Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige van 30 juli 2021 in de zaak tussen
[eiser] , wonend op de [buitenland] , eiser
de minister van Financiën, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Het beroep is ongegrond.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft eiser, wonend in het buitenland, een verzoek ingediend tot verwijdering van zijn personalia uit het Register paspoortsignaleringen. Dit verzoek werd door de minister van Financiën afgewezen, met als argument dat de afwijzing geen op rechtsgevolg gericht besluit is in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij hij stelt dat de vermelding van zijn persoonsgegevens in het register wel degelijk rechtsgevolgen heeft, aangezien hij hierdoor geen paspoort kan verkrijgen. De rechtbank heeft de zaak behandeld tijdens een zitting op 22 juni 2021, waarbij zowel eiser als de minister van Financiën zich hebben laten vertegenwoordigen door gemachtigden.
De rechtbank overweegt dat de belastingdienst een verzoek tot paspoortsignalering heeft gedaan vanwege een aanzienlijke betalingsachterstand van eiser. De rechtbank volgt de minister in zijn standpunt dat de afwijzing van het verzoek tot verwijdering geen besluit is dat rechtsgevolgen met zich meebrengt. Eiser heeft de mogelijkheid om de signalering aan te vechten bij de burgemeester bij de aanvraag van een nieuw paspoort. De rechtbank concludeert dat de civiele rechter bevoegd is om de rechtmatigheid van de paspoortsignalering te toetsen.
Daarnaast heeft eiser een verzoek om schadevergoeding ingediend, omdat er niet binnen de gestelde termijn uitspraak is gedaan. De rechtbank oordeelt echter dat de termijnoverschrijding niet binnen de invloedssfeer van de rechtbank ligt, aangezien eiser zelf heeft verzocht om separaat te behandelen van andere lopende beroepen. Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en ziet zij geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.