ECLI:NL:RBDHA:2021:9260

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 april 2021
Publicatiedatum
23 augustus 2021
Zaaknummer
NL21.4570
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op basis van homoseksuele geaardheid en geloofwaardigheidseisen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 april 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Marokkaanse man, een verblijfsvergunning asiel heeft aangevraagd op basis van zijn homoseksuele geaardheid. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag afgewezen, stellende dat de eiser zijn geaardheid niet aannemelijk heeft gemaakt. De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard. De eiser heeft verklaard dat hij op zijn 14e jaar is verkracht en dat hij problemen heeft ondervonden door zijn seksuele gerichtheid. De rechtbank heeft overwogen dat de verklaringen van de eiser over zijn homoseksualiteit vaag en summier zijn, en dat er onvoldoende diepgang is in zijn beschrijvingen van zijn gevoelens en relaties. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de IND bij de beoordeling van de geloofwaardigheid van asielverhalen rekening moet houden met de persoonlijke omstandigheden van de eiser, zoals zijn analfabetisme en geringe scholing. Ondanks deze omstandigheden heeft de rechtbank geoordeeld dat de eiser niet voldoende bewijs heeft geleverd voor zijn claims. De rechtbank heeft de afwijzing van de asielaanvraag door de staatssecretaris als rechtmatig beoordeeld, met de motivering dat Marokko als veilig land van herkomst wordt aangemerkt. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de aanvraag van de eiser als kennelijk ongegrond kan worden afgewezen, en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.4570

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. J.W. de Haan),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. E. de Jong).

ProcesverloopBij besluit van 20 maart 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen en geweigerd eiser ambtshalve een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd te verlenen. Verder is bepaald dat het eerder uitgevaardigde terugkeerbesluit en inreisverbod nog gelden.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL21.4571, plaatsgevonden op 14 april 2021. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen J. Lakjaa.

Overwegingen

1. Eiser is geboren op [geboortedag] 1995 en heeft de Marokkaanse nationaliteit. Op
10 februari 2021 heeft eiser een asielaanvraag ingediend en daaraan ten grondslag gelegd dat hij problemen heeft ondervonden door zijn seksuele gerichtheid. Eiser heeft samengevat verklaard dat hij op zijn 14e jaar is verkracht door [A] . Na een maand werd hij opnieuw verkracht en daarna ging hij door met deze praktijken. Op die manier ontdekte eiser dat hij het leuk vond om het bed met mannen te delen en hij raakte eraan verslaafd. In het begin was het moeilijk maar nu een heel normaal iets geworden. Eiser heeft relaties gehad met [A] , [B] en [C] . De relatie met [B] duurde drie jaar. Eiser heeft verder verklaard dat hij vaak mishandeld werd door zijn vader en dat dat erger werd toen zijn vader achter de geaardheid van eiser kwam en dat zijn vader en zijn familie hem vanwege zijn geaardheid zullen afslachten.
2. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
 nationaliteit, identiteit en herkomst;
 homoseksuele geaardheid;
 problemen als gevolg van die geaardheid.
Verweerder acht alleen het eerste relevante element geloofwaardig.
3. Verweerder stelt zich in het bestreden besluit op het standpunt dat eiser zijn homoseksuele geaardheid niet aannemelijk heeft gemaakt omdat hij daarover vaag en summier heeft verklaard. Eiser heeft alleen verklaard over lust en seksuele handelingen. Diepgang in het beschrijven van zijn gevoelens ontbreekt. Eiser geeft geen inzicht in zijn gevoel. Over de relaties die eiser met mannen stelt te hebben gehad blijven de verklaringen van eiser ook op essentiële punten vaag en summier. De relatie met [B] zou drie jaar geduurd hebben, maar eiser verklaart algemeen en oppervlakkig over zijn persoonlijkheid en karakter en wat hij leuk aan hem vond. Bovendien weet eiser niet de geboortedatum en
-plaats van [B] en weet hij niet of hij broers en/of zussen heeft.
