ECLI:NL:RBDHA:2021:5954

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 april 2021
Publicatiedatum
10 juni 2021
Zaaknummer
C/09/606209 / KG ZA 21-68
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • S.J. Hoekstra - van Vliet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rechtmatigheid van de gunning in een Europese aanbestedingsprocedure voor gerechtsdeurwaardersdiensten

In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een kort geding, vordert [Gerechtsdeurwaarders A] dat het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) de beslissingen van 16 december 2020 met betrekking tot de gunning van percelen in de aanbestedingsprocedure 'Gerechtsdeurwaardersdiensten 2020' intrekt. [Gerechtsdeurwaarders A] stelt dat zij ten onrechte niet in aanmerking is gekomen voor een contract, terwijl de interveniënten dat wel zijn. De rechtbank oordeelt dat het CJIB correct heeft gehandeld door de regelafstand van een ingediende inschrijving aan te passen, waardoor het aantal pagina's is overschreden. Het CJIB heeft de inschrijving niet ongeldig verklaard, maar het teveel aan pagina's buiten beschouwing gelaten, wat in lijn is met de aanbestedingsdocumenten. De rechtbank concludeert dat [Gerechtsdeurwaarders A] niet kan worden gevolgd in haar betoog dat het CJIB onzorgvuldig heeft gehandeld. De vorderingen van [Gerechtsdeurwaarders A] worden afgewezen, en zij wordt veroordeeld in de proceskosten van het CJIB en de interveniënten.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team Handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/606209 / KG ZA 21-68
Vonnis in kort geding van 6 april 2021
in de zaak van

1.[de Gerechtsdeurwaarders I] .te [plaats 1] ,

2.
ICOLLECT B.V.te Bergen op Zoom,
3.
[de Gerechtsdeurwaarders II]te [plaats 2] ,
eisers,
advocaat mr. J.F. van Nouhuys te Rotterdam (voorheen: mr. G.L. Weerheim te Rotterdam),
tegen:
DE STAAT DER NEDERLANDEN (Ministerie van Justitie en Veiligheid, Centraal Justitieel Incassobureau)te Den Haag,
gedaagde,
advocaat mr. J.H.C.A. Muller te Den Haag,
waarin zijn tussengekomen
Flanderijn Utrecht B.V.te Utrecht,
advocaat mr. S.C. Brackmann te Rotterdam,
en

1.Syncasso Amsterdam B.V. te Amsterdam,

2.
Syncasso Gerechtsdeurwaarders B.V.te Arnhem,
3.
Syncasso Rotterdam B.V.te Rotterdam,
4.
Syncasso Utrecht B.V.te Utrecht,
advocaten mrs. P.F.C. Heemskerk en M. van den Brink te Amsterdam.
en waarin zich hebben gevoegd aan de zijde van gedaagde:

1.[Gerechtsdeurwaarderskantoor] [plaats 3] ,

2.
DEURWAARDERSKANTOOR HOLLAND B.V.te Hoorn,
advocaat: mr P.J. Winkel te Leiden.
Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als ‘ [Gerechtsdeurwaarders A] ’, ‘het CJIB’, ‘Flanderijn’, ‘Syncasso’ en ‘ [Interveniënt sub 1] ’. Naar alle partijen zal worden verwezen in het vrouwelijk enkelvoud.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties;
- de door het CJIB overgelegde conclusie van antwoord;
- de incidentele conclusie tot tussenkomst dan wel voeging van Flanderijn met een productie;
- de incidentele conclusie tot tussenkomst dan wel voeging van Syncasso;
- de incidentele conclusie tot voeging van [Interveniënt sub 1] met producties;
- de op 23 maart 2021 gehouden mondelinge behandeling, waarbij door [Gerechtsdeurwaarders A] en [Interveniënt sub 1] pleitnotities zijn overgelegd.
1.2.
De door [Interveniënt sub 1] nader overgelegde productie 3 is buiten beschouwing gelaten, nu de indiening daarvan minder dan 24 uur voorafgaand aan de zitting in strijd met de goede procesorde is geacht.
1.3.
Ter zitting is vonnis bepaald op heden.

