ECLI:NL:RBDHA:2021:7396
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en non-refoulement in het kader van Dublin-overeenkomst
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 juli 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Ethiopiër, zijn asielaanvraag had ingediend op 16 januari 2021. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublin-overeenkomst. Eiser stelde dat hij bij terugkeer naar Duitsland gedwongen zou worden uitgezet naar Ethiopië, wat zou leiden tot een schending van het beginsel van non-refoulement. De rechtbank oordeelde dat het aan eiser was om aannemelijk te maken dat Duitsland zich niet aan de Europese richtlijnen en mensenrechtenverdragen hield. Eiser slaagde hier niet in, en de rechtbank concludeerde dat de vrees voor refoulement niet werd gevolgd. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees erop dat de garantie van Duitsland om de asielaanvraag in behandeling te nemen ook de verantwoordelijkheid omvat dat een eventuele uitzetting niet in strijd met het verbod van refoulement zal zijn. De uitspraak werd gedaan door mr. M.J. Schouw, met mr. S.D.C.J. Verheezen als griffier. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.