Verweerder volgt de redenering van eiser dat voor zijn vader een gerucht over de geaardheid van eiser voldoende was om hem te mishandelen, maar dat laat onverlet dat niet is gebleken dat eiser werd mishandeld vanwege diens geaardheid. Verweerder werpt eiser niet langer tegen dat hij onvoldoende kennis heeft van LHBTI-organisaties in Nederland en de situatie in Marokko heeft. Datzelfde geldt voor het tweemaal bezoeken van zijn doodzieke moeder in Marokko na zijn vertrek. Dit leidt volgens verweerder echter niet tot een ander oordeel over de geloofwaardigheid van het element homoseksuele geaardheid.
Nu de gestelde homoseksuele geaardheid niet wordt geloofd, worden ook de gestelde problemen die daarvan het gevolg zouden zijn niet geloofd. Bovendien is niet aannemelijk dat vader iets van de geaardheid van eiser weet, nu eiser stelt dat alles in het geheim plaatsvond. Verder is eiser nu 25 jaar en weet hij vanaf zijn 14e van zijn geaardheid. Dat hij nooit eerder een asielaanvraag heeft gedaan doet afbreuk aan de geloofwaardigheid van het relaas.
4. Op wat eiser daartegen heeft aangevoerd, wordt hierna ingegaan.
De rechtbank overweegt als volgt.
5. In Werkinstructie 2019/17 Horen en beslissen in zaken waarin LHBTI-gerichtheid als asielmotief is aangevoerd (WI 2019/17) is onder meer vermeld dat de immigratie- en naturalisatiedienst (IND) bij het horen en de daaropvolgende beoordeling van de geloofwaardigheid in ieder geval de volgende thema’s betrekt:
- Privéleven;
- Huidige en voorgaande relaties, contacten in het land van herkomst en contact met of kennis van lhbti groepen;
- Contact met lhbti’s in Nederland en kennis van de Nederlandse situatie;
- Discriminatie, repressie en vervolging in land van herkomst.
De thema’s geven richting maar moeten niet gezien worden als een ‘checklist’. Het blijft immers een individuele beoordeling en elke vreemdeling is uniek. De IND is op zoek naar het authentieke verhaal van de vreemdeling. In het algemeen kan worden gesteld dat het zwaartepunt ligt op de antwoorden op vragen over de eigen ervaringen en persoonlijke beleving van de vreemdeling met betrekking tot zijn seksuele gerichtheid, wat dit voor hem en zijn omgeving heeft betekend, wat de situatie is voor personen met die gerichtheid in het land van herkomst van de vreemdeling en hoe diens ervaringen, ook volgens zijn asielrelaas, in het algemene beeld passen.
6. Eiser voert aan dat verweerder onvoldoende heeft getracht aansluiting te zoeken bij het referentiekader van eiser en onvoldoende rekening heeft gehouden met het feit dat eiser niet eerder over zijn geaardheid heeft verteld. Ondanks het feit dat eiser dit al in de correcties en aanvullingen heeft gemeld, is hiermee in het voornemen niets gedaan.
7. Hieromtrent wordt overwogen dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt stelt dat bij het nader gehoor en de beoordeling expliciet rekening is gehouden met de geringe scholing van eiser en zijn analfabetisme. Dat in het voornemen niet is benoemd dat eiser in deze procedure voor het eerst over zijn geaardheid praat, terwijl dit wel in de correcties en aanvullingen is vermeld, heeft ermee te maken dat de correcties en aanvulling van 15 maart 2021 dateren, derhalve van na het voornemen (van 3 maart 2021).
