewaren uit angst voor ontdekking, niet overtuigt.
6.5.
Het bestreden besluit is dus op dit punt onvoldoende gemotiveerd.
Ten aanzien van de afwending van de islam
7. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat verweerder niet in redelijkheid ongeloofwaardig heeft kunnen achten dat eiseres als afvallige van de islam is aan te merken. Eiseres heeft verklaard dat zij persoonlijk nooit in de islam heeft geloofd, maar dat zij zich wel buitenshuis aan de regels van de islam heeft geconformeerd omdat dat in Iran nou eenmaal moet. Verder heeft zij verklaard dat zij zich op een gegeven moment in de islam is gaan verdiepen, omdat haar man haar sloeg en haar verkrachtte en dat rechtvaardigde met een beroep op de islam. Toen zij ongeveer [leeftijd] jaar oud was heeft ze geconcludeerd dat ze echt niets meer met de islam te maken wilde hebben. Zonder nadere toelichting van verweerder valt niet in te zien waarom iemand die nooit in de islam heeft geloofd, niet op een latere leeftijd nog een (verdere) aversie tegen de islam kan ontwikkelen. Dit geldt des te meer omdat verweerder wel geloofwaardig acht dat eiseres jarenlang onder het mom van de regels van de islam is verkracht en mishandeld en zich onderdrukt heeft gevoeld door de regels die aan vrouwen voorschrijven om zich op een bepaalde manier te gedragen. Verweerder heeft in het bestreden besluit daarom onvoldoende gemotiveerd waarom de verklaringen van eiseres over haar afvalligheid tegenstrijdig met elkaar zouden zijn.
Ten aanzien van de mishandelingen en de bedreigingen door haar echtgenoot
8.1.
Verweerder heeft geloofwaardig geacht dat eiseres vanaf het begin van haar huwelijk op haar [leeftijd] tot haar vertrek naar Nederland regelmatig door haar man is mishandeld en verkracht. Verweerder vindt het niet geloofwaardig dat haar man haar na aankomst in Nederland nog via de telefoon heeft bedreigd.
8.2.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder ten onrechte de verklaringen van eiseres over waar zij direct na aankomst in Nederland naar toe is gegaan tegenstrijdig heeft geacht. Eiseres heeft in het eerste gehoor verklaard dat zij na inreis naar Nederland naar een vriendin zijn geweest en daar niet zijn blijven logeren. Ze hadden namelijk een hotel gereserveerd. [7] Ook tijdens het nader gehoor heeft zij verteld dat ze maar een paar uur bij deze vriendin zijn gebleven. [8] Zonder nadere toelichting is niet inzichtelijk waarom deze verklaringen tegenstrijdig zouden zijn met haar verklaring dat ze de eerste paar dagen in een hotel hebben doorgebracht. [9]
8.3.
Ook heeft verweerder onvoldoende gemotiveerd waarom het ongerijmd is dat eiseres vermoedt dat haar vriendin [naam] aan haar man had verteld dat zij in Nederland waren en dat die het weer aan de man van eiseres had verteld. Aan eiseres kan niet in redelijkheid worden tegengeworpen dat zij niet de beweegredenen van [naam] kende om aan haar man te vertellen dat eiseres in Nederland was.
8.4.
Verder heeft verweerder ten onrechte niet bij de geloofwaardigheidsbeoordeling betrokken dat de zoon van eiseres in zijn asielprocedure gelijkluidend heeft verklaard over de telefonische bedreigingen door de man van eiseres terwijl zij al in Nederland waren. In de zaak van de zoon van eiseres heeft verweerder deze bedreigingen niet ongeloofwaardig geacht. Ook heeft verweerder ten onrechte niet betrokken dat eiseres een proces-verbaal van [datum] van de politie in [plaatsnaam] heeft overgelegd.
8.5.
Gelet op het voorgaande heeft verweerder zich niet in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de verklaringen van eiseres over de bedreigingen door haar man niet geloofwaardig zijn.
Ten aanzien van de bescherming door de Iraanse autoriteiten
9.1.
Verweerder heeft zich verder in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat eiseres bij terugkeer in Iran bescherming kan vragen bij de Iraanse autoriteiten tegen de geloofwaardig geachte mishandelingen en verkrachtingen door haar man. Verweerder heeft in dit verband verwezen naar het Algemeen ambtsbericht over Iran van mei 2017. Daarin staat dat het mogelijk is om aangifte te doen van huiselijk geweld in Iran. Eiseres betoogt dat het doen van aangifte in Iran zinloos is zonder twee mannelijke getuigen.
9.2.
Het is vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State [10] dat ter beantwoording van de vraag of een vreemdeling in het land van herkomst bescherming kan krijgen, eerst door verweerder moet worden onderzocht of door de autoriteiten in het desbetreffende land in het algemeen bescherming wordt geboden. Daarbij dient verweerder informatie over de algemene situatie in een land van herkomst, in het bijzonder uit ambtsberichten van de minister van Buitenlandse Zaken en rapporten van internationale organisaties, te betrekken. Als verweerder die vraag bevestigend heeft beantwoord, is het vervolgens aan de vreemdeling om aannemelijk te maken dat het vragen van bescherming voor hem gevaarlijk dan wel bij voorbaat zinloos moet worden geacht.
