ECLI:NL:RBDHA:2021:6386

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 juni 2021
Publicatiedatum
22 juni 2021
Zaaknummer
AWB - 20 _ 623
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing vergoeding verhuiskosten door minister van Defensie

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 29 juni 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, werkzaam als luchtverkeersleider bij Defensie, en de minister van Defensie. De eiser had verzocht om vergoeding van zijn verhuiskosten na een verhuizing van Arnhem naar een nieuwe woonplaats, gelegen op 33 kilometer van zijn werkplek op Schiphol. De minister heeft dit verzoek afgewezen, omdat de nieuwe woonplaats niet op de goedgekeurde lijst van vestigingsplaatsen staat die buiten de 25 kilometer van de werkplek vallen. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard in het bestreden besluit van 20 december 2019.

Tijdens de zitting op 15 juni 2021, die via een skype-verbinding plaatsvond, heeft eiser zijn standpunt toegelicht, bijgestaan door zijn gemachtigde. De minister werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde en een luitenant-kolonel. Eiser betoogde dat de afwijzing onterecht was, omdat er volgens hem onduidelijkheid bestond over de criteria voor het opnemen van plaatsen in de bijlage van goedgekeurde vestigingsplaatsen. Hij stelde dat er woningen binnen de 25 kilometer van zijn werk beschikbaar waren en dat de Belastingdienst een andere norm hanteert voor verhuiskostenvergoedingen.

De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de minister voldoende inzicht heeft gegeven in de keuze voor de vestigingsplaatsen en dat deze keuze niet willekeurig of onredelijk was. De rechtbank oordeelde dat eiser voldoende mogelijkheden had om een woonplaats te kiezen die aanspraak gaf op vergoeding van verhuiskosten. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard, wat betekent dat de afwijzing van de vergoeding door de minister in stand blijft. De uitspraak is gedaan door rechter G.P. Kleijn, in aanwezigheid van griffier A. Badermann.

Uitspraak

Rechtbank DEN Haag

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/623

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 juni 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. N.I. van Os),
en

de minister van Defensie, verweerder

(gemachtigde: majoor mr. F.E. Eleveld).

Procesverloop

Bij besluit van 18 juni 2019 heeft verweerder eisers verzoek om vergoeding van zijn verhuiskosten afgewezen.
Bij besluit van 20 december 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingezonden.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 juni 2021 door middel van een skype-verbinding. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en luitenant-kolonel [luitenant-kolonel] .

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser is werkzaam bij Defensie als luchtverkeersleider in de rang van kapitein. Eiser is een functie toegewezen op Schiphol. Eiser is daarom van Arnhem naar [woonplaats] verhuisd. Eiser heeft verzocht om vergoeding van de door hem gemaakte verhuiskosten.
Wat heeft verweerder besloten?
2. Verweerder heeft het verzoek afgewezen omdat eiser op meer dan 25 kilometer afstand van zijn plaats van tewerkstelling is gaan wonen (33 kilometer). Ook komt eisers nieuwe woonplaats [woonplaats] niet voor op de bijlage “Overzicht goedkeurde vestigingsplaatsen buiten 25 kilometer”, behorende bij het Verplaatsingskostenbesluit Defensie (VKBD) en opgenomen op het door verweerder verstrekte aanvraagformulier verhuiskosten (hierna: de bijlage). Verweerder stelt dat met het toepassen van de uitzonderingen op de bijlage geen sprake is van rechtsongelijkheid of willekeur. De procedure tot wijziging van de bijlage is voor iedereen hetzelfde. Daarnaast blijkt uit Funda dat er veel woningen in het zoekprofiel van eiser binnen een straal van 25 kilometer van eisers werk zijn. Daarom bestaat er geen aanleiding om [woonplaats] op de lijst met uitzonderingen te plaatsen.
Wat vinden partijen in beroep?
4. Eiser voert aan dat niet duidelijk en inzichtelijk is wat het door verweerder gehanteerde toetsingscriterium is geweest bij het al dan niet opnemen van een plaats in de tabel met plaatsen die buiten de 25 kilometer vallen. Op de bijlage staan plaatsen die qua afstand verder van de plaats van tewerkstelling liggen dan [woonplaats] . Eiser betoogt dat hij in het belang van zijn gezin heeft gekozen voor [woonplaats] . Voor verweerder zou er aanleiding moeten om de hardheidsclausule toe te passen. Eiser wijst er op dat de Belastingdienst de norm hanteert dat een verhuiskostenvergoeding vrij van loonheffing is als de werknemer meer dan 25 kilometer van het werk woont en verhuist, waardoor de afstand tussen zijn nieuwe woning en zijn werk ten minste 60% minder wordt. Eiser zou bij het toepassen van die norm aanspraak hebben op een vergoeding.
5. Verweerder heeft ter zitting toegelicht dat de bijlage al geruime tijd bestaat. Dat daarop plaatsen staan die qua afstand verder van eisers tewerkstellingsplaats liggen dan [woonplaats] vindt zijn verklaring hierin dat een aantal jaren terug in de nabijheid van de luchthaven weinig woningen waren te vinden. In het kader van de volkshuisvesting werden in groeikernen als Purmerend veel woningen werden gebouwd. Daarin werd toen aanleiding gevonden plaatsen als Purmerend (40 km), Maarsen (36 km) en Woerden (42 km) aan de lijst toe te voegen. Het aanvraagformulier vermeldt ook hoe wensen tot wijziging van het overzicht kunnen worden ingediend. Verweerder meent dat de uitgangspunten bij de keuze voor het opnemen van de plaatsen op de bijlage voldoende duidelijk zijn. Verweerder heeft kenbaar gemaakt dat het voornemen bestaat de verhuiskostenvergoedingsregeling te wijzigen. Niet ondenkbaar is dat, zoals eiser voorhoudt, wordt aangesloten bij de regeling van de Belastingdienst. De vakbonden hebben echter het overleg met Defensie opgezegd, waardoor het proces tot wijziging stilligt.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
6.1
De rechtbank laat in het midden of de minister dan wel de staatssecretaris, namens wie een verweerschrift is uitgebracht, bevoegd was het bestreden besluit te nemen. Uit een uitspraak van de hoogste bestuursrechter volgt dat de minister bevoegd is een besluit te nemen, ook al is de bevoegdheid aan de staatssecretaris toebedeeld [1] .
6.2.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder voldoende inzichtelijk heeft verklaard over de achtergrond van de keuze van vestigingsplaatsen buiten 25 kilometer van eisers plaats van tewerkstelling op het overzicht. Die keuze is niet willekeurig of onredelijk geweest. Verweerder heeft ook voldoende gemotiveerd dat uit de website Funda volgt dat er in het zoekprofiel van eiser binnen een straal van 25 kilometer van eisers plaats van tewerkstelling in mei 2019 veel woningen beschikbaar waren. Daarmee is genoegzaam geconcretiseerd dat het voor eiser niet onmogelijk was te kiezen voor een woonplaats waarbij wel aanspraak bestond op vergoeding van verhuiskosten. De omstandigheid dat vanuit fiscaal oogpunt verweerder een andere regeling mag vaststellen brengt niet mee dat verweerder met toepassing van artikel 31 van het VKBD in het geval van eiser had moeten aannemen dat sprake is van een situatie die leidt tot onbillijkheid van overwegende aard.
Conclusie
7. Het beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Badermann, griffier, op 29 juni 2021.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending van de uitspraak daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.