ECLI:NL:RBDHA:2021:6055

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 juni 2021
Publicatiedatum
14 juni 2021
Zaaknummer
NL20.11240
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van een Zimbabwaanse nationaliteit met betrekking tot politieke activiteiten voor MDC na terugkeer in Zimbabwe

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 juni 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Zimbabwaanse nationaliteit, zijn asielaanvraag had ingediend na terugkeer uit Nederland. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag afgewezen, omdat hij de verklaringen van eiser over zijn politieke activiteiten voor de oppositiepartij Movement for Democratic Change (MDC) na zijn terugkeer in Zimbabwe ongeloofwaardig achtte. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris onvoldoende gemotiveerd had waarom de verklaringen van eiser niet geloofwaardig waren. De rechtbank stelde vast dat verweerder niet voldoende inging op de verklaringen van eiser over zijn activiteiten voor MDC en de omstandigheden waaronder hij werd gearresteerd. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en droeg verweerder op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de eerdere overwegingen in acht moeten worden genomen. De rechtbank oordeelde ook dat de proceskosten van eiser door verweerder vergoed moesten worden.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.11240

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 juni 2021 in de zaak tussen

[eiser] , v-nummer: [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. M.J. Verwers),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. N. Mikolajczyk).

ProcesverloopBij besluit van 20 mei 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen als ongegrond. Bij dit besluit is bepaald dat aan eiser wel een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd wordt verleend, geldig van 8 november 2018 tot 8 november 2023. Verder zijn aan eiser dwangsommen toegekend wegens het niet tijdig beslissen op zijn aanvraag.Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek op zitting heeft plaatsgevonden op 15 maart 2021. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. De rechtbank stelt vast dat het beroep alleen is gericht tegen de afwijzing van de asielaanvraag. Eiser heeft geen beroepsgronden gericht tegen de verlening van de reguliere verblijfsvergunning en de toegekende dwangsommen. De rechtbank stelt verder vast dat verweerder eisers aanvraag heeft behandeld als een eerste asielaanvraag.
Asielrelaas
2. Eiser heeft de Zimbabwaanse nationaliteit en is geboren op [datum] 1983. Eiser heeft eerder een asielaanvraag in Nederland ingediend. De afwijzing van deze aanvraag is bij uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 3 maart 2017 [1] in rechte vast komen te staan. Eiser is op 11 april 2017 met behulp van de Internationale Organisatie voor Migratie teruggekeerd naar Zimbabwe. Vervolgens is eiser op 18 september 2017 weer uit Zimbabwe vertrokken. Via Zuid-Afrika en Turkije is hij naar Griekenland gereisd, waar hij een asielaanvraag heeft ingediend. Door Griekenland is eiser in het kader van de Dublinverordening overgedragen aan Nederland. In Nederland heeft eiser op 8 november 2018 een asielaanvraag ingediend. Over de reden van zijn hernieuwde vertrek uit Zimbabwe verklaart eiser het volgende. Binnen een paar weken na terugkeer in Zimbabwe is eiser begonnen als vrijwilliger voor de oppositiepartij Movement of Democratic Change (MDC). Hij organiseerde eens in de drie weken bijeenkomsten om te discussiëren over bijvoorbeeld de grondwet, stemrechten en mensenrechten. Deze bijeenkomsten waren niet toegestaan. Tijdens één van de bijeenkomsten is de politie binnengevallen en is eiser samen met een aantal anderen gearresteerd. Bij die arrestatie werd geweld gebruikt. Eiser is toen in politiebewaring genomen. De behandeling in de gevangenis was slecht en eiser is daar seksueel misbruikt. Eiser moest voor een rechter verschijnen en is toen vrijgelaten, waarbij de aanklacht is geseponeerd. Wel moest eiser zich van de politie blijven melden. Nadat eiser is vrijgelaten is hij naar een neef gegaan waar hij vanaf 17 augustus 2017 heeft verbleven en naar mogelijkheden heeft gezocht om Zimbabwe te verlaten. Omdat eiser Zimbabwe niet kon verlaten vanaf het internationale vliegveld, is hij, met de vereiste stempels in zijn paspoort, maar niet gecontroleerd, naar Zuid-Afrika gereisd om vanuit daar legaal naar Turkije en vervolgens illegaal naar Griekenland te reizen. Vanwege de politieke werkzaamheden die hij in Zimbabwe ontplooide en het eerdere seksueel misbruik, vreest eiser bij terugkeer door de nationale politie en staatsagenten weer te worden gearresteerd en onmenselijk te worden behandeld.
