ECLI:NL:RBDHA:2021:9205
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- B. Yeşilgöz
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor gezinsleden van een asielgerechtigde
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 mei 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de aanvraag van eisers om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor het doel van gezinshereniging. Eiser, referent, had eerder een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd verkregen en had een aanvraag ingediend voor zijn ouders en broers om bij hem in Nederland te kunnen verblijven. De aanvraag was eerder afgewezen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die stelde dat de feitelijke gezinsband met de ouders was verbroken. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris onvoldoende had gemotiveerd dat deze gezinsband daadwerkelijk verbroken was. De rechtbank wees op de omstandigheden waaronder referent zijn huwelijk had gesloten en de nauwe band die hij met zijn ouders en broers had. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris niet had aangetoond dat er geen beschermenswaardig familieleven bestond in de zin van artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De rechtbank verklaarde het beroep van eisers gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg de staatssecretaris op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de rechtbank de proceskosten en het griffierecht aan eisers vergoedde.