ECLI:NL:RBDHA:2021:8205

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 juli 2021
Publicatiedatum
28 juli 2021
Zaaknummer
NL21.2661
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van Iraanse vrouw afgewezen wegens ongeloofwaardige bekering tot het christendom en afkomst uit streng islamitisch gezin

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 juli 2021 uitspraak gedaan in het beroep van een Iraanse vrouw die asiel had aangevraagd in Nederland. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had haar aanvraag afgewezen, omdat de vrouw niet geloofwaardig had verklaard over haar bekering tot het christendom en haar afkomst uit een streng islamitisch gezin. De vrouw, die op 6 november 2018 Nederland was ingereisd, had in haar asielaanvraag verklaard dat zij was opgegroeid in een streng islamitisch gezin en naar Nederland was gevlucht uit vrees voor haar familie. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 11 juni 2021, waarbij de vrouw werd bijgestaan door haar gemachtigde en een tolk aanwezig was. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris onvoldoende had gemotiveerd waarom de verklaringen van de vrouw ongeloofwaardig waren. De rechtbank concludeerde dat het bestreden besluit niet was voorzien van een deugdelijke motivering en vernietigde dit besluit. De staatssecretaris werd opgedragen om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen op de asielaanvraag, met inachtneming van de uitspraak van de rechtbank. Tevens werd de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van de vrouw tot een bedrag van € 1.496,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg Bestuursrecht zaaknummer: NL21.2661
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres], eiseres V-nummer: [nummer]

(gemachtigde: mr. M. Taheri), en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. J. van Raak).

Procesverloop

Bij besluit van 26 januari 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft twee verweerschriften ingediend.
De rechtbank heeft het beroep behandeld op 11 juni 2021 in Breda. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen A.R. Izadkhast. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres stelt van Iraanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum]. Zij is op 6 november 2018 Nederland ingereisd. Zij heeft op 3 juni 2019 een asielaanvraag ingediend.
2. Eiseres heeft aan haar asielaanvraag, samengevat, het volgende ten grondslag gelegd. Zij heeft verklaard te zijn opgegroeid in een streng islamitisch gezin in Iran en te zijn bekeerd tot het christendom. Tijdens een tweede bezoek aan haar bekeerde nicht in Duitsland is haar gezin op de hoogte geraakt van haar bekering en is zij naar Nederland gevlucht uit vrees voor haar familieleden in Duitsland. Zij is ook niet teruggekeerd naar Iran uit vrees voor haar vader en broers die haar bij terugkomst zullen uithuwelijken of overdragen aan de Iraanse autoriteiten die haar zullen martelen en/of doden.
3. Het asielrelaas van eiseres bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
  • de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiseres;
  • eiseres’ afwending van de islam;
  • eiseres’ bekering tot het christendom.
Verweerder acht de verklaringen van eiseres over haar identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig. De verklaringen over haar afwending van de islam volgt verweerder ook, behalve voor zover eiseres heeft verklaard uit een streng islamitisch en een in haar ontwikkeling beperkend gezin te komen. De verklaringen van eiseres over haar bekering tot het christendom acht verweerder ongeloofwaardig. De wel geloofwaardig geachte elementen acht verweerder onvoldoende zwaarwegend. Eiseres komt daarom niet in aanmerking voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vw.1
4. Eiseres heeft in de beroepsgronden, samengevat, aangevoerd dat haar ouders bepaalden dat zij voor studie en werk het huis mocht verlaten. De niet-toegestane activiteiten, zoals het bezoeken van huiskerken, paste zij in haar dubbelleven in. Zij mocht enkel reizen naar haar nicht in Duitsland omdat dit een directe nicht betrof van wie bij
eiseres’ gezin niet bekend was dat zij bekeerd was. Eiseres heeft voldoende en persoonlijk verklaard over haar behoefte aan religie. Eiseres heeft zichzelf kunnen accepteren door het christendom. Zij heeft niet verklaard dat het bezoeken van een huiskerk geen groot risico was. Dit was echter minder risicovol dan het bezitten van een huisbijbel. De gebeurtenis van de botsing, waardoor eiseres niet op het feest aankwam waar later een inval plaatsvond, moet geloofwaardig worden geacht. Niet is gevraagd of gewonden zijn gevallen. Hoewel er alleen materiële schade en veel papierwerk was, is eiseres tegengeworpen dat zij niet aan de gewonden heeft gedacht. Omdat het de bedoeling was dat eiseres in Duitsland zou worden gedoopt en haar nicht dit voor haar geregeld had, was zij niet op de hoogte van de doopprocedure aldaar. Door haar vlucht kon de doop niet doorgaan en in Nederland kon zij als gevolg van het coronavirus pas later gedoopt worden. Eiseres’ familie is haar dierbaar, waardoor zij wel terug had willen keren en het evangeliseren wilde inpassen in haar dubbelleven. Eiseres was in de periode tussen inreis en asielaanvraag bang om uitgezet te worden en zij wist niet dat Nederlandse kerken haar een veilige plek konden bieden. Het is tegenstrijdig dat verweerder geen volledige beoordeling heeft kunnen maken door de beperkte vraagstelling en toch concludeert dat eiseres’ verklaringen over de evangelisatie onvoldoende zijn.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Het gezin van eiseres
5.1
Verweerder heeft de verklaring dat eiseres afkomstig was uit een streng islamitisch gezin ongeloofwaardig bevonden omdat eiseres de mogelijkheid kreeg om te studeren, daarbij in staat was om losbandig te leven en zij daarnaast een eigen bestaan kon opbouwen als mondhygiëniste en meerdere keren naar Duitsland kon reizen. Een en ander past volgens verweerder niet in het beeld van een streng islamitisch en controlerend gezin.