Ter onderbouwing van zijn asielrelaas heeft eiser de volgende documenten overgelegd:
- een verklaring van MDC-T Youth Assembly van 19 september 2017;
- een verklaring van Zimbabwe Human Rights NGO Forum van 21 augustus 2019;
- medische stukken/verklaringen uit Griekenland;
- screenshots van WhatsApp-berichten, een post op Facebook en een foto.
Standpunt van verweerder
3. Verweerder gaat uit van de geloofwaardigheid van de verklaringen van eiser over zijn identiteit, nationaliteit en herkomst. De verklaringen van eiser dat hij in Zimbabwe activiteiten heeft verricht voor de politieke partij MDC, dat hij bij een ten behoeve van MDC georganiseerde bijeenkomst is gearresteerd en gevangengezet door de politie en dat hij tijdens zijn gevangenschap seksueel is misbruikt, acht verweerder niet geloofwaardig. Dit baseert verweerder op zijn oordeel over de geloofwaardigheid van de door eiser afgelegde verklaringen en op de waarde die hij toekent aan de door eiser ter ondersteuning van zijn asielrelaas ingebrachte documenten. Ook eisers verklaringen over de wijze waarop hij zijn land van herkomst heeft verlaten, volgt verweerder niet.
Verweerder volgt eiser daarom niet in zijn vrees dat hij bij terugkeer naar Zimbabwe zal worden gearresteerd en onmenselijk zal worden behandeld in de gevangenis. Eiser komt niet in aanmerking voor toelating op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vreemdelingenwet 2000.
4. Eiser is het hiermee niet eens. Op wat eiser daartoe aanvoert, gaat de rechtbank hieronder in. Daarbij zal de rechtbank onder 5. tot en met 7. eerst eisers beroepsgronden behandelen die zijn gericht tegen de overwegingen van verweerder over het door eiser oppakken van activiteiten voor MDC nadat hij in april 2017 vanuit Nederland naar Zimbabwe is teruggekeerd, over de verklaring van MDC-T Youth Assembly van 19 september 2017 en over enkele door eiser afgelegde verklaringen over de bijeenkomst op 5 augustus 2017. Daarna zal de rechtbank onder 8. aangeven wat haar oordeel over deze beroepsgronden betekent voor het beroep en voor het bestreden besluit. Ten slotte zal de rechtbank onder 9. nog ingaan op overwegingen van verweerder die zien op eisers uitreis uit Zimbabwe.
Het oppakken van activiteiten voor MDC na terugkeer in Zimbabwe
5. Verweerder acht het - anders dan in het eerder uitgebrachte voornemen - vanwege summiere en ongerijmde verklaringen ongeloofwaardig dat eiser direct na zijn terugkeer in Zimbabwe in april 2017 zijn politieke activiteiten voor MDC heeft opgepakt. De ongerijmdheid zit daarin dat eiser verklaart dat hij deze activiteiten vanuit zijn ideologie direct na terugkeer heeft opgepakt ondanks dat hij wist dat dit gevaar voor hem kon opleveren, terwijl uit eisers verklaringen ook blijkt dat hij in de periode van 2009 tot 2017 toen hij in Nederland verbleef niet (heel) actief is geweest voor MDC en ook nu weinig tot geen activiteiten verricht op dit gebied, terwijl dit in Nederland niet voor veiligheidsrisico’s zou zorgen. Verweerder meent namelijk dat iemand, die bekend is met de gevaren en desondanks vanuit Zimbabwe politieke activiteiten verricht, deze activiteiten verricht vanuit een diepgewortelde politieke overtuiging. Daarom verwacht verweerder dat zo iemand ook politiek actief is in de periode dat hij daaraan voorafgaand en daarna in Nederland heeft verbleven. Eisers verklaringen dat hij in Nederland weinig actief kón en kan zijn voor de MDC acht verweerder niet plausibel. Daartoe overweegt verweerder dat gesteld noch gebleken is dat eiser zich tijdens zijn verblijf in Nederland op de hoogte heeft gesteld van ontwikkelingen bij MDC of op andere wijze actief is geweest voor of namens MDC. Omdat van een diepgevoelde politieke betrokkenheid bij MDC niet is gebleken, heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat hij na terugkeer in Zimbabwe direct (weer) actief is geworden voor MDC. Omdat verweerder niet volgt dat eiser na terugkeer bijeenkomsten heeft georganiseerd voor MDC, acht verweerder alleen al daarom de problemen waarvan eiser stelt dat die daaruit zijn voortgevloeid, namelijk de arrestatie, de detentie en het seksueel misbruik, niet geloofwaardig. Verweerder heeft daarnaast eisers verklaringen over de arrestatie afzonderlijk beoordeeld.
