ECLI:NL:RBDHA:2021:8715
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid en WIA-uitkering van eiser na medisch onderzoek
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 juli 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. L. Rijsdam, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), vertegenwoordigd door M.L. Steeksma-Valente. Eiser had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het Uwv waarin werd vastgesteld dat hij voor 48,94% arbeidsongeschikt was en dat zijn WGA-loonaanvullingsuitkering niet zou wijzigen. Eiser was van mening dat hij volledig arbeidsongeschikt was en voerde aan dat zijn mentale en fysieke gesteldheid niet was verbeterd sinds zijn eerdere beoordeling in 2018.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het medisch onderzoek door de verzekeringsarts zorgvuldig was uitgevoerd en dat de rapporten van de verzekeringsartsen geen tegenstrijdigheden vertoonden. De rechtbank oordeelde dat de verzekeringsarts b&b voldoende rekening had gehouden met de medische informatie en dat er geen noodzaak was om af te wijken van het oordeel van de primaire verzekeringsarts. Eiser had geen objectieve medische feiten aangedragen die zijn stelling van volledige arbeidsongeschiktheid konden onderbouwen.
De rechtbank concludeerde dat de mate van arbeidsongeschiktheid van eiser op goede gronden was vastgesteld op 48,94% en dat de hoogte van de WGA-loonaanvullingsuitkering niet gewijzigd hoefde te worden. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.