ECLI:NL:RBDHA:2021:9639

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 augustus 2021
Publicatiedatum
31 augustus 2021
Zaaknummer
9250702 RP VERZ 21-50372
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet of ontslagname door werknemer in arbeidsovereenkomst

In deze zaak gaat het om de vraag of er sprake is van een ontslag op staande voet door de werkgever Europower B.V. aan de werknemer [werknemer], of dat de werknemer zelf ontslag heeft genomen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de werknemer niet zelf ontslag heeft genomen, maar dat hij op staande voet is ontslagen door Europower. De werkgever heeft dit ontslag niet rechtsgeldig kunnen onderbouwen, omdat niet aan de vereisten voor een ontslag op staande voet is voldaan. De kantonrechter oordeelt dat Europower de arbeidsovereenkomst onregelmatig heeft opgezegd en dat de werknemer recht heeft op een billijke vergoeding van € 4.339,85 bruto, alsook op een vergoeding wegens onregelmatige opzegging en het salaris over april 2021. Daarnaast moet Europower een eindafrekening opmaken en de transitievergoeding van € 732,24 bruto betalen. De kantonrechter wijst de verzoeken van Europower tot schadevergoeding en een verbod op concurrerende activiteiten af, omdat deze onvoldoende zijn onderbouwd. De proceskosten komen voor rekening van Europower, omdat zij ongelijk heeft gekregen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Den Haag
CdW/c
Rep.nr.: 9250702 RP VERZ 21-50372
Datum: 17 augustus 2021
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekende partij in de zaak van het verzoek,
verwerende partij in de zaak van het tegenverzoek,
gemachtigde: mr. J.C. van Norden,
tegen
de besloten vennootschap Europower B.V.,
gevestigd te Den Haag,
verwerende partij in de zaak van het verzoek,
verzoekende partij in de zaak van het tegenverzoek,
gemachtigde: mr. J.M. Smits.
Partijen worden hierna aangeduid als “ [werknemer] ” en “Europower”.

1.Het procesverloop

1.1.
De kantonrechter heeft kennis genomen van het verzoekschrift, ter griffie ingekomen op 1 juni 2021, het verweerschrift en de in het geding gebrachte producties.
1.2.
Op 20 juli 2021 heeft een zitting plaatsgevonden. Verschenen zijn [werknemer] in persoon, vergezeld van [betrokkene 1] en [betrokkene 2] , bijgestaan door mr. J.C. van Norden, en [betrokkene 3] namens Europower, bijgestaan door mr. J.M. Smits. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Vervolgens is beschikking bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
[werknemer] , geboren op [geboortedag] 1981, is op 1 oktober 2019 in dienst getreden bij Europower op basis van een mondelinge arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. De laatste functie die [werknemer] vervulde, is die van “ [functie] ”, met een salaris van laatstelijk
€ 1.339,46 bruto per maand exclusief vakantietoeslag en overige emolumenten.
2.2.
Op 11 april 2021 heeft [werknemer] via Whatsapp aan de heer [betrokkene 3] (hierna: [betrokkene 3] ), de eigenaar van Europower, bericht dat hij niet op tijd bij een vergadering kan zijn. In reactie hierop heeft [betrokkene 3] op diezelfde dag in het Turks een aantal spraakberichten aan [werknemer] verzonden. In de beëdigde vertaling van één van die spraakberichten staat het volgende:
“Kom morgen maar de auto inleveren, ga daarna maar op zoek naar een baan broertje van me”
2.3.
Bij e-mail van 6 mei 2021 schrijft de gemachtigde van [werknemer] aan Europower, voor zover relevant, het volgende:
“U heeft de arbeidsovereenkomst van cliënt op 11 april 2021 per 12 april 2021 opgezegd per spraakbericht op Whatsapp. U heeft voor deze opzegging echter geen redelijke grond én de wettelijke opzegtermijn niet in acht genomen. Cliënt heeft zich neergelegd bij uw opzegging van de arbeidsovereenkomst. Hij heeft op 12 april dan ook, zoals door u verzocht, de bedrijfsauto en Ipad ingeleverd. (…)”
2.4.