5.1
Eiser voert aan dat verweerder ten onrechte ongeloofwaardig acht dat eiser na terugkeer in Zimbabwe activiteiten voor MDC is gaan verrichten, omdat eiser in Nederland niet (heel) actief voor MDC is geweest. Eiser voert allereerst aan dat hij in Nederland wel degelijk actief is (en is geweest). Hij is in 2010 en 2011 naar een aantal bijeenkomsten geweest en verklaart over zijn bijdrage aan online discussies op Facebook en een aantal demonstraties. Na 2011 is eiser niet meer naar bijeenkomsten geweest, zo verklaart hij, maar heeft hij vooral discussies online gevoerd omdat er weinig activiteiten in Nederland waren. Verder verklaart eiser desgevraagd dat het niet zo was dat hij tussen 2011 en 2017 niet actief was, omdat hij wel in contact stond met leden van MDC zoals met de ‘Secretary-General’ en de voorzitter. Eiser heeft hierover op zitting nog verklaard dat de intensiteit waarmee in Zimbabwe activiteiten worden georganiseerd niet te vergelijken is met de situatie in Nederland. Over de huidige situatie verklaart eiser dat hij nog steeds met mensen van MDC in contact staat en hij voor wat betreft activiteiten vooral discussies online voert. Ter onderbouwing van zijn contacten met MDC heeft eiser screenshots van WhatsApp-gesprekken en een Facebook-post overgelegd. Eiser betoogt voorts dat verweerder niet zomaar kan terugkomen op de beoordeling die in het voornemen is opgenomen.
5.2
Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat hij mag terugkomen op een standpunt over de geloofwaardigheid van een relevant element dat is neergelegd in een eerder, ingetrokken voornemen. [2] Niettemin merkt de rechtbank hierbij op dat zij het opvallend vindt dat verweerder zijn standpunt over de geloofwaardigheid van zo’n essentieel onderdeel uit eisers asielrelaas wijzigt. Het gaat hier namelijk om eisers verklaringen dat hij in Zimbabwe activiteiten heeft verricht voor de politieke partij MDC. Verweerder heeft gemotiveerd waarom hij daar in het voornemen van 20 februari 2020, na nieuwe inzichten, anders over denkt dan in het eerdere voornemen van 22 augustus 2019. De rechtbank zal in 5.2.1. beoordelen of de motivering van het standpunt van verweerder voldoende deugdelijk is.
5.2.1
Naar het oordeel van de rechtbank stelt verweerder zich onvoldoende deugdelijk gemotiveerd op het standpunt dat geen geloof kan worden gehecht aan eisers verklaring dat hij direct na terugkeer in Zimbabwe weer activiteiten is gaan verrichten voor MDC. Verweerder gaat onvoldoende gemotiveerd in op de verklaring die eiser geeft voor het feit dat hij tijdens zijn verblijf in Nederland minder actief was (en is) voor MDC. Eiser heeft toegelicht dat hij in Nederland nauwelijks politiek actief kon (en kan) zijn voor MDC omdat er weinig tot geen activiteiten door MDC worden verricht en er nauwelijks MDC-leden aanwezig zijn. De rechtbank leidt uit de besluitvorming in combinatie met verweerders toelichting op zitting af dat verweerder van eiser aanneemt dat hij tijdens zijn verblijf in Nederland beperkt actief was (en is) voor MDC en daarmee in contact stond (en staat). Daarbij komt dat verweerder niet betwist dat MDC geen afdeling in Nederland heeft en er weinig MDC-leden in Nederland zijn. Ook neemt verweerder niet het standpunt in dat MDC hier méér activiteiten (heeft) verricht dan die eiser heeft bijgewoond waardoor eiser in Nederland actiever kón en kán zijn voor MDC dan hij heeft verklaard. Onder deze omstandigheden is verweerders standpunt dat eisers verklaringen op dit punt ongerijmd zijn en leiden tot de conclusie dat het niet geloofwaardig is dat hij direct na aankomst in Zimbabwe weer politieke activiteiten is gaan verrichten voor MDC, onvoldoende gemotiveerd. Verweerder legt niet uit waarom het ongerijmd is dat eiser weer politiek actiever wordt op een moment dat dat praktisch gezien ook kan, ondanks dat hij daarmee gevaar loopt. Verweerders stelling dat het niet onmogelijk is om actief te zijn voor een politieke partij in het buitenland, is te algemeen van aard.
