ECLI:NL:RBDHA:2021:6524
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen boete opgelegd op grond van de Participatiewet wegens schending van de inlichtingenverplichting
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 juni 2021 uitspraak gedaan in een beroep tegen een boete die aan eiser was opgelegd door het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. De boete van € 1.776,96 was opgelegd op grond van de Participatiewet (Pw) wegens het niet melden van inkomsten in de periode van 12 juni 2017 tot en met 31 oktober 2017. Eiser had bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit, maar dit werd ongegrond verklaard. In een eerdere uitspraak van 11 maart 2020 had de rechtbank geoordeeld dat de boete terecht was opgelegd, maar dat het benadelingsbedrag onjuist was vastgesteld. Na deze uitspraak verlaagde verweerder de boete tot € 1.649,66, maar eiser ging hiertegen in beroep.
Tijdens de zitting op 10 mei 2021 heeft eiser betoogd dat er dringende redenen zijn om van de boete af te zien, omdat hij was toegelaten tot een schuldhulpverleningstraject. De rechtbank oordeelde echter dat de gevolgen van de boete voor eiser niet als onaanvaardbaar konden worden beschouwd en dat er geen dringende redenen waren om de boete te matigen. Eiser voerde ook aan dat hij over onvoldoende draagkracht beschikte om de boete te betalen, maar de rechtbank concludeerde dat hij in staat was om de boete binnen de gestelde termijn te voldoen.
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en de opgelegde boete als passend en geboden beschouwd. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.