ECLI:NL:RBDHA:2021:7356

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 juli 2021
Publicatiedatum
15 juli 2021
Zaaknummer
NL21.7961
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verweigerde verblijfsvergunning asiel en interstatelijk vertrouwensbeginsel in Dublin-zaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 juli 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, had de aanvraag niet in behandeling genomen bij besluit van 21 mei 2021. De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat Roemenië op grond van de Dublinverordening verantwoordelijk is voor de behandeling van het asielverzoek van de eiser. De rechtbank overwoog dat de Roemeense autoriteiten zich hebben gecommitteerd aan de behandeling van het asielverzoek en dat er geen reden was om aan te nemen dat zij hun internationale verplichtingen niet zouden nakomen. Eiser heeft geen overtuigende documenten overgelegd die zouden aantonen dat Roemenië niet aan de Europese asielrichtlijnen zou voldoen. De rechtbank verwierp ook de stelling van eiser dat hij niet in de gelegenheid was om zijn bezwaren tegen de overdracht naar Roemenië kenbaar te maken, en concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt op dezelfde dag, en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen een week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.7961
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiser,

V-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. A. Habib-Portier),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: mr. M.F. van der Lubbe).

Procesverloop

Bij besluit van 21 mei 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met de zaak NL21.7962, op 2 juli 2021 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen W.M. Manik. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Niet in geschil is dat Roemenië op grond van de Dublinverordening verantwoordelijk is voor de behandeling van eisers verzoek om internationale bescherming.
2. Met de aanvaarding van het terugnameverzoek hebben de Roemeense autoriteiten toegezegd dat zij het asielverzoek van eisers in behandeling zullen nemen. Op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel moet ervan uit worden gegaan dat zij dat zullen doen met inachtneming van de Europese asielrichtlijnen. Eiser heeft niet met documenten aannemelijk gemaakt dat in het geval van Roemenië niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Ter zitting heeft eiser gesteld dat Roemenië zich schuldig maakt aan pushbacks, maar heeft dit verder niet onderbouwd met documenten, waardoor verweerder geen reden heeft gehad om hier onderzoek naar te doen.
3. Verder heeft verweerder voldoende gemotiveerd uiteengezet dat eisers verklaringen geen aanleiding vormen voor twijfel of Roemenië zijn internationale verplichtingen zal nakomen. Voor zover eiser stelt dat Roemenië heeft gehandeld in strijd met de Terugkeerrichtlijn door te dreigen hem uit te zetten naar Servië, overweegt de rechtbank dat eiser dit niet heeft onderbouwd, bijvoorbeeld door een afschrift over te leggen van het terugkeerbesluit dat hij naar zijn zeggen van de Roemeense autoriteiten heeft ontvangen. Daarbij heeft verweerder terecht overwogen dat eiser bij de Roemeense autoriteiten dient te klagen indien hij van mening is dat er wel sprake is van een schending van de Terugkeerrichtlijn. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat dat voor hem niet mogelijk of zinloos is.
4. De rechtbank volgt eiser niet in zijn stelling dat hij niet in de gelegenheid is geweest om zijn bezwaren tegen overdracht naar Roemenië kenbaar te maken. Ook indien gezegd zou moeten worden dat eiser hierover niet voldoende is bevraagd in het gehoor aanmeldfase, moet worden vastgesteld dat eiser in zijn zienswijze, noch in beroep verdere feiten of omstandigheden heeft gesteld op grond waarvan verweerder redelijkerwijs had moeten besluiten tot inhoudelijke behandeling van de asielmotieven.
5. Tot slot heeft eiser eerst ter zitting naar voren gebracht dat hij als Pakistaan gevaar loopt in Roemenië. Voor zover eiser stelt te vrezen voor derden, dient hij zich voor bescherming tot de Roemeense autoriteiten te wenden. Eiser heeft niet onderbouwd dat zij die bescherming niet kunnen of willen bieden.
6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 2 juli 2021 door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van R. Ben Sellam, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.