Ter zitting heeft verweerder het standpunt ingenomen dat in eisers eerdere asielprocedure, toen geloofwaardig is geacht dat eiser marginale activiteiten voor MDC heeft verricht en het dan ongerijmd is dat eiser na terugkeer in april 2017 in Zimbabwe een vrij prominente rol op zich neemt. Verweerder verwijst hierbij naar de uitspraak [3] van deze rechtbank en zittingsplaats. De rechtbank constateert dat zij dit standpunt niet terugziet in de besluitvorming. Bovendien motiveert verweerder niet nader waarop het standpunt is gebaseerd dat eiser na terugkeer in Zimbabwe een prominente rol binnen MDC bekleedt. Eiser verklaart dat hij na terugkeer in Zimbabwe in april 2017 zijn activiteiten voor MDC weer heeft opgepakt op vrijwillige basis in de vorm van het eens in de drie weken organiseren van bijeenkomsten en het geven van voorlichting. Als verweerder meent dat hieruit een prominente rol binnen MDC is af te leiden, moet hij dat standpunt nader motiveren. De beroepsgrond slaagt.
De verklaring van MDC-T Youth Assembly van 19 september 2017
6. Aan de door eiser ter onderbouwing van zijn asielrelaas overgelegde verklaring van MDC-T Youth Assembly kan volgens verweerder niet de waarde worden gehecht die eiser eraan gehecht wenst te zien. Uit documentonderzoek door Bureau Documenten van 12 december 2019 volgt dat Bureau Documenten wegens onvoldoende vergelijkingsmateriaal geen uitspraak kan doen over de echtheid van de verklaring van MDC-T Youth Assembly. Het document is daarnaast volgens verweerder niet objectief verifieerbaar omdat het op verzoek van eiser is opgesteld. Eiser heeft ook niet inzichtelijk gemaakt op welke manier MDC aan de informatie is gekomen die is opgenomen in de verklaring. Hierover heeft eiser summier, wisselend en ontwijkend verklaard. Eiser heeft ter nadere onderbouwing van deze verklaring ook geen objectief bewijs van de Zimbabwaanse autoriteiten of de pers overgelegd waaruit dit zou blijken, aldus verweerder.
6.1
Volgens eiser overweegt verweerder ten onrechte dat de verklaring van MDC-T Youth Assembly niet objectief verifieerbaar is. Dat er een gebrek aan vergelijkingsmateriaal is, maakt niet dat deze verklaring niet relevant is. Niet is gesteld dat het document niet echt is. Verder betoogt eiser dat hij niet specifiek hoeft aan te geven hoe MDC de informatie zoals die uit de verklaring blijkt, heeft verkregen. MDC is een officiële partij zodat van de verklaring kan worden uitgegaan. Eiser geeft aan dat hij deze verklaring heeft opgevraagd bij MDC toen hij nog in Zimbabwe was.
6.2
De rechtbank is van oordeel dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom hij in de verklaring van MDC-T Youth Asssembly geen onderbouwing van eisers asielrelaas ziet. De motivering die verweerder daaraan ten grondslag legt, acht de rechtbank onvoldoende om dat standpunt te kunnen dragen.
De stelling van verweerder dat eiser zelf om de verklaring heeft verzocht, behoeft enige nuancering. Eiser verklaart in het nader gehoor [4] het volgende:

Wilt u daar nog iets aan toevoegen?
Misschien alleen nog dat ik toen ik het visum wilde, ik contact heb gehad met het MDC bureau. Zij zeiden, dat zij mij enkel konden helpen door het schrijven van een brief waarmee mijn verhaal kan worden bevestigd. Ik denk dat die brief ook in het dossier zit.”
In het aanvullend gehoor [5] verklaart eiser hierover nog het volgende:

Hoe bent u aan de verklaring van de partij MDC gekomen?
Ik ben naar het hoofdkantoor gegaan in Zimbabwe.