2.Het incident tot tussenkomst dan wel voeging

2.1.
Flanderijn en Syncasso hebben gevorderd te mogen tussenkomen in de procedure tussen [Gerechtsdeurwaarders A] en het CJIB dan wel zich te mogen voegen aan de zijde van het CJIB. [Interveniënt sub 1] heeft gevorderd zich te mogen voegen aan de zijde van het CJIB. Ter zitting hebben [Gerechtsdeurwaarders A] en het CJIB verklaard geen bezwaar te hebben tegen de tussenkomst en/of voeging. Flanderijn en Syncasso zijn vervolgens toegelaten als tussenkomende partijen en [Interveniënt sub 1] is vervolgens toegelaten als gevoegde partij, aangezien zij alle aannemelijk hebben gemaakt dat zij daarbij voldoende belang hebben. Voorts is niet gebleken dat de tussenkomst en voeging aan een voortvarende afdoening van dit kort geding in de weg staan. Hierdoor ontstaat er ook geen strijd met de goede procesorde in het algemeen.

3.De feiten

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
3.1.
Het Centraal Justitieel Incassobureau (hierna: het CJIB) is in 2020 de openbare Europese aanbestedingsprocedure “Gerechtsdeurwaardersdiensten 2020” gestart (hierna: de aanbesteding of de aanbestedingsprocedure). De aanbesteding wordt uitgevoerd conform het Europese regime voor sociale en andere specifieke diensten, als bedoeld in artikel 2.38 van de Aanbestedingswet 2012 (Aw). De aan te besteden opdracht betreft de tenuitvoerlegging van executoriale titels die door het CJIB ter inning worden aangeboden aan de te contracteren gerechtsdeurwaarderskantoren.
3.2.
[Gerechtsdeurwaarders A] heeft tijdig een inschrijving ingediend op meerdere percelen. Bij brieven van 16 december 2020 is door het CJIB aan [Gerechtsdeurwaarders A] meegedeeld dat zij niet in aanmerking komt voor een contract op één of meerdere van de percelen waarop zij heeft ingeschreven. De interveniënten komen wel in aanmerking voor een contract op een of meer van die percelen.

4.Het geschil

4.1.
[Gerechtsdeurwaarders A] vordert, na intrekking van de incidentele vordering ter zitting, zakelijk weergegeven:
  • het CJIB te veroordelen om binnen twee dagen na dagtekening van dit vonnis de beslissingen van 16 december 2020 met betrekking tot de percelen 1a, 1b, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 11, 13, 14, 15, 17 en 20 in te trekken;
  • het CJIB te verbieden om ter zake bovengenoemde percelen aan enige partij te gunnen tot herbeoordeling heeft plaatsgevonden;
  • het CJIB te veroordelen om, nadat andere inschrijvers die in dezelfde omstandigheden verkeren als [Gerechtsdeurwaarders A] en voor zover nog nodig ook [Gerechtsdeurwaarders A] de mogelijkheid tot herstel geboden is, over te gaan tot herbeoordeling van de integrale uitwerking (zoals inmiddels door [Gerechtsdeurwaarders A] aan het CJIB ter beschikking gesteld) met betrekking tot gunningscriterium G2 van [Gerechtsdeurwaarders A] , zulks met inachtneming van het bepaalde in het Beschrijvend Document;
met veroordeling van het CJIB in de proceskosten.
4.2.
Daartoe voert [Gerechtsdeurwaarders A] – samengevat – het volgende aan. Zij heeft een fout gemaakt in de uitwerking van een gunningscriterium. Zij heeft hierbij per ongeluk niet de voorgeschreven minimale regelafstand gebruikt. Het CJIB heeft de instellingen gecorrigeerd, met als gevolg dat het voorgeschreven maximale aantal pagina’s is overschreden. Het teveel aan pagina’s is niet in de beoordeling betrokken. Het CJIB was daartoe op grond van het bepaalde in het Beschrijvend Document (hierna: BD) wel bevoegd, maar zij is daarbij niet op een zorgvuldige en proportionele wijze te werk gegaan. Zij had in dit geval geen tekst buiten beschouwing mogen laten.
4.3.
Het CJIB en de interveniënten voeren verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.
4.4.
Flanderijn en Syncasso stellen beide een voorwaardelijke vordering in, beide voor het geval dat volgens de voorzieningenrechter is vereist voor toelating van Syncasso als tussenkomende partij. Dat is niet het geval, zodat deze vorderingen niet behoeven te worden beoordeeld.

