ECLI:NL:RBDHA:2021:6386
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen afwijzing vergoeding verhuiskosten door minister van Defensie
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 29 juni 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, werkzaam als luchtverkeersleider bij Defensie, en de minister van Defensie. De eiser had verzocht om vergoeding van zijn verhuiskosten na een verhuizing van Arnhem naar een nieuwe woonplaats, gelegen op 33 kilometer van zijn werkplek op Schiphol. De minister heeft dit verzoek afgewezen, omdat de nieuwe woonplaats niet op de goedgekeurde lijst van vestigingsplaatsen staat die buiten de 25 kilometer van de werkplek vallen. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard in het bestreden besluit van 20 december 2019.
Tijdens de zitting op 15 juni 2021, die via een skype-verbinding plaatsvond, heeft eiser zijn standpunt toegelicht, bijgestaan door zijn gemachtigde. De minister werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde en een luitenant-kolonel. Eiser betoogde dat de afwijzing onterecht was, omdat er volgens hem onduidelijkheid bestond over de criteria voor het opnemen van plaatsen in de bijlage van goedgekeurde vestigingsplaatsen. Hij stelde dat er woningen binnen de 25 kilometer van zijn werk beschikbaar waren en dat de Belastingdienst een andere norm hanteert voor verhuiskostenvergoedingen.
De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de minister voldoende inzicht heeft gegeven in de keuze voor de vestigingsplaatsen en dat deze keuze niet willekeurig of onredelijk was. De rechtbank oordeelde dat eiser voldoende mogelijkheden had om een woonplaats te kiezen die aanspraak gaf op vergoeding van verhuiskosten. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard, wat betekent dat de afwijzing van de vergoeding door de minister in stand blijft. De uitspraak is gedaan door rechter G.P. Kleijn, in aanwezigheid van griffier A. Badermann.