Op 7 mei 2021 heeft [werknemer] een ondertekende brief van Europower ontvangen, gedateerd 3 mei 2021. In deze brief staat, voor zover relevant, het volgende:

Betreft:Bevestiging ontslag op staande voet
Op 6 April 2021 hebben wij u mondeling medegedeeld dat wij u op staande voet ontslaan. Met deze brief bevestigen wij schriftelijk het ontslag. De reden voor dit ontslag is het volgende:
- U heeft u niet gehouden aan uw doelgerichte beloftes (verkoop-omzet)
- Afspraken gemaakt over betaaltermijnen met klanten zonder het te bespreken.
- Niet nauwkeurig gewerkt, gegevens niet volledig ingevuld, klanten overslaan en auto van de zaak gebruikt voor privé.
- Afspraken niet nakomen, bijv. niet opdagen bij vergaderingen.
Voordat wij u hebben aangenomen zijn deze afspraken allemaal besproken. Er zijn meerdere minnen die u heeft verricht die er hierboven niet bijstaan. (…)”
2.5.
Bij e-mail van 14 mei 2021 schrijft de gemachtigde van [werknemer] aan Europower, voor zover relevant, het volgende:
“Op onderstaande e-mail heb ik geen reactie van u ontvangen.
Mijn cliënt heeft op 7 mei jl. echter wél een brief van u ontvangen. In deze brief stelt u dat u cliënt op 6 april 2021 op staande voet hebt ontslagen. Aan het ontslag op staande voet legt u het volgende ten grondslag:
- Cliënt zou zich niet hebben gehouden aan zijn (door u gestelde) doelgerichte beloftes;
- Cliënt zou afspraken hebben gemaakt over betaaltermijnen met klanten zonder dat de te hebben besproken;
- Cliënt zou niet nauwkeurig hebben gewerkt;
- Cliënt zou afspraken niet zijn nagekomen.
U stelt dat deze afspraken mondeling zouden zijn vastgelegd. Deze afspraken zijn echter nergens schriftelijk vastgelegd. (…)”
2.6.
In reactie op die e-mail heeft Europower op 17 mei 2021 het volgende aan de gemachtigde van [werknemer] bericht:
“Geachte heer/mevrouw van Norden,
[werknemer] hebben wij een brief verstuurd. In deze brief staat de reden waarom meneer is ontslagen, de hoeveelheid schade die meneer heeft aangericht en overige zaken. Ik ga er vanuit dat meneer deze brief niet met jullie heeft gedeeld. Graag vraag ik u om deze brief door te nemen.”
2.7.
In een brief van [betrokkene 3] , gedateerd 8 april 2021, gericht aan [werknemer] staat het volgende:
“Onderwerp: Ontslag
Op 6 april 2021 ben je rond 9.15 uur naar het kantoor gekomen. Waarschijnlijk in de verwachting dat ik ook op kantoor aanwezig zou zijn. Je vroeg naar mij naar en omdat ik buiten op pad was je weer vertrokken. Rond 12.00 uur heb je mij gebeld en je hebt aangegeven dat je mij wilde spreken. Ik had toen aangegeven dat ik erg druk was en wij maandag tijdens ons regulier overleg konden spreken. Verder heb ik aangegeven dat iedereen zoals overeengekomen om 18.00 uur naar huis zal gaan. Toen ben je akkoord gegaan. Ik was rond 17.30 uur weer op kantoor en je kwam alsnog aanrijden en je gaf aan dat je mij alsnog wilde spreken.
Wij zijn aan tafel gegaan en je gaf aan dat je onder deze condities niet kunt werken. Ik heb toen aangegeven dat je sinds het begin je omzetdoel niet hebt gerealiseerd, dus ik heb geen ruimte om je vaste salaris te verhogen. Toen heb je aangegeven dat je met deze condities niet wilt werken en wilt stoppen met werken. Waarop ik heb aangegeven dat het jouw keuze is. Ik heb je ontslag geaccepteerd en toen verzocht om tot eind april te blijven werken en ook daar was je mee akkoord gegaan. Dit gesprek was in het bijzijn van [betrokkene 4] , [betrokkene 5] en [betrokkene 6] gevoerd. Later heb ik je gevraagd om de bedrijfsauto weer in te leveren bij mij, omdat je natuurlijk niet meer werkzaam was bij Europower.”