5.De beoordeling van het geschil

5.1.
Vaststaat dat in de door [Gerechtsdeurwaarders A] aangeleverde uitwerking van gunningscriterium 2 de minimale regelafstand, die volgens het BD 12 punten moest zijn, is aangepast naar 9 punten. In paragraaf 5.1 van het BD is een bijzondere regeling getroffen voor deze situatie, te weten:
“Indien het in paragraaf 5.2.2 en/of 5.2.3 voorgeschreven maximaal aantal pagina's wordt overschreden, leidt dit niet tot ongeldigheid van de Inschrijving, maar zal het beoordelingsteam het teveel aan pagina's niet in de beoordeling betrekken. Het CJIB behoudt zich het recht voor - als bij controle van de Inschrijving blijkt dat de Inschrijver andere pagina-instellingen en/of lettertype-instellingen heeft gebruikt dan beschreven in paragraaf 5.2.1 - om deze instellingen te corrigeren. Als deze correctie leidt tot een overschrijding van het maximaal aantal pagina's zal het beoordelingsteam het te veel aan pagina's niet in de beoordeling betrekken.”
5.2.
Het CJIB heeft dienovereenkomstig gehandeld. Zij heeft de inschrijving niet ongeldig verklaard, maar de instelling van de regelafstand van de betreffende door [Gerechtsdeurwaarders A] aangeleverde uitwerking(en), alvorens die naar de beoordelingscommissie te zenden, conform deze bepaling aangepast naar de vereiste regelafstand. Daardoor is een overschrijding ontstaan van het maximaal aantal pagina’s van vier A4. Het gedeelte dat na de aanpassing door het CJIB op de vijfde pagina terecht is gekomen is niet aan de beoordelingscommissie verstrekt en bij de beoordeling buiten beschouwing gelaten. Aan het beoordelingsteam is dus een versie verstrekt met de eerste vier pagina’s van het aangepaste document.
5.3.
Anders dan [Gerechtsdeurwaarders A] meent lag het niet op de weg van het CJIB om, alvorens tot aanpassing van de regelafstand over te gaan, eerst de vraag te beantwoorden of er door de verkeerde instellingen
teveel tekstis ingediend of dat de ingeleverde tekst wellicht, bij weglating van aanwezige witregels, marges, onderstrepingen, vette letters of kaders, alsnog op vier A4 zou passen. Ook heeft het CJIB zichzelf niet de bevoegdheid gegeven om vast te stellen of er daadwerkelijk teveel tekst is ingeleverd, zoals [Gerechtsdeurwaarders A] ten onrechte stelt.
5.4.
Het CJIB heeft zich slechts het recht voorbehouden om, indien een inschrijver andere pagina-instellingen en/of lettertype-instellingen heeft gebruikt dan beschreven in paragraaf 5.2.1, díe instellingen simpelweg te corrigeren. In het BD staat precies vermeld wat het CJIB zal doen in het geval zij van dat recht gebruik maakt en de correctie leidt tot een overschrijding van het maximaal aantal pagina’s, zoals hier het geval is. Het beoordelingsteam zal dan het teveel aan pagina’s niet in de beoordeling betrekken. Het CJIB heeft dan niet de ruimte om een andere correctiewijze toe te passen en zeker niet om zelf de layout van een door een inschrijver aangeleverde uitwerking van een gunningscriterium aan te passen in die zin dat zij in die inschrijving witregels en kaders verwijdert op een zodanige wijze dat de tekst alsnog op vier pagina’s past.
5.5.
Dat is in de eerste plaats evident in strijd met het transparantie- en gelijkheidsbeginsel. Op een dergelijke ingrijpende aanpassing hoeven mede-inschrijvers, gegeven de tekst van paragraaf 5.1 van het BD, niet bedacht te zijn. In de tweede plaats zou dat leiden tot een niet toegestane wijziging van de inschrijving van [Gerechtsdeurwaarders A] , nu ook de gekozen lay-out een rol kan spelen bij de beoordeling. In de derde plaats zouden andere inschrijvers, die bij de vormgeving van hun inschrijving wél rekening hebben gehouden met/zich hebben gehouden aan de eisen en die daarbij keuzes hebben moeten maken (voor bijvoorbeeld óf meer tekst of minder tekst, maar een overzichtelijkere opmaak), daardoor worden geschaad. [Gerechtsdeurwaarders A] kan dan ook niet worden gevolgd in haar andersluidende betoog.
