ECLI:NL:RBDHA:2021:9406

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 augustus 2021
Publicatiedatum
26 augustus 2021
Zaaknummer
AWB 21/4060
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening voor asielzoeker in sobere opvang met beroep op reguliere opvang

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 19 augustus 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening van een asielzoeker, die sinds 24 september 2020 in sobere opvang verblijft. De verzoeker, die de Syrische nationaliteit heeft, heeft een asielaanvraag ingediend die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 13 januari 2021 niet-ontvankelijk is verklaard. De verzoeker heeft beroep ingesteld tegen deze beslissing en verzocht om een voorlopige voorziening, omdat hij vindt dat hij recht heeft op reguliere opvang in plaats van de sobere opvang die hem momenteel wordt aangeboden. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de verzoeker al bijna 11 maanden sobere opvang ontvangt, wat niet bedoeld is voor langdurige opvang. De voorzieningenrechter oordeelt dat de belangen van de verzoeker zwaarder wegen dan die van de verweerder, het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA). De voorzieningenrechter heeft daarom besloten dat de verzoeker toegang moet krijgen tot reguliere opvang, met de bijbehorende verstrekkingen, totdat er een beslissing is genomen op het beroep met zaaknummer AWB 21/4059. Tevens is de verweerder veroordeeld in de proceskosten van de verzoeker, die zijn vastgesteld op € 748. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 21/4060
uitspraak van de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening in de zaak tussen

[naam], verzoeker

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. J.M. Walls),
en

het bestuur van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers, verweerder.

Procesverloop

Sinds 24 september 2020 biedt verweerder verzoeker opvang in de sobere opvang voor asielzoekers wiens asielaanvraag wordt behandeld in spoor 2.
Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft verweerder in de gelegenheid gesteld om een verweerschrift in te dienen. Verweerder heeft van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt.
Omdat onverwijlde spoed dat vereist, is een zitting achterwege gebleven.

Overwegingen

1. Verzoeker stelt te zijn geboren op [datum] 1974 en de Syrische nationaliteit te bezitten.
2. Verzoeker heeft op 24 september 2020 een asielaanvraag ingediend. Bij besluit van 13 januari 2021 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid die aanvraag op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw [1] niet-ontvankelijk verklaard. Hiertegen heeft verzoeker beroep ingesteld. Ook heeft hij om een voorlopige voorziening gevraagd, die op 6 juli 2021 is toegewezen.
3. Verzoekers asielaanvraag wordt behandeld in spoor 2, omdat hij reeds internationale bescherming geniet in Griekenland. Hij behoort dus tot de groep die ook wordt genoemd: ‘statushouders Griekenland’. Sinds september 2020 krijgen asielzoekers van wie de relatief kansarme asielaanvraag in spoor 2 wordt behandeld separate, versoberde opvang. [2] Deze sobere opvang houdt onder andere in dat de asielzoekers geen wekelijkse financiële toelage ontvangen, maar hun verstrekkingen, zoals maaltijden en verzorgingsproducten, in natura verkrijgen. Ook heeft de opvang een aparte toegangsvoorziening en dienen de asielzoekers zich dagelijks te melden bij verweerder.
4. Verzoeker voert aan dat verweerder hem dient toe te laten tot de reguliere opvang, omdat hij al sinds 24 september 2020 sobere opvang krijgt terwijl deze vorm van opvang niet bedoeld is voor langdurige opvang. Verder voert verzoeker aan dat verweerder artikel 7 van de Opvangrichtlijn [3] schendt door een dagelijkse meldplicht op te leggen. Ook schendt verweerder artikel 17, tweede lid, van de Opvangrichtlijn, omdat de sobere opvang de fysieke en geestelijke gezondheid van eiser schaadt. De leefomstandigheden in de opvang zijn mensonwaardig.
De voorzieningenrechter oordeelt als volgt.
5. Op grond van artikel 8:81 van de Awb [4] kan de voorzieningenrechter op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
6. Op grond van artikel 8:83, vierde lid, van de Awb kan ook in geval van een niet-
kennelijke afdoening uitspraak worden gedaan zonder een zitting te houden wanneer
onverwijlde spoed dat vereist en partijen daardoor niet in hun belangen worden geschaad.
De voorzieningenrechter ziet in het verzoek om toegelaten te worden tot reguliere opvang voldoende aanleiding om het spoedeisend belang aan te nemen in deze procedure.
7. Vastgesteld wordt dat verzoeker sinds 24 september 2020 in de sobere opvang is geplaatst. Dit betekent dat verzoeker al bijna 11 maanden versoberde opvangvoorzieningen en verstrekkingen krijgt. Daarnaast kan uit recente jurisprudentie [5] van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State over statushouders Griekenland worden afgeleid dat verzoekers asielaanvraag niet langer als kansarm is aan te merken. Het oordeel van de voorzieningenrechter is dan ook dat de belangen van verzoeker om de beslissing op het beroep in de reguliere opvang te kunnen afwachten zwaarder wegen dan belang van verweerder bij het bieden van sobere opvang.
8. De gevraagde voorlopige voorziening zal worden toegewezen, aldus dat verweerder verzoeker toegang dient te geven tot de reguliere opvang, met de daarbij passende verstrekkingen, totdat op het beroep met zaaknummer AWB 21/4059 is beslist.
9. Verweerder wordt veroordeeld in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 748 (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift met een waarde per punt van € 748).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- treft de voorlopige voorziening dat verweerder verzoeker binnen een week na de dag van
verzending van deze uitspraak toegang tot de reguliere opvang, met de daarbij passende
verstrekkingen, dient te bieden tot vier weken na bekendmaking van de uitspraak op het
beroep met zaaknummer AWB 21/4059;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 748
(zevenhonderdachtenveertig euro).
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. W. van Loon, griffier, op 19 augustus 2021, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De voorzieningenrechter is buiten staat
deze uitspraak te ondertekenen.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Kamerstukken II 2019/20, 19 637, nr. 2658.
3.Richtlijn 2013/22/EU.
4.Algemene wet bestuursrecht.
5.Twee uitspraken van 28 juli 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1626 en ECLI:NL:RVS:2021:1627.