3.Het verzoek

3.1.
[werknemer] verzoekt bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad Europower te veroordelen:
Primair:
tot betaling aan [werknemer] van een billijke vergoeding van € 4.339,85 bruto, althans een door de kantonrechter te bepalen billijke vergoeding;
tot betaling aan [werknemer] van een vergoeding wegens de onregelmatige opzegging van de arbeidsovereenkomst alsmede het volledige salaris over de maand april 2021 tot het moment van opzegging ter hoogte van € 2.893,23 bruto;
tot het opmaken en uitbetalen van de eindafrekening waarbij Europower de nog openstaande vakantie-uren en opgebouwd vakantiegeld dient uit te betalen;
tot betaling van de transitievergoeding ter hoogte van € 732,24 bruto;
tot het opmaken en verstrekken aan [werknemer] van deugdelijke specificaties over de betalingen onder 1 tot en met 4 op straffe van een dwangsom door de kantonrechter vast te stellen;
tot betaling aan [werknemer] van de wettelijke rente vanaf het tijdstip van opeisbaarheid van de hiervoor genoemde bedragen tot de dag der algehele voldoening;
Subsidiair:
7. tot betaling van de transitievergoeding ter hoogte van € 732,24 bruto;
Primair en subsidiair:
8. tot betaling van de kosten van deze procedure.
3.2.
Aan dit verzoek heeft [werknemer] – kort gezegd en voor zover van belang – het volgende ten grondslag gelegd. Europower heeft [werknemer] op 6 april 2021 op staande voet ontslagen. Voor een rechtsgeldig ontslag op staande voet moet er zijn voldaan aan drie criteria, namelijk: 1) er moet sprake zijn van een dringende reden, 2) het ontslag op staande voet moet onverwijld plaatsvinden en 3) de werkgever moet de reden voor het ontslag op staande voet onverwijld aan de werkgever mededelen. Aan geen van deze criteria is echter voldaan. Daarbij stelt [werknemer] dat Europower in haar brief van 3 mei 2021 een samengestelde dringende reden heeft genoemd. [werknemer] betwist alle in die brief jegens hem geuite verwijten. Los daarvan heeft Europower de arbeidsovereenkomst met [werknemer] niet onverwijld opgezegd. Het ontslag op staande voet is dan ook vernietigbaar. Op grond van artikel 7:681 BW heeft [werknemer] de optie om in plaats van vernietiging van het ontslag, te kiezen voor een billijke vergoeding. [werknemer] maakt gebruik van deze mogelijkheid, omdat het voor hem onmogelijk is geworden om terug te keren bij Europower. De arbeidsrelatie is door de onrechtmatige opzegging dermate verslechterd dat [werknemer] geen vertrouwen meer heeft in een vruchtbare samenwerking. Daarnaast is het [werknemer] gebleken dat [betrokkene 3] hem heeft geprobeerd te verhinderen een nieuwe baan te vinden. Meerdere klanten en potentiële werkgevers hebben verklaard dat [betrokkene 3] ongevraagd negatieve referenties over [werknemer] heeft gegeven. [werknemer] vordert een billijke vergoeding die gelijk is aan drie bruto maandsalarissen, vermeerderd met 8% vakantietoeslag. Dit komt neer op een bedrag van € 4.339,85 bruto. Tevens heeft [werknemer] recht op een vergoeding wegens het niet in acht nemen van de opzegtermijn ex artikel 7:672 lid 11 BW, nu niet is voldaan aan de vereisten voor een rechtsgeldig ontslag op staande voet. Europower heeft [werknemer] op 6 april 2021 ontslagen. Dit betekent dat de arbeidsovereenkomst op zijn vroegst had kunnen worden beëindigd per 1 juni 2021. [werknemer] heeft het salaris over april 2021 niet ontvangen, zodat hij aanspraak maakt op het salaris over april en mei 2021. Dit bedrag bedraagt in totaal € 2.893,23 bruto inclusief 8% vakantietoeslag. Europower heeft het saldo vakantie-uren en vakantiegeld niet uitbetaald, zodat deze ook uitbetaald moeten worden. Tot slot maakt [werknemer] aanspraak op de wettelijke transitievergoeding, nu Europower de arbeidsovereenkomst heeft opgezegd. Deze bedraagt € 732,24 bruto.

