ECLI:NL:RBDHA:2021:6894

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 juni 2021
Publicatiedatum
5 juli 2021
Zaaknummer
NL21.6884
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Dublin Italië – interstatelijk vertrouwensbeginsel – geen kwetsbaar persoon – beroep ongegrond

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 juni 2021 uitspraak gedaan in een asielzaak waarbij de eiser, een Afghaanse nationaliteit bezittende persoon, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Italië verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, waarbij hij aanvoerde dat zijn overdracht aan Italië een reëel risico op schending van zijn mensenrechten met zich meebracht, met name vanwege de situatie van asielzoekers in Italië en zijn eigen kwetsbare gezondheidstoestand.

De rechtbank heeft overwogen dat voor Italië, ook bij kwetsbare vreemdelingen, in beginsel kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij als gevolg van zijn overdracht in Italië een reëel risico op onmenselijke of vernederende behandeling zal lopen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de door eiser ingebrachte documenten niet voldoende bewijs leveren voor zijn stellingen over de zorg- en opvangvoorzieningen in Italië. Bovendien heeft de rechtbank geoordeeld dat eiser niet heeft aangetoond dat hij als kwetsbaar persoon moet worden aangemerkt, en dat zijn medische situatie geen belemmering vormt voor zijn overdracht aan Italië.

De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. Eiser kan binnen een week na bekendmaking van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Rotterdam Bestuursrecht zaaknummer: NL21.6884
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. J. van Veelen-de Hoop), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. F.M. van de Kamp).

