ECLI:NL:RBDHA:2021:5737
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van uitstel van vertrek op basis van medische redenen in vreemdelingenrechtelijke context
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 maart 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijk beroep van een Armeense vreemdeling, eiser, tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder. Eiser had verzocht om uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000, omdat hij medische klachten had, waaronder hartklachten en een posttraumatische stressstoornis (PTSS). Het primaire besluit van verweerder om de aanvraag voor uitstel van vertrek af te wijzen, werd door eiser bestreden. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, omdat er geen reëel risico op schending van artikel 3 van het EVRM was aangetoond. De rechtbank oordeelde dat de noodzakelijke medische behandeling in Armenië beschikbaar was en dat eiser niet had aangetoond dat hij niet in staat zou zijn om daar een inkomen te genereren en een ziektekostenverzekering af te sluiten. De rechtbank heeft ook overwogen dat de mantelzorg die eiser ontving niet essentieel was voor zijn medische behandeling. De rechtbank concludeerde dat verweerder terecht had geoordeeld dat er geen medische noodsituatie zou ontstaan bij uitzetting van eiser naar Armenië. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor vreemdelingen om aan te tonen dat medische behandeling in hun land van herkomst niet toegankelijk is, om aanspraak te kunnen maken op uitstel van vertrek.