ECLI:NL:RBDHA:2021:8295

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 juli 2021
Publicatiedatum
29 juli 2021
Zaaknummer
AWB - 20 _ 2695
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot verwijdering van personalia uit het register paspoortsignaleringen en de rechtsgevolgen daarvan

In deze zaak heeft eiser, wonend in het buitenland, een verzoek ingediend tot verwijdering van zijn personalia uit het Register paspoortsignaleringen. Dit verzoek werd door de minister van Financiën afgewezen, met als argument dat de afwijzing geen op rechtsgevolg gericht besluit is in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij hij stelt dat de vermelding van zijn persoonsgegevens in het register wel degelijk rechtsgevolgen heeft, aangezien hij hierdoor geen paspoort kan verkrijgen. De rechtbank heeft de zaak behandeld tijdens een zitting op 22 juni 2021, waarbij zowel eiser als de minister van Financiën zich hebben laten vertegenwoordigen door gemachtigden.

De rechtbank overweegt dat de belastingdienst een verzoek tot paspoortsignalering heeft gedaan vanwege een aanzienlijke betalingsachterstand van eiser. De rechtbank volgt de minister in zijn standpunt dat de afwijzing van het verzoek tot verwijdering geen besluit is dat rechtsgevolgen met zich meebrengt. Eiser heeft de mogelijkheid om de signalering aan te vechten bij de burgemeester bij de aanvraag van een nieuw paspoort. De rechtbank concludeert dat de civiele rechter bevoegd is om de rechtmatigheid van de paspoortsignalering te toetsen.

Daarnaast heeft eiser een verzoek om schadevergoeding ingediend, omdat er niet binnen de gestelde termijn uitspraak is gedaan. De rechtbank oordeelt echter dat de termijnoverschrijding niet binnen de invloedssfeer van de rechtbank ligt, aangezien eiser zelf heeft verzocht om separaat te behandelen van andere lopende beroepen. Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en ziet zij geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/2695

uitspraak van de enkelvoudige van 30 juli 2021 in de zaak tussen

[eiser] , wonend op de [buitenland] , eiser

(gemachtigde: mr. drs. A.C.M. Brom),
en

de minister van Financiën, verweerder

(gemachtigden: mr. [A] , mr. [B] en [C] ).

Procesverloop

Verweerder heeft met de brief van 1 maart 2019 het verzoek van eiser tot verwijdering van zijn personalia uit het Register paspoortsignaleringen (het register) afgewezen.
Bij besluit van 5 juli 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingediend.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiser heeft aanvullende stukken ingediend.
De zitting was op 22 juni 2021 via een Skypeverbinding. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. De belastingdienst heeft een verzoek tot paspoortsignalering als bedoeld in artikel 22 van de Paspoortwet gedaan, omdat eiser een betalingsachterstand heeft van ongeveer 13 miljoen euro. Bij brief van 1 maart 2019 heeft verweerder het verzoek van eiser om verwijdering van zijn personalia uit het register afgewezen.
2. Verweerder voert aan dat de afwijzing van het verzoek geen op rechtsgevolg gericht besluit is en heeft het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard. Met betrekking tot de rechtmatigheid van de paspoortsignalering is de civiele rechter bevoegd.
3. Volgens eiser kan een vermelding van persoonsgegevens in het register worden aangemerkt als een besluit waartegen een rechtsmiddel openstaat. Het opnemen van zijn personalia in het register heeft rechtsgevolg doordat een gesignaleerd persoon anders geen paspoort kan krijgen. Bovendien is er geen effectief rechtsmiddel om de signalering aan te vechten. Verder doet eiser een verzoek om schadevergoeding, omdat niet binnen de gestelde termijn uitspraak is gedaan in beroep.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. Aan de orde is of verweerder het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. De rechtbank volgt verweerder dat het afwijzen van eisers verzoek tot verwijdering van zijn personalia uit het register geen op rechtsgevolg gericht besluit is in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (de Awb). Anders dan eiser stelt heeft de afwijzing van het verzoek niet het rechtstreeks effect dat aan de betreffende persoon geen paspoort mag worden verstrekt. Hiervoor verwijst de rechtbank naar de uitspraak van de hoogste bestuursrechter. [1] Anders dan eiser stelt staat er bovendien een rechtsmiddel open om de signalering aan te vechten. De juistheid van de vermelding moet door de burgemeester worden getoetst bij de aanvraag van een nieuw paspoort. Met betrekking tot de rechtmatigheid van de paspoortsignalering is de civiele rechter bevoegd. Voor zover eiser meent dat de overheid de belastingaanslagen ten onrechte heeft opgelegd, overweegt de rechtbank dat ten opzichte van deze invorderingen aparte procedures aanhangig zijn.
5. De rechtbank volgt eiser niet in zijn betoog met betrekking tot het verzoek om schadevergoeding. Eiser heeft meerdere beroepen lopen bij de rechtbank. Hoewel eisers zaak eerder aan de orde was, heeft eiser verzocht de lopende beroepszaken separaat te behandelen. Gelet hierop is eisers zaak later behandeld dan gepland en ligt de termijnoverschrijding niet binnen de invloedssfeer van de rechtbank.
6.
Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J.P. Bosman, rechter, in aanwezigheid van mr. H.A. Abdolbaghai, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 30 juli 2021.
griffier rechter
De rechter is verhinderd te ondertekenen.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.zie de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 30 maart 2011 (ECLI:NL:RVS:2011:BP9593).