1 Vreemdelingenwet 2000.
De rechtbank volgt verweerder niet in dit standpunt. In dit geval is niet onaannemelijk dat eiseres werd toegestaan om te studeren, vervolgens te werken en om in 2017 op 27-jarige leeftijd een reis naar een directe nicht in het buitenland te maken, wat zij in 2018 een tweede keer heeft mogen doen. In het kader van de reizen heeft eiseres ter zitting verklaard dat zij onder voortdurende telefonische controle stond van haar familie en werpt verweerder niet langer de aanname tegen dat haar familie op de hoogte moest zijn van de bekering van de nicht waardoor de toestemming niet te plaatsen zou zijn.2 Ook is niet onaannemelijk dat eiseres wist hoe zij ongeoorloofde activiteiten, zoals het bezoeken van feestjes en later huiskerkbijeenkomsten, kon inpassen in haar leven, dat ook daadwerkelijk deed en zo de controle van haar broers en vader omzeilde. In dat verband heeft eiseres verklaard dat zij zich buitenshuis opmaakte en thuis er juist voor zorgde dat zij haar hoofddoek op de goede manier droeg.3 Ook heeft zij verklaard dat zij bij het doorlopen van de universiteit en bij het werken daarna, het grootste gedeelte van de dag niet thuis was en zich daardoor kon onttrekken aan de regels die thuis golden.4 Eiseres heeft verder verklaard over het respectloze, op het islamitisch geloof gebaseerde gedrag van haar vader en broers tegenover vrouwen gedurende haar leven,5 over dat zij het gesprek in haar gezin over een fanatiek religieuze huwelijkskandidaat voor haar is ontvlucht6 en over hoe zij bij haar nicht door haar vader telefonisch is bedreigd.7 Op basis van deze verklaringen ontstaat wel een beeld van een streng islamitisch gezin waarin eiseres is opgegroeid en waaraan zij zich, voor wat betreft het islamitisch geloof en de positie van vrouwen, vanaf haar pubertijd tot haar tweede reis naar Duitsland meer en meer onttrok. Hieruit volgt dat verweerder niet zonder meer de islamitische strengheid van eiseres’ gezin ongeloofwaardig heeft kunnen achten. De beoordeling van dit onderdeel in het element ‘afwending van de islam’ is daarom onvoldoende gemotiveerd.
De beoordeelde bekering
5.2
Verweerder heeft de gestelde bekering van eiseres ongeloofwaardig geacht nu deze volgens hem niet is gebaseerd op een diepgewortelde innerlijke overtuiging. Eiseres heeft wel enigszins weten te overtuigen qua kennis en activiteiten, maar volgens verweerder moet meer waarde worden gehecht aan haar verklaringen over haar proces, de motieven en het effect van de veranderingen. Op deze onderdelen heeft eiseres niet weten te overtuigen, aldus verweerder.
