Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.[gedaagde sub 1] [plaats] , gemeente [Gemeente] ,
[gedaagde sub 2]te [plaats] , gemeente [Gemeente] ,
1.De procedure
- de dagvaarding van 1 mei 2020, met producties;
- het herstelexploot van 2 juni 2020;
- de conclusie van antwoord, met producties;
- het tussenvonnis van 17 februari 2021, waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 8 juni 2021;
- de akte uitlating bewijs tevens overlegging nadere productie namens ING;
- het B16 formulier van 28 juni 2021 namens ING;
- het B16 formulier van 6 juli 2021 namens ING;
- het B16 formulier van 8 juli 2021 namens ING.
formulier identiteit vaststellen op ING-kantoor”. In de stukken heeft ING [gedaagde sub 1] gevraagd zich te legitimeren.
3.Het geschil
4.De beoordeling
vordering tegen [gedaagde sub 2]
formulier identiteit vaststellen op ING-kantoor” niet mee heeft genomen naar het filiaal van ING. Want als hij dat had gedaan, dan had hij het formulier gelezen en dan was hem de verwijzing naar het contract opgevallen. Wel kan het zijn dat [gedaagde sub 2] het formulier buiten bij de bank aan hem heeft overhandigd en dat hij het toen verder niet heeft gelezen, maar wel binnen aan de baliemedewerker heeft gegeven.
formulier identiteit vaststellen op ING-kantoor’. Dit document levert echter hoogstens bewijs op voor het feit dat de identiteit van [gedaagde sub 1] door de baliemedewerker is vastgesteld, hetgeen op zichzelf door [gedaagde sub 1] ook niet wordt betwist. Uit het enkele feit dat op dit formulier een contractnummer is opgenomen, klaarblijkelijk het nummer van de leningsovereenkomst, volgt niet dat die overeenkomst bij het bezoek van [gedaagde sub 1] is besproken.