Procesverloop

Bij besluit van 4 mei 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL21.6885 (verzoek om voorlopige voorziening), plaatsgevonden op 28 mei 2021 in Dordrecht. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen [naam tolk] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Inleiding
1. Eiser is geboren op [geboortedatum] en bezit de Afghaanse nationaliteit. Hij heeft zijn asielverzoek op 11 november 2020 ingediend.
2. Verweerder heeft het bestreden besluit gebaseerd op artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000. Daarin is bepaald dat een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd niet in behandeling wordt genomen indien op grond van Verordening (EU) nr. 604/2013 (Dublinverordening) is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. In dit geval heeft Nederland op 4 januari 2021 bij Italië een verzoek om overname gedaan. Italië heeft hierop niet tijdig gereageerd, waarmee de verantwoordelijkheid van Italië vaststaat.
Gronden van beroep
3. Eiser voert aan dat zijn overdracht aan Italië een reëel risico op schending van artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) inhoudt. Hij vreest dat hem na overdracht geen opvang of medische zorg zal worden geboden, dat hij verstoken zal blijven van zijn eerste levensbehoeften en dat hem geen ondersteuning of rechtshulp in Italië wordt geboden. Hij heeft dit onderbouwd met documenten over de situatie van asielzoekers in Italië. Voor Italië kan niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel worden uitgegaan. Hij verwijst daarvoor naar de gevolgen van het Salvini-decreet van 24 september 2018. Verweerder is ook ten onrechte voorbijgegaan aan de bijlage die hij bij zijn zienswijze heeft overgelegd. Het gebrek aan ondersteuning en hulp gedurende de asielprocedure is voor hem extra problematisch, aangezien hij veel hoofdpijnklachten heeft, last heeft van vergeetachtigheid en geen andere taal machtig is dan het Dari. Verweerder heeft hem ten onrechte niet aangemerkt als een bijzonder kwetsbaar persoon als bedoeld in het arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens van 4 november 2014 inzake Tarakhel tegen Zwitserland (ECLI:CE:ECHR:2014:1104JUD002921712). Hij behoeft specialistische behandeling. Ter ondersteuning hiervan verwijst hij naar zijn patiëntendossier. Zijn overdracht aan Italië kan niet plaatsvinden zonder dat Italië garandeert dat hem opvang en medische hulp worden geboden. Bovendien heeft verweerder ten onrechte geen aanleiding gezien voor toepassing van artikel 17 van de Dublinverordening, aldus eiser.
Beoordeling door de rechtbank
3.1.
De rechtbank is van oordeel dat voor Italië (ook bij bijzonder kwetsbare vreemdelingen) in beginsel kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Dit uitgangspunt is bevestigd door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) (zie onder meer de uitspraak van de Afdeling van
25 februari 2021, ECLI:NL:RVS:2021:464, en de daarin genoemde rechtspraak). Het is daarom aan eiser om aannemelijk te maken dat er ernstige, op feiten berustende gronden bestaan om aan te nemen dat eiser als gevolg van zijn overdracht in Italië een reëel risico op onmenselijke of vernederende behandeling in de zin van artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en artikel 3 van het EVRM zal lopen en dat voor
Italië niet meer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Hierin is eiser niet geslaagd. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij geen zorg- en opvangvoorzieningen, ondersteuning en rechtshulp zal kunnen krijgen in Italië. Dit blijkt niet uit de door eiser in beroep ingebrachte documenten, te weten: een artikel uit ‘the New Humanitarian’ van 16 maart 2020, met de titel ‘How coronavirus hits migrants and asylum seekers in Italy’ en een brief van VluchtelingenWerk Nederland (VWN) van 4 mei 2021. Het artikel uit de New Humanitarian dateert van ruim een jaar geleden toen de eerste coronamaatregelen werden getroffen. Uit het artikel blijkt niet dat er voor Dublinterugkeerders aan het systeem gerelateerde tekortkomingen van de asielprocedure en opvangvoorzieningen in Italië zijn. Dat blijkt evenmin uit de brief van VWN. Uit deze brief blijkt dat er in Italië verbeteringen zijn doorgevoerd, dat Dublinterugkeerders wettelijk gezien recht hebben op toegang tot een SAI-opvangcentrum en dat voorrang dient te worden gegeven aan kwetsbare asielzoekers. Het is echter nog onduidelijk hoe dit in de praktijk uitwerkt, er zijn geen gereserveerde plaatsen voor Dublinterugkeerders in een SAI- opvangcentrum en het kan enige tijd duren voordat zij toegang tot een opvangcentrum verkrijgen of dat zij terecht kunnen komen in een CAS (noodopvang)-centrum, aldus de brief van VWN. Ook hieruit blijkt niet dat er voor Dublinterugkeerders aan het systeem gerelateerde tekortkomingen van de asielprocedure en opvangvoorzieningen in Italië zijn.
De Afdeling heeft over het Salvini-decreet al geoordeeld dat dit niet betekent dat er geen opvangmogelijkheden meer zijn voor Dublinclaimanten (zie de uitspraak van de Afdeling van 27 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:653). Eisers eigen ervaringen in Italië maken niet aannemelijk dat niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Het is niet gebleken dat eiser bij tekortkomingen niet kan klagen bij de Italiaanse autoriteiten. Ook heeft verweerder bij het bestreden besluit deugdelijk gemotiveerd waarom het document dat eiser bij zijn zienswijze heeft ingediend niet leidt tot het afzien van eisers overdracht aan Italië.
3.2.
Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat hij als kwetsbaar persoon moet worden aangemerkt en hierom niet aan Italië kan worden overgedragen (vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 23 januari 2020, ECLI:NL:RVS:2020:223). Daarvoor is vereist dat eiser objectieve gegevens overlegt, die de bijzondere ernst van zijn gezondheidstoestand en de aanzienlijke en onomkeerbare gevolgen van een overdracht aantonen. Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat eiser hierin niet is geslaagd. Verweerder heeft hierbij het patiëntendossier van eiser betrokken. De in beroep overgelegde uitdraai van eisers patiëntendossier van 10 mei 2021 leidt niet tot een ander oordeel. Weliswaar is hierin vermeld dat eiser pijn lijdt aan zijn hoofd, arm en been en op een wachtlijst voor een operatie aan zijn been staat, maar hieruit blijkt niet dat eiser hierom bijzonder kwetsbaar is en niet aan Italië kan worden overgedragen. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij in Italië geen medische behandeling kan verkrijgen. Dat eiser bij overdracht aan Italië zich mogelijk opnieuw op een wachtlijst voor een operatie moet laten plaatsen, leidt niet tot een ander oordeel. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat zijn medische situatie een dergelijk uitstel niet kan dulden. Daarbij speelt ook mee dat uit het medisch dossier volgt dat eiser al geruime tijd pijn heeft, maar dat uit het dossier niet blijkt dat deze pijn in de afgelopen periode is toegenomen. Verder was op enig moment ook sprake van een ontsteking in zijn been, maar uit het dossier blijkt dat dit probleem enige tijd erna is verbeterd en gestopt. Aldus heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat hij zonder aanvullende individuele garanties geen adequate zorg- en opvangvoorzieningen zal krijgen in Italië. Daar komt bij dat verweerder in het bestreden besluit heeft opgenomen dat als eisers medische gesteldheid verandert, en eiser wel als kwetsbaar dient te worden aangemerkt, de Italiaanse autoriteiten hierover conform de artikelen 31 en 32 van de Dublinverordening worden geïnformeerd en dat de overdracht wordt opgeschort als de Italiaanse autoriteiten melden dat zij niet aan eisers behoeften kunnen voldoen. Gelet op het voorgaande is niet gebleken dat het bestreden besluit in strijd komt met het arrest Tarakhel. Dat eiser last heeft van vergeetachtigheid en geen andere taal machtig is dan het Dari, leidt niet tot een ander oordeel.
3.3.
Mede gelet op het voorgaande heeft verweerder zich in redelijkheid conform paragraaf C2/5 van de Vreemdelingencirculaire 2000 op het standpunt kunnen stellen dat er geen aanleiding is om eisers asielaanvraag op grond van artikel 17 van de Dublinverordening in behandeling te nemen. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat bijzondere, individuele omstandigheden maken dat zijn overdracht aan Italië van een onevenredige hardheid getuigt. Het is niet gebleken dat Nederland het meest aangewezen land is voor de medische behandeling van eiser. Bovendien staat eiser op de wachtlijst en is niet gebleken van een concrete datum waarop de operatie kan plaatsvinden en dat deze operatie geen verder uitstel vereist.
3.4.
Het betoog van eiser slaagt niet.
Conclusie
4. Het beroep is ongegrond.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T. Boesman, rechter, in aanwezigheid van mr. J.G. Bos, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
23 juni 2021

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.