De rechtbank gaat hierna in op deze verschillende onderdelen, die van belang zijn bij de beoordeling van de geloofwaardigheid van het bekeringsrelaas.8
Bekeringsmotieven, - proces en effecten
5.3.1
Verweerder heeft bij zijn standpunt betrokken dat eiseres heeft verklaard over feitelijke gebeurtenissen en dat zij niet is ingegaan op de onderliggende overtuiging en de groei in het geloof. Zij heeft niet verklaard waarom zij het rustige en gelijkwaardige gedrag
2 P. 5 van het verweerschrift van 28 april 2021.
3 P. 8 van het nader gehoor.
4 P. 10 van het schriftelijk gehoor en p. 9 van het nader gehoor.
5 P. 9 van het schriftelijk gehoor. 6 P. 14 van het schriftelijk gehoor. 7 P. 11 van het schriftelijk gehoor.
8 Werkinstructie 2019/18 Bekeerlingen.
van haar nicht verbindt aan het christendom. Verweerder heeft verder bij zijn standpunt betrokken dat eiseres niet persoonlijk, maar slechts in algemene termen heeft verklaard over wat het geloof haar heeft gebracht. Wat zij heeft verklaard past bij het christelijk geloof maar is niet authentiek. Zij is er volgens verweerder niet in geslaagd te verklaren waarom het christendom haar zo geraakt heeft en verandering heeft gebracht en waarom zij voor het christendom haar leven in Iran op het spel heeft gezet. Daarnaast heeft zij in het eerste half jaar dat zij illegaal in Nederland was slechts drie keer de kerk bezocht. Ook is het vreemd dat zij aan een vriend van haar vader in Duitsland heeft gevraagd haar naar een kerk te brengen terwijl het in de lijn der verwachting ligt dat haar vader bij deze vriend zou informeren hoe het met haar gaat, aldus verweerder.
5.3.2
De rechtbank leest in de verklaringen van eiseres dat zij voorafgaand aan haar bekering geen rust had, zich leeg voelde, iets miste, persoonlijkheidsproblemen had en zondigde.9 In oktober 2017 bezocht zij haar nicht in Duitsland en raakte nieuwsgierig naar de reden van haar bekering tot het christendom, naar de betekenis van Christus en wie Jezus was.10 Zij sprak daarover met haar nicht. Eiseres zag een positieve verandering in het gedrag van de nicht en een positieve invloed op haar gezin, ingegeven door het geloof.11 De nicht legde contact met een vertrouwde vriend in Iran, [naam vriend], die eiseres meer kon vertellen. Eiseres wilde ergens in geloven wat overeen kwam met haar denkwijze zodat zij zich beter kon voelen dan zij deed.12 Terug in Iran bezocht zij op uitnodiging van [naam vriend] met regelmaat huiskerkbijeenkomsten, waar haar over Jezus en het christendom werd verteld en waar zij een rustgevoel kreeg. Begin 2018 voorkwam een botsing dat eiseres op een feest aankwam waar later een inval door de zedenpolitie plaatsvond. Daardoor voelde zij dat Jezus en de heilige geest over haar waakten, begreep zij dat zij haar weg moest vervolgen en voelde zij zich christen.13 Op verzoek van eiseres heeft haar nicht in Duitsland een doop voorbereid. In oktober 2018 is eiseres met het doel om gedoopt te worden teruggegaan naar Duitsland. Eiseres heeft eerst een in Duitsland woonachtige vriend van haar vader bezocht omdat deze zich garant stelde voor haar verblijf. Zij vroeg hem om haar naar een kerk te brengen omdat zij wilde bidden. De vriend heeft dit aan haar vader verteld die haar vervolgens daarmee heeft geconfronteerd en haar de consequenties in het vooruitzicht heeft gesteld.14 In overleg met haar nicht is zij via een kennis naar een neef in Nederland gevlucht. In Nederland heeft zij haar partner ontmoet en tot haar aanmelding is zij drie keer naar de kerk gegaan. Haar aanmelding heeft zij uitgesteld uit vrees om op grond van de Dublinverordening teruggestuurd te worden.15
5.3.3
Op het punt van de motieven voor en het proces van bekering ziet de rechtbank in de (hiervoor samengevat weergegeven) verklaringen van eiseres en de tegenwerpingen van verweerder onvoldoende aanleiding voor de conclusie dat eiseres niet heeft weten te overtuigen. Eiseres heeft op twee hierna te bespreken punten na voldoende consistent en eenduidig verklaard. Daarnaast zijn meerdere tegenwerpingen geschrapt vanwege ophelderingen door eiseres of omdat verweerder deze naar aanleiding van de zienswijze of de beroepsgronden achteraf op een onterechte aanname of veronderstelling vond berusten.
9 P. 10 van het nader gehoor.
10 P. 10-13 van het schriftelijk gehoor.
11 P. 13 van het nader gehoor.
12 P. 15 van het nader gehoor.
13 P. 11-12 van het nader gehoor.
14 P. 10-13 van het schriftelijk gehoor en p. 20 van het nader gehoor.
15 P. 24 van het nader gehoor.
5.3.4
Verweerder werpt tegen dat eiseres wel een groter risico nam tot het bezoeken van huiskerken, maar het risico van bezitten van een bijbel te groot vond. In deze twee zaken ziet de rechtbank in het geval van eiseres het verschil dat eiseres een huiskerkbezoek kon inpassen door bijvoorbeeld eerst bij vrienden bezoek te gaan en zij daarbij het bezoek aan de huiskerk ook op het laatste moment kon afblazen. Het thuis bezitten en bewaren van een bijbel leverde daarentegen een voortdurend risico op ontdekking op.
