ECLI:NL:RBDHA:2021:6236
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van procesbelang en ontvankelijkheid van bezwaar tegen e-mail inzake rolstoelvoorziening
Op 8 juni 2021 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van Zoetermeer. De zaak betreft een bezwaar dat eiser heeft ingediend tegen een e-mail van 31 oktober 2019, waarin verweerder akkoord ging met het leveren van een rolstoel van het merk Permobil. Eiser stelde dat deze e-mail een besluit was en dat hij recht had op vergoeding van de kosten van het bezwaar. Verweerder verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk, omdat de e-mail volgens hen geen besluit was in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank heeft het procesverloop uiteengezet, waarbij verweerder eerder een maatwerkvoorziening had toegekend in de vorm van een elektrische rolstoel met een sta-functie. De rechtbank oordeelde dat de e-mail van 31 oktober 2019 enkel een mededeling was over het merk van de rolstoel en niet als een besluit kon worden aangemerkt. Dit betekende dat er geen sprake was van herroeping van een primair besluit, en dus ook geen recht op vergoeding van proceskosten.
De rechtbank concludeerde dat het beroep van eiser ongegrond was en wees het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak werd gedaan door rechter E.M.M. Kettenis-de Bruin, in aanwezigheid van griffier D.W.A. van Weert, en werd openbaar uitgesproken op 8 juni 2021.