4.4. Het verweer en het tegenverzoek

4.1.
Europower heeft gemotiveerd verweer gevoerd en stelt – samengevat – het volgende. De situatie zoals door [werknemer] is uiteengezet, is onjuist. Op 6 april 2021 heeft [werknemer] aan [betrokkene 3] te kennen gegeven dat hij salarisverhoging wilde. Toen [betrokkene 3] hem meldde dit niet te geven, gaf [werknemer] aan dat hij dan zou vertrekken. [werknemer] heeft na zijn mondelinge opzegging van de arbeidsovereenkomst nog enkele dagen gewerkt en is toen zelf vertrokken. Afgesproken is dat er geen maand opzegtermijn in acht behoefde te worden genomen. Europower heeft de ontslagname in haar brief van 8 april 2021 aan [werknemer] bevestigd. Er is derhalve geen sprake van een gegeven ontslag op staande voet. Europower stelt zich op het standpunt dat de handtekening onderaan de brief van 3 mei 2021 is vervalst en dat zij deze brief niet zelf aan [werknemer] heeft verzonden. Europower ziet niet in waarom van haar gedacht kan worden dat zij is overgegaan tot een ontslag op staande voet, lang na de opzegging door [werknemer] zelf. Mocht de kantonrechter van oordeel zijn dat Europower [werknemer] (onterecht) op staande voet heeft ontslagen, betwist Europower de hoogte van de door [werknemer] verzochte billijke vergoeding en de verzochte vergoeding wegens onregelmatige opzegging. Europower handhaaft hierbij het standpunt dat er sprake is van een ontslagname door [werknemer] . Verder is er sprake van onrechtmatige concurrentie door [werknemer] . Hij heeft gedurende zijn dienstverband de producten van Europower tegen een lagere prijs aangeboden. Verder is duidelijk dat [werknemer] nu zelf ook alle klanten van Europower benadert. Hij heeft dus inkomsten, doet Europower nu onrechtmatig concurrentie aan en heeft zich tijdens het dienstverband gedragen als een slecht werknemer door producten van zijn werkgever goedkoper aan te bieden voor eigen gewin. Om deze redenen kan [werknemer] geen aanspraak maken op een billijke vergoeding.
4.2.
In de zaak van het tegenverzoek wordt door Europower primair verzocht [werknemer] te veroordelen tot betaling van een schadevergoeding van € 19.494,70. Aan dit verzoek legt Europower – kort samengevat – ten grondslag dat [werknemer] haar onrechtmatige concurrentie aan heeft gedaan en nog steeds doet. [werknemer] benaderde tijdens het dienstverband stelstelmatig klanten van Europower met de mededeling dat hij de schoonmaakproducten die hij namens Europower aanbood, goedkoper aan de betreffende klant kon leveren. [werknemer] maakt gebruik van vertrouwelijke kennis en gegevens en tast hiermee de waarde van de onderneming van Europower aan. [werknemer] maakt hierbij misbruik van de bij Europower opgebouwde persoonlijke goodwill. Hij doet momenteel de klanten van Europower voordelige aanbiedingen ten opzichte van de producten van Europower. Dit gaat gepaard met het doen van onjuiste, ongunstige, schadelijke of denigrerende mededelingen over Europower en de producten. [werknemer] creëerde verwarring bij de klanten en was al bezig met het voorbereiden van concurrentie tijdens zijn dienstverband. De vaste klanten van Europower bevestigen dat [werknemer] Europower concurrentie aandeed. Verder was [werknemer] reeds voor zijn opzegging werkzaam bij een ander bedrijf, een concurrent van Europower, te weten: N-Ray B.V. Europower is door de handelswijze van [werknemer] omzet misgelopen. Dit betreft het verzochte bedrag van € 19.494,70. Subsidiair verzoekt Europower de kantonrechter [werknemer] een verbod op te leggen op concurrerende activiteiten. Meer subsidiair verzoekt Europower de kantonrechter om rectificatie.

5.De beoordeling

in de zaak van het verzoek
5.1.
