ECLI:NL:RBDHA:2021:9141
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Intrekking verblijfsvergunning asiel wegens beëindiging relatie en onvoldoende beoordeling van asielmotieven
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 januari 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een Ugandese vrouw, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres had een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, die was verleend op basis van haar relatie met een referente in Nederland. De staatssecretaris heeft deze vergunning ingetrokken, omdat eiseres niet langer een werkelijk gezinsleven met de referente zou onderhouden. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij zij aanvoert dat de intrekking van haar verblijfsvergunning niet voldoende gemotiveerd is en dat haar individuele asielmotieven niet zijn beoordeeld.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris bij de intrekking van de verblijfsvergunning niet heeft gekeken naar de vraag of eiseres in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning asiel op basis van haar individuele asielmotieven, zoals bescherming tegen uitzetting naar Uganda. Eiseres heeft aangevoerd dat zij als lesbische vrouw in Uganda gediscrimineerd en vervolgd kan worden, wat een schending van haar mensenrechten zou betekenen. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris deze aspecten had moeten meewegen bij de beslissing om de verblijfsvergunning in te trekken.
De rechtbank heeft het beroep van eiseres gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiseres. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige beoordeling van asielmotieven, ook bij de intrekking van een verblijfsvergunning die is verleend op basis van gezinsleven.