In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 juni 2021 uitspraak gedaan in een verzoek tot faillietverklaring van Trinity Vastgoed XVI B.V. De verzoekster, vertegenwoordigd door mr. J. Meuleman, heeft een verzoekschrift ingediend tegen de verweerder, die bijgestaan werd door mr. A.S. Snel, mr. M.J.H. Vermeeren en mr. I.R. Köhne. De rechtbank heeft kennisgenomen van diverse stukken, waaronder het verzoekschrift en het verweerschrift van de verweerder. De behandeling vond plaats in raadkamer op 29 juni 2021.
De rechtbank oordeelde dat de verweerder, die deel uitmaakt van een maatschap, in een toestand verkeert waarin hij niet meer betaalt. Verzoekster heeft een vordering op verweerder uit hoofde van een huurovereenkomst, maar verweerder betwist deze vordering en stelt dat niet is voldaan aan de voorwaarden voor faillietverklaring. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen sprake is van pluraliteit van schuldeisers en dat de vordering van verzoekster niet summierlijk kan worden vastgesteld, aangezien er hoger beroep is ingesteld tegen een eerder vonnis dat de vordering bevestigde.
De rechtbank heeft het verzoek tot faillietverklaring afgewezen en verzoekster veroordeeld in de kosten van de procedure. De rechtbank concludeerde dat het doorzetten van het faillissementsverzoek door verzoekster misbruik van recht oplevert, gezien de omstandigheden van de zaak. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de rechtbank heeft de kosten van de procedure vastgesteld op € 1.126,- exclusief omzetbelasting. De uitspraak kan binnen acht dagen na de uitspraak worden aangevochten via een verzoekschrift bij het gerechtshof te Den Haag.