5.6.
Verder valt niet in te zien waarom het CJIB tegen de beoordelaars had moeten zeggen dat het teveel aan pagina’s is weggelaten. De beoordelaars hoeven immers niet te kunnen toetsen of er tekst terecht is weggehaald of een idee te hebben van hoeveel tekst dat is, zoals [Gerechtsdeurwaarders A] ter onderbouwing heeft gesteld. Het is immers niet aan de beoordelaars de regelafstand aan te passen; zij dienen slechts het maximaal aantal van vier pagina’s te beoordelen. Ook kan het CJIB geen onzorgvuldig handelen worden verweten omdat zij geen contact heeft gezocht met [Gerechtsdeurwaarders A] “in het kader van dit voorval”. Gezien de stellingen van [Gerechtsdeurwaarders A] zou dat kennelijk tot doel moeten hebben om haar te betrekken bij de vraag of er “teveel tekst” is ingeleverd. Die vraag is, zoals hiervoor reeds is overwogen, voor de beoordeling niet relevant.
5.7.
De stelling van [Gerechtsdeurwaarders A] dat het CJIB in de gunningsbeslissing had moeten melden dat er tekst buiten beschouwing is gelaten kan [Gerechtsdeurwaarders A] evenmin baten. Daargelaten dat het maar de vraag is of het CJIB daartoe gehouden was, kan het enkele feit dat het CJIB dat in de gunningsbeslissing niet heeft vermeld niet alsnog tot toewijzing van een van de vorderingen leiden, zodat dit punt verder onbesproken kan blijven. Dat geldt ook voor de stelling van [Gerechtsdeurwaarders A] dat de door de beoordelingscommissie gegeven toelichting op de beoordeling “voor het overige behoorlijk positief te noemen is”. Niet alleen heeft het CJIB dat betwist maar [Gerechtsdeurwaarders A] heeft zich in de dagvaarding ook niet op het standpunt gesteld dat de beoordeling overigens evident onjuist is.
5.8.
De vorderingen zijn gezien het vorenstaande niet voor toewijzing vatbaar, ook niet indien een belangenafweging wordt gemaakt. De voorzieningenrechter tekent daarbij aan dat het alleszins aannemelijk is dat de beslissing van het CJIB nadelige gevolgen heeft voor de bedrijfsvoering van [Gerechtsdeurwaarders A] , maar in het licht van de gerechtvaardigde (bedrijfs)belangen van andere inschrijvers, waaronder de interveniënten, valt niet in te zien waarom de belangen van [Gerechtsdeurwaarders A] onder de gegeven omstandigheden boven die van de winnende inschrijvers zouden moeten prevaleren.
5.9.
[Gerechtsdeurwaarders A] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten van het CJIB en van de interveniënten op de wijze zoals hierna vermeld. Voor veroordeling in de nakosten bestaat geen grond, nu de kostenveroordeling ook voor deze nakosten een executoriale titel oplevert (vgl. HR 19 maart 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL1116, NJ 2011/237).

6.De beslissing

De voorzieningenrechter:
6.1.
wijst het gevorderde af;
6.2.
veroordeelt [Gerechtsdeurwaarders A] in de kosten van dit geding, tot dusver aan de zijde van het CJIB, Flanderijn, Syncasso en [Interveniënt sub 1] telkens begroot op € 1.683,--, waarvan € 1.016,-- aan salaris advocaat en € 667,-- aan griffierecht;
6.3.
bepaalt dat de verschuldigde proceskosten aan Flanderijn en Syncasso dienen te worden voldaan binnen veertien dagen nadat dit vonnis is uitgesproken en dat – bij gebreke daarvan – daarover de wettelijke rente verschuldigd is;
6.4.
verklaart de proceskostenveroordeling ten aanzien van Flanderijn en Syncasso uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.J. Hoekstra - van Vliet en in het openbaar uitgesproken op 6 april 2021.
ts