Het gaat in deze zaak om de vraag of sprake is van een ontslag op staande voet, gegeven door Europower aan [werknemer] op 6 april 2021, zoals [werknemer] stelt, of van een ontslagname door [werknemer] , zoals Europower heeft bepleit.
Heeft [werknemer] zelf ontslag genomen, of is ontslag op staande voet gegeven?
5.2.
Naar het oordeel van de kantonrechter staat vast dat [werknemer] niet zelf ontslag heeft genomen, maar door Europower op staande voet is ontslagen, zoals door [werknemer] ook is aangevoerd. Daartoe is het volgende redengevend. In de brief van Europower van 3 mei 2021 staat duidelijk dat [werknemer] op 6 april 2021 op staande voet is ontslagen. De stelling van Europower dat deze brief niet door haar is verzonden en de handtekening onderaan de brief is vervalst, acht de kantonrechter ongeloofwaardig. Europower schrijft voorts in haar
e-mail van 17 mei 2021 aan de gemachtigde van [werknemer] immers zelf dat zij een brief aan [werknemer] heeft verzonden met daarin de reden waarom hij is ontslagen. Daarbij neemt de kantonrechter in aanmerking dat de inhoud van de e-mail van 17 mei 2021 strookt met de brief van 3 mei 2021, waarin de redenen voor het ontslag op staande voet zijn uiteengezet. De kantonrechter neemt voorts nog in aanmerking dat [betrokkene 3] op 11 april 2021 via een spraakbericht op Whatsapp aan [werknemer] heeft bericht dat hij “op zoek moet gaan naar een baan” (zie hiervoor 2.2). Deze bewoordingen duiden erop dat [werknemer] door Europower is ontslagen. Aan de onder 2.7 vermelde brief van 8 april 2021, waarmee Europower de ontslagname aan [werknemer] zou hebben bevestigd, hecht de kantonrechter geen bewijskracht voor de stelling dat [werknemer] zelf ontslag heeft genomen. Ter zitting heeft [werknemer] immers onweersproken gesteld dat hij deze brief niet heeft ontvangen en dat hij pas van die brief heeft kennisgenomen nadat deze door Europower in het geding is gebracht. Daarnaast heeft [werknemer] onweersproken gesteld dat de brief van 8 april 2021 in het contact tussen zijn gemachtigde en Europower niet ter sprake is gekomen. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, leggen de door Europower overgelegde verklaringen, waarvan de betrouwbaarheid overigens door [werknemer] is betwist, onvoldoende gewicht in de schaal voor het oordeel dat [werknemer] zelf ontslag heeft genomen.
5.3.
Ten overvloede overweegt de kantonrechter nog als volgt. Aangenomen al dat [werknemer] tegenover [betrokkene 3] zou hebben uitgesproken dat hij “zou vertrekken”, dan nog mocht Europower er niet zonder meer van uitgaan dat [werknemer] ontslag had genomen. Dat een werknemer bedoeld heeft zelf zijn arbeidsovereenkomst op te zeggen, mag immers niet te spoedig door een werkgever worden aangenomen. De werkgever moet onderzoeken of de verklaring van de werknemer redelijkerwijs als opzegging moet worden beschouwd en de werknemer wijzen op de nadelige gevolgen van ontslagname. Dat heeft Europower nagelaten, zodat ook om die reden Europower zich er niet met succes op kan beroepen dat [werknemer] zelf ontslag heeft genomen.
5.4.
De conclusie luidt dat er geen sprake is van een opzegging van de arbeidsovereenkomst door [werknemer] . De kantonrechter zal hierna dan ook beoordelen of het ontslag op staande voet rechtsgeldig is gegeven.
Rechtsgeldig ontslag op staande voet?
5.5.
De kantonrechter stelt voorop dat de werkgever de arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig kan opzeggen zonder schriftelijke instemming van de werknemer, tenzij sprake is van een opzegging op grond van artikel 7:677 lid 1 BW. In dit artikel is bepaald dat ieder van de partijen bevoegd is de arbeidsovereenkomst op te zeggen om een dringende reden als bedoeld in artikel 7:678 BW, onder onverwijlde mededeling van die reden aan de wederpartij.
5.6.
