In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 juli 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres met de Braziliaanse nationaliteit en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een verblijfsdocument op basis van haar relatie met een Portugese referent, die in Nederland woont. De aanvraag werd door verweerder afgewezen, omdat niet was aangetoond dat er sprake was van een duurzame relatie. De rechtbank oordeelde dat het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd was en dat eiseres niet had aangetoond dat zij en de referent langer dan zes maanden een gezamenlijke huishouding hadden gevoerd. De rechtbank vernietigde het besluit van de Staatssecretaris, maar liet de rechtsgevolgen in stand, omdat het motiveringsgebrek in beroep was hersteld. Eiseres kreeg het griffierecht vergoed en verweerder werd veroordeeld in de proceskosten van eiseres, die op € 1.496,- werden vastgesteld. De uitspraak benadrukt de noodzaak van voldoende bewijs voor een duurzame relatie in het kader van de Vreemdelingenwet.