7.2Verweerder werpt eiser tegen dat hij over de locatie waar de gestelde bijeenkomst tijdens welke hij op 5 augustus 2017 is gearresteerd plaatsvond, in het aanvullend gehoor pas specifieker kan verklaren nadat de hoormedewerker hierop doorvraagt. Verweerder doelt op de volgende aan eiser gestelde vragen en daarop door hem gegeven antwoorden:
“
En waar was het?
Het was in een hal in het kiesdistrict.
Kunt u iets specifieker zijn?
Het was een school hal.
Heeft u een adres of kunt u omschrijven waar het was?
Het is een school in [naam wijk] . Dat is waar de hal is. Dat is van die school.
Heeft de school een naam?
[naam school] .
En dat is in Harare toch?
Ja.”
Dat eiser specifieker antwoordt naarmate verweerder meer specifieke vragen stelt, acht de rechtbank gebruikelijk en op het eerste gezicht niet een omstandigheid die afbreuk kan doen aan de waarde of geloofwaardigheid van de gegeven verklaringen. Deze tegenwerping behoeft een betere uitleg van verweerder. De vragen zijn naar het oordeel van de rechtbank niet op zo’n manier gesteld dat het voor eiser duidelijk had moeten zijn dat hij de vraag (direct) op de specifieke wijze had moeten beantwoorden die verweerder kennelijk van hem verwacht. Verweerder overweegt bovendien dat eisers antwoorden op dit punt, ook na doorvragen door de hoorambtenaar, oppervlakkig zijn, maar motiveert dit niet. Wat er oppervlakkig is aan het (uiteindelijke) antwoord dat de bijeenkomst heeft plaatsgevonden in een hal van de [naam school] school in [naam wijk] , Harare, op de vraag waar de bijeenkomst plaatshad, ziet de rechtbank niet direct in. Verweerder merkt eisers verklaringen ook niet aan als onjuist. Dat eiser hoogopgeleid is, eerder een asielprocedure in Nederland heeft doorlopen en meerdere gehoren heeft gehad, mag verweerder op zich bij zijn beoordeling betrekken. Verweerder moet dan wel duidelijk maken waarom deze omstandigheden tot andere antwoorden op deze vragen hadden moeten leiden en dit doet verweerder niet.
Verder constateert de rechtbank dat eiser de vragen van de hoormedewerker over het verloop van de bijeenkomst, concreet beantwoordt. Verweerder stelt ook niet dat eiser de vragen hierover incorrect heeft beantwoord noch dat er vragen waren die eiser niet heeft kunnen beantwoorden. Eiser geeft de begintijd van de bijeenkomst aan, verklaart dat er vragen en onderwerpen waren voorbereid, geeft aan welke onderwerpen dat waren, en verklaart dat men in groepen uiteen is gegaan om die onderwerpen te bespreken en dat er daarna nog informatie is gegeven over het registreren om te kunnen stemmen.Het wordt de rechtbank niet duidelijk wat verweerder, zonder op deze punten door te vragen, aan verdere verklaringen en details over het verloop van de bijeenkomst van eiser verwacht. De overweging dat eisers verklaringen hierover summier en vaag zijn, acht de rechtbank dan ook onvoldoende gemotiveerd.
De beroepsgrond slaagt.
De gevolgen voor het beroep en het bestreden besluit
8. Al vanwege het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder onvoldoende deugdelijk gemotiveerd tot de conclusie komt dat eisers asielrelaas ongeloofwaardig is. Daarom is het beroep gegrond en wordt het bestreden besluit vernietigd. Zoals uit de besluitvorming blijkt, vormt de ongeloofwaardigheid van eisers verklaring dat hij na terugkeer in Zimbabwe in april 2017 zijn politieke activiteiten weer heeft opgepakt, voor verweerder de basis voor en op zichzelf al reden om eisers verklaringen over de problemen die daaruit zijn voortgekomen, ongeloofwaardig te achten. De rechtbank ziet geen aanleiding om eisers overige beroepsgronden te bespreken. Verweerder zal zich in een nieuw te nemen besluit op de aanvraag opnieuw moeten buigen over de verklaringen die eiser in het kader van zijn asielrelaas heeft afgelegd en de waarde die toekomt aan de ter ondersteuning daarvan ingebrachte documenten. Daarbij moet verweerder betrekken wat de rechtbank hiervoor heeft overwogen, en ook wat zij hierna nog overweegt.
Gelet op wat is overwogen in 5.2 en 5.2.1, 6.2 en 7.2 en de integrale geloofwaardigheidsbeoordeling die verweerder (opnieuw) moet maken, ziet de rechtbank geen aanleiding en mogelijkheid om deze zaak in deze procedure finaal te beslechten. Het is aan verweerder om een beter gemotiveerd besluit op de aanvraag te nemen.
9. De rechtbank merkt verder nog het volgende op. De rechtbank constateert dat verweerder de verklaringen van eiser over zijn uitreis uit Zimbabwe in de besluitvorming deels verkeerd weergeeft dan wel begrijpt. De rechtbank begrijpt eisers verklaringen uit de verschillende gehoren die in het kader van deze procedure zijn afgenomen zo dat eiser niet een visum heeft gebruikt om van Zimbabwe naar Zuid-Afrika te reizen, maar om van Zuid-Afrika naar Turkije te reizen. Ook begrijpt de rechtbank eisers verklaringen zo dat hij Zimbabwe niet met een intercontinentale vlucht via een internationale luchthaven heeft verlaten, maar dat hij Zimbabwe via land heeft verlaten en naar Zuid-Afrika is gereisd. Het voorgaande heeft eiser op zitting bevestigd en heeft ook verweerder op zitting deels bevestigd.
10. Dee rechtbank ziet aanleiding verweerder te veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1068 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde van € 534 en een wegingsfactor 1).