5.3.5
Verweerder werpt verder tegen dat eiseres zeer beperkt de kerk heeft bezocht gedurende haar eerste maanden in Nederland terwijl kerken juist bescherming bieden aan illegaal verblijvende buitenlanders. De rechtbank komt eiseres’ verklaring dat zij onwetend was over de bescherming niet aannemelijk voor, zeker nu zij wel een paar keer een kerk heeft bezocht, zij contact onderhield met haar tot het christendom bekeerde nicht en zij in de moeder van haar vriend een medechristen had ontmoet, die haar hiervan op de hoogte had kunnen brengen. Verweerder heeft de verklaring van eiseres op dit punt niet ten onrechte kunnen tegenwerpen.
5.3.6
Over het incident waarbij eiseres met haar auto op een andere auto is gebotst, werpt verweerder niet langer tegen dat eiseres niet aan de gevolgen voor anderen heeft gedacht, nu het ongeluk alleen materiële schade en veel papierwerk tot gevolg had. Toch vindt verweerder ongeloofwaardig waarom eiseres het ongeluk zag als een godsteken. De rechtbank volgt dat niet. Uit de verklaringen van eiseres volgt dat zij zich gedurende enkele maanden voor de botsing op het christelijk geloof oriënteerde en dat haar familie kort voor de botsing een streng islamitische huwelijkskandidaat aandroeg.16 Tegen die achtergrond en in het licht van de verdere, concrete verklaringen over haar geloofsbeleving is niet inzichtelijk waarom de botsing, die eiseres achteraf bezien had behoed voor problemen met de zedenpolitie en mogelijk erger, door haar niet als godsteken kon worden opgevat.
5.3.7
Ook in de verklaringen dat eiseres aanvankelijk haar doop in Duitsland via haar nicht heeft georganiseerd, maar dat dat niet doorging en dat zij in Nederland zelf meer voorbereidingstijd nam en uiteindelijk wel is gedoopt, ziet de rechtbank voldoende en consistente uitleg voor de gestelde gang van zaken rondom de doop. Dit betekent niet dat verweerder eiseres had moeten volgen in haar verklaring voor de vlucht naar Nederland, waarop de rechtbank hierna ingaat.
5.3.8
Verweerder heeft betrokken dat eiseres niet eenduidig heeft verklaard over de door haar gestelde gang van zaken rondom het bidden in de kerk tijdens het tweede bezoek aan Duitsland en hoe dit ertoe zou hebben geleid dat haar gezin van haar bekering op de hoogte zou zijn geraakt. Niet valt in te zien waarom eiseres het risico zou nemen om haar vaders vriend haar naar een kerk te laten brengen en daar vervolgens zichtbaar te bidden, terwijl eiseres tijdens de reis aan telefonische controlegesprekken werd onderworpen door haar familie in Iran, welke controle zich ook uitstrekte tot contact met de vriend. Eiseres’ nadere uitleg dat het kerkbezoek in een toeristisch kader plaatsvond, dat haar vaders vriend het luchtig heeft verteld aan haar vader maar dat laatstgenoemde het heel zwaar heeft opgevat, heeft verweerder niet hoeven overtuigen. Verweerder heeft het plaatsvinden van deze gebeurtenis niet ten onrechte ongeloofwaardig kunnen vinden. Naar het oordeel van de
16 P. 14 van het schriftelijk gehoor.
rechtbank zit er hiermee ‘een gat’ in het relaas van eiseres. Welke gevolgen dit heeft, komt aan de orde onder 5.6.