(…)
De verklaring die u heeft overgelegd van de MDC partij, daarin wordt tevens bevestigd dat u in de problemen bent gekomen. Hoe heeft de MDC partij geconstateerd dat u in de problemen bent gekomen?
Zoals ik al zei, ze houden zichzelf op de hoogte en sturen mensen. Ik weet niet precies hoe ze dat doen, maar als mensen gearresteerd worden onderzoeken ze dat.”
In het bestreden besluit betrekt verweerder enkel eisers verklaring uit het aanvullend gehoor, maar niet kenbaar de verklaring uit het nader gehoor, zoals hierboven weergegeven. De rechtbank leidt uit deze verklaringen af dat eiser contact heeft gehad met MDC en dat MDC vervolgens een verklaring heeft opgesteld die het verhaal van eiser bevestigt. Verweerder neemt in de besluitvorming niet het standpunt in dat de verklaring gebaseerd zou zijn op wat eiser daarover tegenover MDC-T Youth Assembly zelf heeft verklaard. Daarom kan verweerder redelijkerwijs niet - zonder nadere motivering - het standpunt innemen dat het feit dat eiser contact heeft gehad met MDC afbreuk doet aan de objectiviteit van de verklaring. De rechtbank is ook van oordeel dat verweerder onvoldoende heeft uitgelegd op welke manier dit afbreuk doet aan de objectiviteit van het stuk.
Over de verklaringen van eiser over de wijze waarop MDC op de hoogte is geraakt van de informatie die is opgenomen in de verklaring, blijkt uit de besluitvorming niet duidelijk welke verklaringen daarover summier, wisselend en ontwijkend zijn. Verweerder verwijst naar de verklaring op pagina 7 van het aanvullend gehoor waar eiser het volgende verklaart:

Hoe zijn zij aan de informatie die in de verklaring staat gekomen?
Ze vangen de verhalen op en als mensen vrijgelaten worden, dan vertellen die over de arrestaties en waren ook leden van de MDC daar. Nadat ze vrijgelaten waren kwamen ze met de advocaten.”
Op de zitting heeft verweerder erkend dat van wisselende verklaringen geen sprake is. Verweerder heeft ook niet duidelijk kunnen maken welke verklaringen van eiser op dit punt summier en/of ontwijkend zijn. Verweerder wijst er enkel op dat eiser met zijn verklaring op dit punt niet inzichtelijk maakt hoe MDC aan de informatie is gekomen zoals die in de verklaring is weergegeven. Los van het feit dat eiser wel degelijk adequaat antwoord geeft op de door de gehoorambtenaar gestelde vraag, volgt uit die motivering niet waarom eiser op dit punt summier en/of ontwijkend heeft verklaard. Als verweerder dat wil tegenwerpen, zal hij dat nader moeten duiden. Daarom kan ook de tegenwerping dat eiser over de manier waarop MDC aan de informatie over eiser is gekomen summiere, wisselende en ontwijkende verklaringen heeft afgelegd, niet zonder nadere motivering standhouden.
Dat eiser geen objectieve informatie, zoals een nieuwsbericht of een arrestatiebevel, heeft overgelegd die de informatie in de verklaring van MDC-T Youth Assembly onderbouwt, is hem in de besluitvorming niet tegengeworpen. Dit noemt verweerder eerst op zitting. Bovendien heeft eiser verklaard dat hij niet weet of er iets in de pers of het nieuws is verschenen over de arrestatie. [6] Op de zitting heeft eiser erop gewezen dat hij geen arrestatiebevel heeft ontvangen omdat sprake was van een inval door de politie tijdens een bijeenkomst. Verweerders enkele stelling dat hij niet kan inzien dat eiser niets heeft ontvangen van de arrestatie en dat er weldegelijk nieuwsberichten verschijnen over de oppositie in het algemeen en over arrestaties van MDC-leden, acht de rechtbank onvoldoende om op dit punt anders te oordelen. Dat het aan eiser is om zijn asielrelaas aannemelijk te maken, doet er niet aan af dat van de zijde van verweerder een zorgvuldig en deugdelijk gemotiveerd besluit mag worden verwacht en dat ook verweerder ingenomen stellingen onderbouwt. De beroepsgrond slaagt.
