ECLI:NL:RBDHA:2021:9128
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- B. Yeşilgöz
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf van een Syrische minderjarige wees in het kader van artikel 8 EVRM
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 april 2021 uitspraak gedaan in een beroep van een Syrische minderjarige, eiseres, tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres, geboren in 2004, heeft geen ouders meer en woont in Syrië. Haar aanvraag werd afgewezen omdat de staatssecretaris van mening was dat de belangen van de Nederlandse staat zwaarder wegen dan de persoonlijke belangen van eiseres en haar broer, die in Nederland verblijft. De rechtbank heeft eerder in een uitspraak van 15 september 2020 het beroep van eiseres gegrond verklaard en de staatssecretaris opgedragen een nieuw besluit te nemen. In het bestreden besluit van 9 november 2020 werd het bezwaar van eiseres opnieuw ongegrond verklaard, wat leidde tot het huidige beroep.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris onvoldoende rekening heeft gehouden met de kwetsbare positie van eiseres als minderjarige wees in een oorlogssituatie. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris de belangen van het kind niet adequaat heeft betrokken in de belangenafweging, en dat de conclusie dat eiseres zelf kan terugvallen op familie in Syrië niet voldoende is onderbouwd. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en de staatssecretaris opgedragen binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de belangen van eiseres in acht moeten worden genomen. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan eiseres.