ECLI:NL:RBDHA:2021:7673
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Handhaving van bestemmingsplan en omgevingsvergunning bij aanbouw op achtererf
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 juli 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen het college van burgemeester en wethouders van Den Haag en een eiser die een aanbouw op het achtererf van zijn woning had gerealiseerd. De rechtbank behandelde het beroep van eiser tegen het besluit van verweerder, dat hem gelastte de aanbouw te verwijderen omdat deze in strijd was met het geldende bestemmingsplan. Eiser had geen omgevingsvergunning aangevraagd en stelde dat hij op basis van eerdere gesprekken met handhavers en een vergunningcheck mocht bouwen zonder vergunning.
De rechtbank overwoog dat volgens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) het verboden is om een project uit te voeren dat in strijd is met een bestemmingsplan zonder vergunning. Het bestemmingsplan voor het perceel van eiser stond een bebouwingspercentage van maximaal 50% toe, terwijl eiser het achtererf volledig had volgebouwd. Eiser's beroep op het vertrouwensbeginsel werd verworpen, omdat hij niet kon onderbouwen dat hem was toegezegd dat hij zonder vergunning mocht bouwen. De rechtbank concludeerde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een uitzondering op de handhaving rechtvaardigden.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eiser ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door rechter J. Schaaf en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van griffier H.B. Brandwijk. Eiser kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.