De verklaringen over de bijeenkomst op 5 augustus 2017
7. Verweerder acht het – ook op zichzelf bezien – gelet op eisers verklaringen niet geloofwaardig dat eiser tijdens een bijeenkomst op 5 augustus 2017 is gearresteerd. Hiertoe acht verweerder onder andere van belang dat eiseres verklaring dat hij denkt dat de bijeenkomst in de middag was en plaatsvond in een hal in het kiesdistrict, weinig specifiek is en eiser tijdens het aanvullend gehoor pas na herhaaldelijk doorvragen specifieker over de locatie van de bijeenkomst kan verklaren en daarin nog steeds oppervlakkig blijft. Ook betrekt verweerder hierbij dat eiser summier verklaart over het verloop van de bijeenkomst. Ondanks dat eiser meerdere keren in de gelegenheid is gesteld hierover te verklaren, verklaart eiser enkel dat ze rond 11:00 uur in de ochtend zijn begonnen met verschillende discussies over verschillende onderwerpen. Eiser weet te vertellen welke onderwerpen zijn besproken, maar blijft daar volgens verweerder vaag over.
7.1
Eiser betoogt – voor zover van belang – dat verweerder miskent dat hij gedetailleerd over de arrestatie heeft verklaard en de gestelde vragen afdoende heeft beantwoord. Volgens eiser kan hem niet worden tegengeworpen dat hij meer specifieke antwoorden geeft wanneer in het aanvullend gehoor wordt doorgevraagd. Dat is juist de functie van doorvragen. Het gaat erom of eiser de details naar voren kan brengen, al dan niet na doorvragen. Verweerder kan niet van eiser verwachten dat hij zonder gerichte vragen alle details naar voren brengt. Ook motiveert verweerder volgens eiser niet waarom hij vindt dat eiser oppervlakkig of vaag verklaart over de bijeenkomsten die hij organiseerde en de onderwerpen die werden besproken. Eiser heeft duidelijk verklaard over de verschillende onderwerpen die werden besproken tijdens de bijeenkomsten en verweerder geeft niet aan welke details nog van eiser verwacht zouden mogen worden.
7.2
Verweerder werpt eiser tegen dat hij over de locatie waar de gestelde bijeenkomst tijdens welke hij op 5 augustus 2017 is gearresteerd plaatsvond, in het aanvullend gehoor pas specifieker kan verklaren nadat de hoormedewerker hierop doorvraagt. Verweerder doelt op de volgende aan eiser gestelde vragen en daarop door hem gegeven antwoorden [7] :

En waar was het?
Het was in een hal in het kiesdistrict.
Kunt u iets specifieker zijn?
Het was een school hal.
Heeft u een adres of kunt u omschrijven waar het was?
Het is een school in [naam wijk] . Dat is waar de hal is. Dat is van die school.
Heeft de school een naam?
[naam school] .
En dat is in Harare toch?
Ja.”
Dat eiser specifieker antwoordt naarmate verweerder meer specifieke vragen stelt, acht de rechtbank gebruikelijk en op het eerste gezicht niet een omstandigheid die afbreuk kan doen aan de waarde of geloofwaardigheid van de gegeven verklaringen. Deze tegenwerping behoeft een betere uitleg van verweerder. De vragen zijn naar het oordeel van de rechtbank niet op zo’n manier gesteld dat het voor eiser duidelijk had moeten zijn dat hij de vraag (direct) op de specifieke wijze had moeten beantwoorden die verweerder kennelijk van hem verwacht. Verweerder overweegt bovendien dat eisers antwoorden op dit punt, ook na doorvragen door de hoorambtenaar, oppervlakkig zijn, maar motiveert dit niet. Wat er oppervlakkig is aan het (uiteindelijke) antwoord dat de bijeenkomst heeft plaatsgevonden in een hal van de [naam school] school in [naam wijk] , Harare, op de vraag waar de bijeenkomst plaatshad, ziet de rechtbank niet direct in. Verweerder merkt eisers verklaringen ook niet aan als onjuist. Dat eiser hoogopgeleid is, eerder een asielprocedure in Nederland heeft doorlopen en meerdere gehoren heeft gehad, mag verweerder op zich bij zijn beoordeling betrekken. Verweerder moet dan wel duidelijk maken waarom deze omstandigheden tot andere antwoorden op deze vragen hadden moeten leiden en dit doet verweerder niet.