5.3.9
Verweerder heeft verder erop kunnen wijzen dat eiseres’ verklaringen voor een aanzienlijk deel over feitelijke gebeurtenissen gaan. Dit neemt echter niet weg dat de verklaringen ook voor een belangrijk deel ingaan op haar kennismaking met en groei in het christelijk geloof, wat dit persoonlijk voor haar betekende en welke effecten dit bij haar teweegbracht. Juist is dat de door eiseres genoemde aspecten niet zijn voorbehouden aan christenen, maar dat betekent op zichzelf niet dat eiseres deze aspecten voor zichzelf niet aan het christendom heeft kunnen koppelen. In het schriftelijk gehoor heeft eiseres verklaard dat haar aanrakingen met het christendom haar tot rust brachten.17 In het nader gehoor heeft eiseres verklaard dat zij de rust, die zij door haar familiesituatie miste, vindt in het bidden, het kerkbezoek en door over het geloof te praten.18 Eerder was zij geneigd tot wraak, terwijl zij door het christendom heeft leren vergeven.19 Aan de omstandigheden rondom de botsing heeft eiseres persoonlijke betekenis gegeven.20 Ter zitting heeft eiseres toegelicht dat zij zich voorheen een zondaar voelde omdat zij niet haar eigen leven leidde en de schijn ophield. In deze verklaringen ziet de rechtbank onvoldoende aanleiding om te kunnen concluderen dat eiseres te algemeen en niet authentiek over haar motieven tot bekering heeft verklaard. Verweerders beoordeling is op dit punt dan ook onvoldoende gemotiveerd.
5.3.10
De overwegingen hiervoor leiden de rechtbank tot de tussenconclusie dat het bestreden besluit een motiveringsgebrek bevat.
Kennis en activiteiten
5.4
Verweerder heeft in zijn voornemen benoemd dat eiseres over de nodige kennis van het christelijk geloof beschikt. Ook heeft hij benoemd dat eiseres deelneemt aan een aantal door de kerk georganiseerde bijeenkomsten. Over de verklaring over de telefonische evangelisatiepoging van eiseres bij een oud-docente in Iran heeft verweerder overwogen dat deze niet bijdraagt maar ook geen afbreuk doet aan de geloofwaardigheid, omdat de vraag blijft hoe het contact tot stand is gekomen. Verweerder heeft naar aanleiding van de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 12 mei 202121 in een tweede verweerschrift uiteengezet dat en waarom de enigszins overtuigende verklaringen over de geloofskennis en -activiteiten niet de onvoldoende overtuigende verklaringen over de motieven, het proces en de veranderingen kunnen compenseren.
Nu de rechtbank verweerder op meerdere punten22 niet volgt in zijn beoordeling van de motieven, het proces en de veranderingen, is het standpunt van verweerder dat de verklaringen daarover niet kunnen worden gecompenseerd niet houdbaar. Verweerder heeft op twee punten23 niet ten onrechte tegenwerpingen gemaakt, maar dit is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om het gehele bekeringsrelaas van eiseres als ongeloofwaardig te kunnen bestempelen.
17 P.11 van het schriftelijk gehoor.
18 P. 16 van het nader gehoor.
19 P. 18 en 22 van het nader gehoor. 20 P. 14 van het schriftelijk gehoor. 21 ECLI:NL:RVS:2021:977.
22 Overwegingen 5.3.4, 5.3.6, 5.3.7 en 5.3.9.
23 Overwegingen 5.3.5 en 5.3.8.
Overgelegde documenten
5.5
Verweerder is pas in zijn tweede verweerschrift van 8 juni 2021 gemotiveerd ingegaan op de overgelegde brieven van [naam 1] en van [naam 2] die dateren van ruim voor het bestreden besluit. Nu deze motivering onvoldoende kenbaar uit het bestreden besluit blijkt, duidt ook dit op een motiveringgebrek in het bestreden besluit.
De getoetste zwaarwegendheid
5.6
Verweerder heeft de vrees van eiseres voor uithuwelijking dan wel de dood bij terugkeer niet aannemelijk geacht, nu hij haar bekering niet geloofwaardig en de afkomst uit een streng religieus gezin niet aannemelijk heeft geacht. Uit wat de rechtbank hiervoor heeft overwogen volgt dat deze conclusies niet worden gedragen door een deugdelijke motivering. Daarmee komt ook de grond onder de conclusie dat eiseres niet te vrezen heeft bij terugkeer te ontvallen. Verweerder zal de beoordeling over de zwaarwegendheid opnieuw dienen te maken.
Slotsom
6. Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit is niet voorzien van een deugdelijke motivering en wordt om die reden vernietigd wegens strijd artikel 3:46 van de Awb.24 De rechtbank ziet geen aanleiding om zelf in de zaak te voorzien of verweerder met toepassing van artikel 8:51a van de Awb de gelegenheid te bieden het geconstateerde gebrek te herstellen. Verweerder zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken.
7. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Bpb25 voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.496,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 748,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de asielaanvraag met inachtneming van deze uitspraak;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.496,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J. Schouw, rechter, in aanwezigheid van N.A. D'Hoore, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
24 Algemene wet bestuursrecht.
25 Besluit proceskosten bestuursrecht.

Documentcode: DSR15985647

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.