ECLI:NL:RBDHA:2021:6816

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 juni 2021
Publicatiedatum
5 juli 2021
Zaaknummer
AWB 21/689
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond beroep tegen terugkeerbesluit en inreisverbod wegens ernstige bedreiging voor de samenleving

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 juni 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid als verweerder en een Chileense eiser. De eiser had beroep ingesteld tegen een terugkeerbesluit en een inreisverbod van 10 jaar, dat was opgelegd op basis van een strafrechtelijke veroordeling van 28 mei 2020. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser niet aanwezig was op de zitting, maar dat de verweerder zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Na de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat de verweerder op basis van de Vreemdelingenwet 2000 en het Vreemdelingenbesluit 2000 voldoende gemotiveerd had dat er bij de eiser sprake was van een werkelijke, actuele en voldoende ernstige bedreiging voor de samenleving. De rechtbank heeft ook het beroep van de eiser op artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens verworpen, omdat de eiser niet had aangetoond dat hij verblijfsrecht in Spanje had. De rechtbank concludeerde dat de beroepsgronden van de eiser niet slagen en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid om binnen vier weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 21/689
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 juni 2021 in de zaak tussen
[eiser], geboren op [1993], van Chileense nationaliteit, eiser
V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. H. Loth),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J.A.C.M. Prins).

Procesverloop

Bij besluit van 4 november 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser een terugkeerbesluit en een inreisverbod voor de duur van 10 jaar opgelegd..
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 juni 2021. Eiser is met bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Verweerder mocht eiser, gelet op de strafrechtelijke veroordeling van 28 mei 2020, een inreisverbod opleggen van 10 jaar gelet op artikel 66a, zevende lid, aanhef en onder a van de Vreemdelingenwet 2000 in samenhang met artikel 6.5a, vijfde lid, onder b, van het Vreemdelingenbesluit 2000. Verweerder heeft in zijn besluit voldoende gemotiveerd dat bij eiser sprake is van een werkelijke, actuele en voldoende ernstige bedreiging die een fundamenteel belang van de samenleving aantast. Aan het Unierechtelijk openbare orde criterium is dus voldaan. Het beroep van eiser op artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) in verband met zijn verblijfsaanspraak in Spanje slaagt niet omdat niet is gebleken van een verblijfsrecht in Spanje. Het ligt op de weg van eiser om dat aan te tonen. Tot slot heeft eiser aangevoerd dat er onvoldoende is getoetst aan artikel 6.5 van het Vreemdelingenbesluit 2000. Deze beroepsgrond slaag niet omdat niet duidelijk is op welk artikellid van artikel 6.5 van het Vreemdelingenbesluit 2000 eiser een beroep heeft gedaan. De beroepsgronden slagen niet en het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, in aanwezigheid van mr. L.L. Hol, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 7 juni 2021.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending van het proces-verbaal daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.