ECLI:NL:RBDHA:2021:9241
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag op basis van homoseksuele gerichtheid en geloofwaardigheid
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 mei 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Afghaanse nationaliteit, een verblijfsvergunning asiel aanvroeg op basis van zijn homoseksuele gerichtheid. De aanvraag werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank oordeelde dat de eiser onvoldoende bewijs had geleverd voor zijn gestelde seksuele geaardheid. Eiser had eerder asielaanvragen ingediend die ook waren afgewezen, en zijn recente aanvraag was gebaseerd op de stelling dat hij bij terugkeer naar Afghanistan een reëel risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM. De rechtbank stelde vast dat de bewijslast bij de eiser lag en dat hij niet had aangetoond dat zijn homoseksualiteit geloofwaardig was. De rechtbank vond dat verweerder de verklaringen van eiser over zijn homoseksuele gerichtheid terecht als vaag en summier had beoordeeld. De rechtbank concludeerde dat de aanvraag op goede gronden was afgewezen en verklaarde het beroep ongegrond. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.