ECLI:NL:RBDHA:2021:9699
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing opvolgende asielaanvraag op grond van ongeloofwaardige geloofsverdieping en onvoldoende bewijs van vervolging bij terugkeer naar Iran
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 februari 2021 uitspraak gedaan in een procedure over de opvolgende asielaanvraag van eiser, een Iraanse nationaliteit hebbende man, die stelt dat hij een bekeerling is tot het christendom en dat hij bij terugkeer naar Iran te vrezen heeft voor vervolging. De rechtbank heeft de aanvraag afgewezen, omdat de geloofsverdieping van eiser ongeloofwaardig werd geacht. Eiser had eerder asielaanvragen ingediend, die alle waren afgewezen. De rechtbank oordeelde dat eiser niet voldoende bewijs had geleverd voor zijn beweringen over zijn geloofsverdieping en dat de verklaringen van de pastor en andere documenten niet overtuigend genoeg waren om aan te tonen dat hij bij terugkeer in Iran daadwerkelijk te vrezen heeft. De rechtbank concludeerde dat eiser niet aannemelijk had gemaakt dat hij als vluchteling moet worden aangemerkt of dat hij bij terugkeer een reëel risico loopt op ernstige schade. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat de hoogte van de rechterlijke dwangsom niet door de bestuursrechter kon worden vastgesteld, maar door de burgerlijke rechter. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.