In de brief van 3 mei 2021 heeft Europower niet vermeld wat als dringende reden heeft te gelden. Voor zover Europower heeft willen betogen dat sprake is van een samengestelde dringende reden, geldt in dat geval dat de gegrondheid van
alleafzonderlijke verwijten dient komen vast te staan, voordat sprake kan zijn van een rechtsgeldig ontslag op staande voet.
5.7.
Het eerste verwijt van Europower heeft betrekking op het functioneren van [werknemer] , namelijk dat hij geen verkoopomzet van € 30.000,00 per maand heeft kunnen realiseren. Voor zover er al (terechte) kritiek was op het functioneren van [werknemer] , had het op de weg van Europower gelegen met [werknemer] daarover afspraken te maken en om concrete verbeterpunten te formuleren. Goed werkgeverschap brengt onder meer met zich mee dat een werkgever de werknemer op wiens functioneren serieuze kritiek wordt uitgeoefend, in de gelegenheid stelt het gedrag te verbeteren. Niet is gebleken dat met [werknemer] gesprekken zijn gevoerd over het niet realiseren van de maandelijkse verkoopomzet, althans schriftelijke verslaglegging daarvan ontbreekt.
5.8.
Gezien het voorgaande, is de gegrondheid van ten minste één verwijt niet komen vast te staan. De hoofdregel dat de gegrondheid van alle afzonderlijke verwijten dient komen vast te staan voor het oordeel dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig is gegeven lijdt slechts uitzondering, indien de gegrondheid van de overige verwijten – die mogelijk nog wel kan komen vast te staan – op zichzelf kan leiden tot het oordeel dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig is gegeven. Op grond van vaste rechtspraak omtrent de samengestelde dringende reden zal het ontslag ondanks een niet komen vaststaan van een gedeelte van het aan het ontslag op staande voet ten grondslag liggende feitencomplex kunnen gelden als te zijn verleend om een dringende, onverwijld medegedeelde reden, indien a) het vorenbedoeld gedeelte op zichzelf beschouwd wel kan gelden als een dringende reden voor ontslag op staande voet, b) de werkgever heeft gesteld en ook aannemelijk is, dat hij de werknemer ook op staande voet zou hebben ontslagen, indien hij – anders dan hij blijkens de ontslagaanzegging meende – daarvoor niet meer grond zou hebben gehad dan in rechte is komen vast te staan en c) dit laatste voor de werknemer in het licht van de gehele inhoud van die aanzegging en de overige omstandigheden van het geval ook duidelijk moet zijn geweest (vgl. HR 10 september 2006, JAR 2006, 228 en HR 16 juni 2006, JAR 2006, 171). Europower heeft in dit verband echter geheel niets aangevoerd. De kantonrechter zal er daarom van uitgaan dat aan deze vereisten niet is voldaan.
5.9.
Nu de gegrondheid van alle afzonderlijke verwijten niet is komen vast te staan en evenmin is voldaan aan de onder 5.8 vermelde vereisten, luidt de conclusie dat er geen sprake was van een dringende reden voor een ontslag op staande voet. Daarmee staat vast dat Europower de arbeidsovereenkomst met [werknemer] onregelmatig heeft opgezegd.
Billijke vergoeding
5.10.
Vervolgens dient de vraag te worden beantwoord of aan [werknemer] een billijke vergoeding moet worden toegekend. De rechtsgrond voor toekenning van een billijke vergoeding op grond van artikel 7:681 lid 1 sub a BW is in beginsel reeds gegeven met het oordeel dat er geen dringende reden is voor het gegeven ontslag op staande voet en dat is opgezegd in strijd met artikel 7:671 BW (zie: Kamerstukken I, 2013-2014, 33 818, nr. C, pag. 99 en 113). Met andere woorden: Europower heeft ernstig verwijtbaar gehandeld door [werknemer] ten onrechte ontslag op staande voet te geven. Dit betekent dat toekenning van een billijke vergoeding op zijn plaats is. Bij het bepalen van de omvang van de billijke vergoeding komt het aan op een beoordeling van alle omstandigheden van het geval en de rechter dient in de motivering van haar oordeel inzicht te geven in de omstandigheden die tot de beslissing over de hoogte van de vergoeding hebben geleid (vgl. HR 30 juni 2017, ECLI:NL:HR:2017:1187, New Hairstyle).
5.11.