Verder constateert de rechtbank dat eiser de vragen van de hoormedewerker over het verloop van de bijeenkomst, concreet beantwoordt. Verweerder stelt ook niet dat eiser de vragen hierover incorrect heeft beantwoord noch dat er vragen waren die eiser niet heeft kunnen beantwoorden. Eiser geeft de begintijd van de bijeenkomst aan, verklaart dat er vragen en onderwerpen waren voorbereid, geeft aan welke onderwerpen dat waren, en verklaart dat men in groepen uiteen is gegaan om die onderwerpen te bespreken en dat er daarna nog informatie is gegeven over het registreren om te kunnen stemmen. [8] Het wordt de rechtbank niet duidelijk wat verweerder, zonder op deze punten door te vragen, aan verdere verklaringen en details over het verloop van de bijeenkomst van eiser verwacht. De overweging dat eisers verklaringen hierover summier en vaag zijn, acht de rechtbank dan ook onvoldoende gemotiveerd.
De beroepsgrond slaagt.
De gevolgen voor het beroep en het bestreden besluit
8. Al vanwege het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder onvoldoende deugdelijk gemotiveerd tot de conclusie komt dat eisers asielrelaas ongeloofwaardig is. Daarom is het beroep gegrond en wordt het bestreden besluit vernietigd. Zoals uit de besluitvorming blijkt [9] , vormt de ongeloofwaardigheid van eisers verklaring dat hij na terugkeer in Zimbabwe in april 2017 zijn politieke activiteiten weer heeft opgepakt, voor verweerder de basis voor en op zichzelf al reden om eisers verklaringen over de problemen die daaruit zijn voortgekomen, ongeloofwaardig te achten. De rechtbank ziet geen aanleiding om eisers overige beroepsgronden te bespreken. Verweerder zal zich in een nieuw te nemen besluit op de aanvraag opnieuw moeten buigen over de verklaringen die eiser in het kader van zijn asielrelaas heeft afgelegd en de waarde die toekomt aan de ter ondersteuning daarvan ingebrachte documenten. Daarbij moet verweerder betrekken wat de rechtbank hiervoor heeft overwogen, en ook wat zij hierna nog overweegt.
Gelet op wat is overwogen in 5.2 en 5.2.1, 6.2 en 7.2 en de integrale geloofwaardigheidsbeoordeling die verweerder (opnieuw) moet maken, ziet de rechtbank geen aanleiding en mogelijkheid om deze zaak in deze procedure finaal te beslechten. Het is aan verweerder om een beter gemotiveerd besluit op de aanvraag te nemen.
De uitreis uit Zimbabwe
9. De rechtbank merkt verder nog het volgende op. De rechtbank constateert dat verweerder de verklaringen van eiser over zijn uitreis uit Zimbabwe in de besluitvorming deels verkeerd weergeeft dan wel begrijpt. De rechtbank begrijpt eisers verklaringen uit de verschillende gehoren die in het kader van deze procedure zijn afgenomen zo dat eiser niet een visum heeft gebruikt om van Zimbabwe naar Zuid-Afrika te reizen, maar om van Zuid-Afrika naar Turkije te reizen. Ook begrijpt de rechtbank eisers verklaringen zo dat hij Zimbabwe niet met een intercontinentale vlucht via een internationale luchthaven heeft verlaten, maar dat hij Zimbabwe via land heeft verlaten en naar Zuid-Afrika is gereisd. Het voorgaande heeft eiser op zitting bevestigd en heeft ook verweerder op zitting deels bevestigd.
10. Dee rechtbank ziet aanleiding verweerder te veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1068 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde van € 534 en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit
  • draagt verweerder op om binnen zes weken na verzending van deze uitspraak een nieuw besluit op de aanvraag te nemen, met inachtneming van deze uitspraak;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1068.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Bruinse-Pot, rechter, in aanwezigheid van
mr. G.T.J. Kouwenberg, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Zaaknummer 201701177/1/V2 (niet gepubliceerd).
2.Vergelijk AbRvS 28 februari 2013, ECLI:NL:RVS:2013:BZ4449, en ABRvS 13 december 2018, ECLI:NL:RVS:2018:4116.
3.Uitspraak van 31 januari 2017, zaaknummers AWB 16/30744 en 16/39745 (niet gepubliceerd).
4.Pagina 7 van het nader gehoor.
5.Pagina 7 en pagina 13 van het aanvullend gehoor.
6.Pagina 7 van het aanvullend gehoor.
7.Pagina 8 van het aanvullend gehoor.
8.Pagina 8 van het aanvullend gehoor.
9.Zie pagina 5, eerste alinea, van het in het bestreden besluit ingelaste voornemen.