2.3Ten aanzien van eiseres heeft verweerder zich verder op het standpunt gesteld dat haar geen verblijf kan worden toegekend op grond van het arrest Zhu en Chen.Eiseres heeft niet aangetoond dat sprake is van een afhankelijkheidsverhouding tussen haar en haar kleindochter. Eiseres heeft geen objectieve en verifieerbare bewijsstukken overgelegd waaruit volgt dat zij daadwerkelijke zorg- en opvoedingstaken uitoefent voor haar kleindochter.
3. Eisers voeren aan dat de afhankelijkheid van referent door diverse stukken is aangetoond. Verweerder heeft de afhankelijkheidsverhouding niet op de juiste wijze beoordeeld. Verweerder miskent de vrije bewijsleer en mag de overgelegde documenten niet verwerpen op de enkele reden dat de verklaringen niet objectief zouden zijn. Eisers verwijzen naar een uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Haarlem, van
26 januari 2012.Verder is door verweerder miskend dat de overgelegde documenten wel degelijk een beeld geven van de economische en sociale situatie waarin eisers zich bevonden. Ook voeren eisers aan dat zij voldoende stukken hebben overgelegd om de verblijfsrechtelijke positie van referent te beoordelen. Naast de door verweerder genoemde documenten is immers ook een uittreksel van de Kamer van Koophandel overgelegd.
4. Voor het gehanteerde juridisch kader verwijst de rechtbank naar de bijlage die aan deze uitspraak is gehecht.
Het oordeel van de rechtbank
5. De rechtbank is van oordeel dat eisers (nog steeds) niet aannemelijk hebben gemaakt dat noodzaak bestond voor ondersteuning door hun broer. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat niet is gebleken dat eisers gezien hun economische en sociale toestand niet in staat zijn om in hun basisbehoeften te voorzien. Eisers hebben overzichten van geldoverboekingen overgelegd, maar hieruit blijkt niet dat eisers zonder dit geld niet in hun basisbehoeften konden voorzien. Ten aanzien van de ‘declaración juramentada’ heeft deze rechtbank en zittingsplaats in de uitspraak van 9 december 2019 geoordeeld dat deze verklaring op zichzelf onvoldoende is om aan te nemen dat eisers, toen zij in Colombia verbleven, ten laste kwamen van referent. Niet is toegelicht, dan wel gebleken dat dit oordeel van de rechtbank niet klopt. Ook de andere verklaringen van familie en vrienden zijn geen objectief bewijs dat sprake is van noodzakelijke ondersteuning. De rechtbank is dan ook met verweerder van oordeel dat eisers met de overgelegde stukken niet hebben aangetoond dat zij in Colombia in een situatie verkeerden van noodzakelijke en reële afhankelijkheid van referent. Alleen al hierom is het beroep van eisers ongegrond. De rechtbank ziet daarom geen reden om op de andere beroepsgronden in te gaan.
6. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Ten aanzien van het verzoek om een voorlopige voorziening
7. De gevraagde voorziening strekt ertoe de uitzetting te verbieden totdat is beslist op het beroep. In het onderhavige geval is er geen aanleiding tot het treffen van de gevraagde voorziening, gelet op het feit dat de rechtbank heden op het beroep heeft beslist.
Ten aanzien van het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening
8. Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.