De kantonrechter is van oordeel dat een billijke vergoeding ter hoogte van € 4.339,85 bruto (een bedrag dat gelijk is aan drie bruto maandsalarissen, vermeerderd met 8% vakantietoeslag), zoals verzocht door [werknemer] , recht doet aan de situatie en dat [werknemer] daarmee voldoende wordt gecompenseerd voor de schade die hij heeft geleden als gevolg van het ontslag op staande voet. In dit geval wordt, naast de omstandigheid dat [werknemer] ten onrechte door Europower op staande voet is ontslagen, rekening gehouden met de volgende bijkomende omstandigheden. Aangezien [werknemer] bij Europower in dienst was op basis van een mondelinge arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, acht de kantonrechter het aannemelijk dat het dienstverband ten minste drie maanden zou hebben voortgeduurd als het ontslag wordt weggedacht. Feiten en omstandigheden die tot een andere conclusie kunnen leiden zijn immers niet gebleken. Indien Europower [werknemer] niet had ontslagen, had hij dus aanspraak gehouden op zijn loon ad € 1.339,46 bruto per maand. Daarbij weegt ook mee dat een ontslag op staande voet een diffamerend karakter heeft en [werknemer] daarvan hinder kan ondervinden bij het vinden van een nieuwe werkkring, terwijl niet is vastgesteld dat hij daarvoor aanleiding heeft gegeven. In dit verband is relevant dat [werknemer] onweersproken heeft gesteld dat [betrokkene 3] ongevraagd negatieve referenties over [werknemer] heeft gegeven aan potentiële werkgevers.
Vergoeding wegens onregelmatige opzegging en loonvordering
5.12.
Omdat is opgezegd tegen een eerdere dag dan die tussen partijen geldt, is Europower op grond van artikel 7:672 lid 11 BW een vergoeding verschuldigd aan [werknemer] , gelijk aan het bedrag van het in geld vastgestelde loon over de termijn dat de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging had behoren voort te duren. Tussen partijen is niet in geschil dat de arbeidsovereenkomst bij een regelmatige opzegging op 1 juni 2021 zou zijn beëindigd. [werknemer] stelt dat hij daarom recht heeft op een bedrag van € 2.893,23 bruto (het salaris over de periode van 1 april tot en met 31 mei 2021, vermeerderd met 8% vakantietoeslag), nu Europower het salaris over april 2021 geheel onbetaald heeft gelaten. Dit is door Europower niet gemotiveerd weersproken, zodat voormeld bedrag zal worden toegewezen.
Eindafrekening en vakantiegeld
5.13.
[werknemer] verzoekt Europower ook te veroordelen een eindafrekening op te maken en over te gaan tot betaling van hetgeen zij op grond van die eindafrekening verschuldigd is, waaronder onder meer het saldo vakantie-uren en het vakantiegeld. Nu de verplichting tot het opstellen van een eindafrekening volgt uit artikel 7:626 lid 1 BW en Europower niet heeft weersproken dat zij het saldo vakantie-uren en het vakantiegeld onbetaald heeft gelaten, zal dit verzoek worden toegewezen.
Transitievergoeding
5.14.
Uit artikel 7:673 lid 1 BW volgt dat de werkgever aan de werknemer een transitievergoeding verschuldigd is indien de arbeidsovereenkomst ten minste 24 maanden heeft geduurd en de arbeidsovereenkomst door de werkgever is opgezegd. Aan beide voorwaarden is voldaan, zodat [werknemer] recht heeft op een transitievergoeding. Europower heeft de hoogte van de door [werknemer] berekende transitievergoeding – te weten: een bedrag van € 732,24 bruto – niet weersproken. Dit bedrag zal dan ook worden toegewezen.
Deugdelijke netto/bruto specificaties
5.15.
De verzochte verstrekking van deugdelijke netto/bruto specificaties van de aan
[werknemer] te verrichten betalingen zal worden toegewezen, nu artikel 7:626 BW Europower daartoe verplicht, met dien verstande dat haar in redelijkheid een termijn van een maand wordt gegund bedoelde specificaties te verstrekken. De door [werknemer] verzochte dwangsom zal worden toegewezen als hierna te melden.
Wettelijke rente
5.16.