9.3.
In het Algemeen ambtsbericht over Iran van mei 2017 staat onder meer het volgende:
“Een vrouw kan aangifte doen van huiselijk en/of seksueel geweld op grond van artikelen in het Wetboek van Strafrecht die handelen over fysiek geweld. Vanwege de voorwaarde van twee mannelijke getuigen van dit geweld, is het doen van aangifte van huiselijke geweld in de praktijk moeilijk. Bij aantoonbaar letsel kan de politie een proces-verbaal opmaken. Dit kan als bewijsstuk dienen in een rechtszaak. Een ander aspect dat het doen van aangifte van huiselijk geweld bemoeilijkt, is de situatie waarin de dader een familielid of echtgenoot is. Van verkrachting binnen het huwelijk kan een vrouw geen aangifte doen, omdat de Iraanse wet seksuele handelingen zonder wederzijdse instemming binnen het huwelijk toestaat. Het doen van aangifte van huiselijk of seksueel geweld door een vrouw kan als schande gezien worden. (…) Het doen van aangifte tegen de echtgenoot wordt verder bemoeilijkt doordat de echtgenoot van de aangifte op de hoogte gesteld zal worden, ook als de vrouw nog in het echtelijk huis woont. Op grond van het concept tamkin (onderwerping) in een Iraans huwelijk mag een vrouw niet zonder toestemming van haar man het huis verlaten en zich tijdelijk elders vestigen, wil zij haar recht op onderhoud behouden. Als een vrouw het echtelijk huis wil verlaten en (tijdelijk) elders wil wonen, moet zij aantonen dat er een significant risico is op fysieke schade of dat zij zich in een levensbedreigende situatie bevindt. Een echtgenoot kan zijn vrouw elders in het land laten opsporen als zij zonder zijn toestemming vertrokken is. Er zijn overheidsinstellingen waar vrouwen tijdelijk onderdak kunnen vinden en privéinstellingen die workshops aanbieden voor mishandelde jonge vrouwen en uitgehuwelijkte minderjarigen. De vraag naar opvangcentra is echter groter dan het aanbod.” [11]
9.4.
In het Algemeen ambtsbericht over Iran van februari 2021 staat onder meer het volgende:
“In Iran bestaat geen wet die huiselijk geweld verbiedt. Wel keurde de regering de conceptwet Protection, dignity and security of women against violence op 4 januari 2021 goed. Deze wet bepaalt onder meer dat er een fonds moet komen dat bloedgeld (diya) uitkeert aan familieleden van vermoorde vrouwen. Tegen het einde van de verslagperiode was deze wet nog niet in het parlement in stemming gebracht. Er zijn geen speciale opvanghuizen waar slachtoffers van huiselijk geweld langere tijd kunnen verblijven. Wel bestaat er een alarmnummer van de State Welfare Organization (SWO) en zijn er Iraanse ngo’s die slachtoffers van huiselijk geweld kunnen ondersteunen.” [12]
9.5.
Uit deze ambtsberichten blijkt onder meer dat seksueel geweld binnen het huwelijk niet strafbaar is en dat er ook geen wet is die huiselijk geweld verbiedt. Ook staat er dat een man zijn vrouw elders in het land kan laten opsporen als zij zonder zijn toestemming is vertrokken. Gelet op deze informatie is de rechtbank van oordeel dat verweerder, door enkel te stellen dat aangifte tegen huiselijk geweld in Iran mogelijk is, onvoldoende heeft gemotiveerd dat er door de autoriteiten in Iran in het algemeen bescherming wordt geboden tegen huiselijk geweld, waaronder seksueel geweld.
Conclusie
10.1.
De asielaanvraag van eiseres is ten onrechte afgewezen als kennelijk ongegrond. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen aanleiding om zelf in de zaak te voorzien, omdat het aan verweerder is om de verklaringen van eiseres opnieuw te beoordelen op geloofwaardigheid, met inachtneming van deze uitspraak. Ook zal verweerder beter moeten motiveren dat er in Iran in het algemeen bescherming wordt geboden. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken.
10.2.
De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 1.068,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting met een waarde per punt van € 534,- en een wegingsfactor 1). Als aan eiseres een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandverlener.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van bekendmaking van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de aanvraag met inachtneming van deze uitspraak;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.068,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.H. Waller, rechter, in aanwezigheid van mr. F.P. van Straelen, griffier.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
2.Verdrag van Genève van 28 juli 1951 betreffende de status van vluchtelingen.
3.Nader gehoor, p. 4 onderaan.
4.Nader gehoor, p. 20 onderaan.
5.Nader gehoor, p. 27 onderaan.
6.Nader gehoor, p. 20 in het midden.
7.Eerste gehoor, p. 12 in het midden.
8.Nader gehoor, p. 26 onderaan.
9.Nader gehoor, p. 6 onderaan.
10.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 24 juni 2015, ECLI:NL:RVS:2015:2087.
11.Algemeenambtsbericht Iran van mei 2017, p. 53.
12.Algemeen ambtsbericht Iran van februari 2021, p. 62.