Uitspraak
Beschikking op het op 18 juli 2019 ingekomen verzoekschrift van:
[Y] ,
vervolgens mr. A. Yüksel te Almere;
DE STAAT DER NEDERLANDEN,
Procedure
- het verzoekschrift;
- de brief van 30 augustus 2019 met bijlagen van de zijde van verzoeker;
- de brief van 27 september 2019 met bijlage van de IND;
- de brief van 11 november 2019 met bijlagen van de zijde van verzoeker;
- het faxbericht van 18 november 2019 van de zijde van verzoeker;
- de brief van de IND van 22 januari 2020;
- de brief van de IND van 14 april 2020;
- de brief van 5 mei 2020 met bijlagen van de zijde van verzoeker;
- de brief van 16 juni 2020 van de IND;
- de brief van 30 juni 2020 met bijlagen van de IND;
- de brief van 5 augustus 2020 met bijlagen van de zijde van verzoeker;
- de brief van de IND van 23 september 2020;
- het faxbericht gedateerd 5 mei 2020, ingekomen op 2 februari 2021 van de zijde van verzoeker, met bijlagen.
- mr. M.E. Martis, als gemachtigde van verzoeker;
- mr. [vertegenwoordiger] namens de IND.
Verzoek en onderbouwing
Standpunt van de IND
Standpunt van de officier van justitie
Feiten
- De vader van verzoeker (hierna: de vader) is op [geboortedatum 2] 1963 te [geboorteplaats] , Dominicaanse Republiek, geboren als [naam 1] , kind van de ongehuwde [naam 2] (van Dominicaanse nationaliteit). Hij is op [datum erkenning] 1980 te Aruba erkend door de Nederlander [naam 3] , waarmee de vader het Nederlanderschap verkreeg. De naam van de vader luidt sinds zijn erkenning [naam 1] .
- De vader is op [datum huwelijk] 1988 gehuwd met [X 1] (hierna: de moeder).
- Verzoeker is op [geboortedag] 1989 te [geboorteplaats] , Dominicaanse Republiek, uit dit huwelijk geboren. Daarnaast zijn uit het huwelijk van zijn ouders twee broers geboren, [broer 1] , op [geboortedatum 3] 1991 ( [voornaam broer 1] ), en [broer 2] , op [geboortedatum 4] 1992 ( [voornaam broer 2] ).
- Via de vader verkreeg verzoeker, net als zijn broers, bij zijn geboorte de Nederlandse nationaliteit op grond van artikel 3 lid 1 RWN.
- Verzoeker verkreeg daarnaast bij zijn geboorte ook de Dominicaanse nationaliteit via de moeder.
- Verzoeker heeft vanaf zijn geboorte op de Dominicaanse Republiek gewoond, in familieverband met zijn moeder en broers.
- Verzoeker heeft op [datum] 2011, samen met [X 2] , aangifte gedaan van de geboorte van [minderjarige] op [geboortedatum 5] 2011 te [geboorteplaats] (hierna: [voornaam minderjarige] ), waarbij verzoeker [voornaam minderjarige] heeft erkend.
- Op 15 oktober 2018 heeft verzoeker een paspoort aangevraagd bij de Nederlandse ambassade te Santo Domingo.
- Bij besluit van 24 oktober 2018 heeft het Ministerie van Buitenlandse Zaken aangegeven de aanvraag niet in behandeling te nemen omdat verzoeker niet in het bezit is van de Nederlandse nationaliteit. In de overwegingen van voormeld besluit is het volgende opgenomen:
- [voornaam broer 2] heeft op 22 mei 2018 een Nederlands paspoort gekregen en hij heeft zich per 20 juni 2019 in Spanje ingeschreven. [voornaam broer 1] heeft op 24 juli 2018 een Nederlands paspoort gekregen en hij heeft zich per 24 april 2019 in Spanje ingeschreven. Sindsdien verblijven de broers van verzoeker in Spanje.
Beoordeling
Tjebbes), punt 40, onder verwijzing naar HvJEU 2 maart 2010, zaak C-135/08, ECLI:EU:C:2010:104 (
Rottmann), punten 55-56.
Tjebbes), punten 44-46, en ABRvS 12 februari 2020, ECLI:NL:RVS:2020:423, rov. 11.2.
Chavez-Vilchez), punt 60.
‘additional elements of dependence’of wel ‘
more than the normal emotional ties’bestaan op grond waarvan hun familieleven op de voet van artikel 8 EVRM volgens vaste rechtspraak van het Europese Hof van de Rechten van de Mens moet worden beschermd, kan in het midden blijven. Voor de te nemen beslissing maakt het niet uit of daarvan sprake was. Immers, verzoeker heeft niet aannemelijk gemaakt dat op het verliesmoment ( [geboortedag] 2017) redelijkerwijs voorzienbaar was dat hij samen met zijn broers naar Europa zou komen. Verzoeker heeft gesteld dat hij eerst op 15 oktober 2018, dus ruim een jaar na het verliesmoment, naar de ambassade is gegaan. Zijn twee broers zijn vervolgens pas in respectievelijk april en juni 2019 naar Spanje vertrokken. Uit de stellingen van verzoeker kan dus niet worden afgeleid dat op het verliesmoment al sprake was van concrete plannen om naar Spanje te gaan (die onmogelijk zijn geworden door het verlies van rechtswege van het Nederlanderschap), laat staan dat verzoeker dat aannemelijk heeft gemaakt. Daarbij heeft de rechtbank ook betrokken de omstandigheid dat verzoeker voor zijn minderjarige zoon [voornaam minderjarige] een co-ouderschapsregeling heeft met de in de Dominicaanse Republiek woonachtige moeder van [voornaam minderjarige] . Verzoeker heeft zich er in het geheel niet over uitgelaten hoe daarmee in geval van zijn vertrek naar Spanje zou worden omgegaan.