De door [werknemer] verzochte wettelijke rente over de hiervoor toegewezen bedragen wordt als onweersproken en op de wet gegrond toegewezen op de wijze zoals hierna vermeld.
Proceskosten
5.17.
De proceskosten komen voor rekening van Europower, omdat zij ongelijk krijgt.
in de zaak van het tegenverzoek
Onrechtmatige concurrentie
5.18.
Europower heeft gesteld dat zij door de handelswijze van [werknemer] (zie onder 4.2) omzet is misgelopen en heeft de schade begroot op een bedrag van € 19.494,70. Ter zitting heeft [werknemer] betwist dat hij onrechtmatig jegens Europower heeft gehandeld, omdat tussen partijen geen non-concurrentiebeding is overeengekomen en [werknemer] het duurzame bedrijfsgebied van Europower niet heeft afgebroken.
5.19.
Voor toewijsbaarheid van het verzoek tot betaling van voornoemd schadebedrag is vereist dat er wordt gesteld en onderbouwd dat er sprake is van een onrechtmatige daad door [werknemer] jegens Europower met alle daarbij horende vereisten. Het had dan ook op de weg van Europower gelegen, gezien de gemotiveerde weerspreking door [werknemer] , om het verzoek te onderbouwen met concrete feiten en omstandigheden, en eventueel stukken, waaruit blijkt dat er sprake is van een onrechtmatige daad en voorts dat Europower als gevolg daarvan schade heeft geleden ter hoogte van € 19.494,70. Het overleggen van verklaringen, waarvan de betrouwbaarheid ter zitting door [werknemer] is betwist en een niet onderbouwde specificatie van het schadebedrag is onvoldoende voor het oordeel dat [werknemer] onrechtmatig jegens Europower heeft gehandeld. Het verzoek zal dan ook als onvoldoende onderbouwd worden afgewezen.
Verbod op concurrerende activiteiten en verzoek rectificatie
5.20.
Europower heeft subsidiair verzocht om aan [werknemer] een verbod op te leggen op concurrerende activiteiten, en meer subsidiair om rectificatie. Beide verzoeken zullen worden afgewezen, nu daarvoor een feitelijke en juridische grondslag ontbreekt.
Proceskosten
5.21.
De proceskosten komen voor rekening van Europower, omdat zij ongelijk krijgt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
in de zaak van het verzoek
6.1.
veroordeelt Europower om aan [werknemer] te betalen een bedrag van € 4.339,85 bruto aan billijke vergoeding;
6.2.
veroordeelt Europower om aan [werknemer] te betalen een bedrag van € 2.893,23 bruto aan vergoeding wegens onregelmatige opzegging en salaris over april 2021;
6.3.
veroordeelt Europower tot het opmaken van een eindafrekening, alsmede tot het uitbetalen van hetgeen zij op grond van die eindafrekening verschuldigd is, bestaande in elk geval uit de nog openstaande vakantie-uren en opgebouwd vakantiegeld;
6.4.
veroordeelt Europower om aan [werknemer] te betalen een bedrag van € 732,24 bruto aan transitievergoeding;
6.5.
veroordeelt Europower om binnen een maand na de beschikking deugdelijke specificaties van de onder 6.1 tot en met 6.4 genoemde betalingen op te maken en aan [werknemer] te verstrekken, op straffe van een dwangsom van € 100,00 per dag dat zij deze verstrekking achterwege laat, tot een maximum van € 5.000,00.
6.6.
veroordeelt Europower om aan [werknemer] te betalen de wettelijke rente over de hiervoor genoemde bedragen vanaf de datum van opeisbaarheid tot de dag der algehele voldoening;
6.7.
veroordeelt Europower tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [werknemer] tot en met vandaag vaststelt op € 583,00, te weten:
griffierecht € 85,00,
salaris gemachtigde € 498,00;
6.8.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.9.
wijst het meer of anders verzochte af;
in de zaak van het tegenverzoek
6.10.
wijst de verzoeken af;
6.11.
veroordeelt Europower tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [werknemer] tot en met vandaag vaststelt op € 249,00 als het aan de gemachtigde van [werknemer] toekomende salaris;
6.12.
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door kantonrechter mr. O. van der Burg en uitgesproken ter openbare zitting van 17 augustus 2021.