8. Eiser voert aan dat hij niet in staat is zijn gevoelens goed te verwoorden. Verweerder moet volgens Werkinstructie 2019/17 (WI 2019/17) aansluiting zoeken bij het niveau en wijze van vertellen van eiser. Eiser heeft in zijn verklaringen, wanneer die in samenhang met de correcties en aanvullingen worden gelezen, wel degelijk inzicht gegeven in zijn gevoelens. Als de correcties en aanvullingen bij het relaas worden betrokken, wordt het een ander verhaal. In de zienswijze is hierover vermeld: “
Als het relaas van cliënt inderdaad zo wordt beoordeeld als dat de IND hier doet, dan is het niet zo raar dat de wenkbrauwen gefronst worden bij de claim van cliënt een bepaalde geaardheid te hebben. Als het relaas van cliënt echter beoordeeld wordt met de nadere uitleg in de correcties en aanvullingen van 15 maart 2021 maart erbij genomen, komt er naar mijn overtuiging toch een heel ander beeld naar voren. Dan komt er een beeld naar voren van een jong persoon die zoekende is, zonder goed te weten wat er mogelijk kan gebeuren, wel de 'uitdaging' aan gaat en vervolgens voor zichzelf heeft uitgemaakt dat dit de weg is die hij wenst in te slaan. Het wordt dus een ander verhaal.”
9. De rechtbank overweegt hieromtrent dat indien een aanvulling of correctie wordt gemaakt die afwijkt van het oorspronkelijke relaas, moet worden uitgelegd waarom niet direct tijdens het nader gehoor op die manier is verklaard (ECLI:NL:RVS:2019:3460). Het kan niet zo zijn dat door de correcties en aanvullingen een ander beeld en een ander verhaal ontstaan. Een dergelijke uitleg ontbreekt. Dat eiser ongeschoold is en in deze procedure voor het eerst over zijn geaardheid heeft gesproken, maken niet dat van hem niet mag worden gevergd dat hij zijn relaas met verklaringen aannemelijk maakt.
10. Eiser voert verder aan dat de term verkracht is gebruikt omdat eiser zich niet anders kon uitdrukken. Die term duidt erop dat het tegen de wil van eiser plaatsvond. Dit was volgens eiser zeker niet het geval. Bedoeld is te zeggen dat het initiatief uitging van [A] en dat eiser niet goed wist wat er ging gebeuren. Verweerder had eiser moeten vragen hoe hij het contact met [A] heeft ervaren.
11. De rechtbank overweegt hieromtrent dat uit het verslag nader gehoor (pagina 9) blijkt dat een vraag van die strekking wel degelijk aan eiser is gesteld, namelijk: “
Kunt u mij vertellen hoe u zich voelde na de eerste verkrachting?”. Eiser heeft daarop geantwoord:
“Het was heel moeilijk, ik kon het niet bevatten. Ik kon het niet hebben, ik vroeg mij steeds af: waarom ik? Het was een heel moeilijke periode.”Bij die verklaring past de door eiser gebruikte term verkrachting. Daaruit volgt niet dat wat er gebeurde, niet tegen de wil van eiser plaatsvond. Niet blijkt dat verweerder het door eiser gegeven antwoorden op dit punt onjuist heeft geïnterpreteerd.
12. Eiser voert aan dat verweerder voor wat betreft zijn relaties met mannen ten onrechte niet heeft doorgevraagd over degene met wie eiser zijn eerste ervaring op dit gebied had, [A] . Dat is een gemiste kans.
13. De rechtbank overweegt hieromtrent dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat met name is doorgevraagd over de relatie met [B] , nu die relatie het langst duurde (3 jaar) en eiser bovendien summier over [A] heeft verklaard.
14. Eiser voert aan dat verweerder hem ten onrechte verwijt dat hij [B] geboortedatum niet weet. Ten onrechte wordt ervan uitgegaan dat geliefden elkaars verjaardag moeten weten. Verweerder onderschrijft wel dat verjaardagen er in de Marokkaanse gemeenschap minder toe doen. Dat strookt niet met elkaar volgens eiser.
15. Hieromtrent wordt overwogen dat verweerder inderdaad in het bestreden besluit onderschrijft dat verjaardagen er in Marokko minder toe doen. Bovendien is in het rapport van FMMU van 19 februari 2021 vermeld dat eiser moeite heeft met het benoemen van exacte data in zijn asielrelaas. Verweerder heeft het voor wat betreft de gestelde relatie met [B] echter wel degelijk bevreemdingwekkend kunnen vinden dat eiser niet de geboorteplaats van [B] weet en niet kan vertellen of en hoeveel broers en/of zussen [B] heeft, gelet op de gestelde duur van de relatie. Verweerder heeft verder voor wat betreft de relatie met [B] niet ten onrechte overwogen dat de beantwoording van vragen naar de persoonlijkheid, het karakter en leuke dingen van [B] algemeen en oppervlakkig is. Zo verklaart eiser als omschrijving van het karakter van [B] dat hij hun relatie geheim hield en er niet over sprak en verklaart hij met betrekking tot ‘leuke dingen van [B] ’ dat hij zich op zijn gemak voelt bij [B] , rust had en zij over veel dingen spraken en zij samen aten als eiser zelf geen eten had. Bij een relatie die drie jaar geduurd heeft mag meer uitleg en toelichting van eiser worden verwacht, ondanks zijn analfabetisme en gebrek aan scholing en ondanks dat dit de eerste keer is dat hij over zijn geaardheid sprak.
16. Eiser voert aan dat nu diverse aspecten - zoals het gebrek aan kennis over LHBTI-organisaties - niet langer aan eiser worden tegengeworpen, dit ook zijn weerslag dient te hebben in de uiteindelijke beoordeling van de geloofwaardigheid.
17. Het zwaartepunt in de beoordeling van het asielrelaas op grond van WI 2019/17 mag worden gelegd op de eigen ervaringen en persoonlijke beleving van eiser met betrekking tot zijn gestelde seksuele gerichtheid. Hierover heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser slechts summier en in algemene bewoordingen heeft verklaard. Dat het onder 16 genoemde aspect eiser niet langer wordt tegengeworpen maakt dan ook niet dat verweerder het relaas ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht.
18. Eiser voert aan dat verweerder hem ten onrechte tegenwerpt dat hij stelt bedreigd te zijn door zijn vader vanwege zijn geaardheid, terwijl hij niet zeker weet dat zijn vader wist van zijn geaardheid. Kennelijk weet zijn vader ervan als gevolg van roddel en achterklap.
19. De rechtbank overweegt dat verweerder niet ten onrechte heeft geoordeeld dat niet aannemelijk is geworden dat de vader van eiser hem mishandelde vanwege zijn geaardheid.
Eiser heeft immers niet met concrete aanwijzingen of verklaringen onderbouwd hoe zijn vader te weten zou zijn gekomen dat eiser homoseksueel is. Verweerder heeft in dit kader tegenstrijdig mogen achten dat eiser enerzijds verklaart dat hij werd mishandeld omdat zijn vader op de hoogte was gekomen van het feit dat hij homoseksueel is en eiser anderzijds stelt dat hij niet weet of en hoe zijn vader van zijn homoseksuele geaardheid had vernomen. Dit terwijl eiser zelf heeft verklaard dat hij alles in het geheim deed en niet zonder meer aannemelijk is dat eiser enkel op basis van geruchten door zijn vader zou worden geslagen.
20. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de aanvraag met de onder 3 vermelde motivering heeft kunnen afwijzen en het relaas ongeloofwaardig heeft kunnen achten. Wat eiser daartegen heeft aangevoerd, leidt niet tot een ander oordeel.
21. Verweerder heeft de aanvraag tevens afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b en h, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) omdat eiser afkomstig is uit een veilig land van herkomst en omdat eiser nadat hij Nederland onrechtmatig is binnengekomen, zonder gegronde reden niet zo spoedig mogelijk kenbaar heeft gemaakt asiel te willen aanvragen. Verweerder heeft in het voornemen voldoende gemotiveerd dat Marokko is aan te merken als veilig land van herkomst en eiser heeft dit punt in de zienswijze en in de beroepsgronden niet bestreden. Nu verweerder de aanvraag van eiser reeds hierom als kennelijk ongegrond heeft kunnen afwijzen, komt de rechtbank niet toe aan de bespreking van hetgeen is aangevoerd met betrekking tot artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder h, van de Vw 2000.
22. Het beroep is ongegrond.
23. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.M. de Keuning, rechter, in aanwezigheid van mr. A.M. Petersen, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.