ECLI:NL:RBDHA:2021:9986

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 augustus 2021
Publicatiedatum
13 september 2021
Zaaknummer
20/4474
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering WIA-uitkering op basis van belastbaarheid en geschiktheid voor eigen werk

Op 3 augustus 2021 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres, vertegenwoordigd door mr. R.G.A.M. van den Heuvel, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), vertegenwoordigd door C. Schravesande. Eiseres had een WIA-uitkering aangevraagd, maar deze was geweigerd door verweerder op basis van de conclusie dat zij per 6 oktober 2019 weer in staat was haar eigen werk te verrichten. Eiseres was eerder uitgevallen door gezondheidsklachten en had een WSW-indicatie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de rapporten van de verzekeringsartsen zorgvuldig tot stand zijn gekomen en dat eiseres niet volledig arbeidsongeschikt was. De rechtbank oordeelde dat de medische informatie en de rapporten van de verzekeringsartsen voldoende waren om te concluderen dat eiseres geschikt was voor haar eigen werk. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en de rechtbank oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt op dezelfde datum.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/4474

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 augustus 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. R.G.A.M. van den Heuvel),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), verweerder
(gemachtigde: C. Schravesande).

Procesverloop

In het besluit van 2 oktober 2019 (primair besluit) heeft verweerder geweigerd eiseres per
6 oktober 2019 een uitkering op grond van de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (Wet WIA) toe te kennen.
In het besluit van 27 mei 2020 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Omdat geen van de partijen, nadat zij zijn gewezen op hun recht ter zitting te worden gehoord, heeft verklaard dat zij gebruik wil maken van dit recht, heeft de rechtbank bepaald dat het onderzoek ter zitting verder achterwege blijft. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

Overwegingen

Wat ging er aan deze procedure vooraf?
1. Eiseres heeft een indicatie op grond van de Wet sociale werkvoorziening (WSW-indicatie) en deze is op 12 februari 2019 verlengd tot 12 februari 2021. Eiseres, laatstelijk werkzaam als schoonmaakster in een startfunctie in WSW dienstverband bij [bedrijf] voor 24 uur per week, is op 18 september 2017 voor dit werk uitgevallen vanwege een combinatie van gezondheidsklachten. Nadat eiseres het werk deels heeft hervat in eigen aangepaste werkzaamheden is zij in juni 2019 volledig uitgevallen na een conflict op het werk.
Besluitvorming
2.1.
Eiseres heeft op 1 juli 2019 een WIA-uitkering aangevraagd. In dat kader is eiseres op 4 september 2019 op het spreekuur gezien bij de primaire verzekeringsarts. De primaire verzekeringsarts heeft van zijn bevindingen een rapport opgemaakt. In het rapport van
4 september 2019 staat onder meer vermeld dat eiseres claimt lichamelijke en psychische klachten te ervaren. Volgens de primaire verzekeringsarts is eiseres niet volledig arbeidsongeschikt te achten, omdat ze niet aan de daarvoor geldende criteria voldoet. Wel heeft eiseres beperkingen op fysiek en psychisch vlak. De primaire verzekeringsarts heeft de belastbaarheid van eiseres neergelegd in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van
4 september 2019.
2.2.
De primaire arbeidsdeskundige heeft hierna onderzoek verricht en de bevindingen neergelegd in het rapport van 1 oktober 2019. In dit rapport staat vermeld dat is onderzocht of eiseres met inachtneming van de beperkingen (zoals neergelegd in de FML) het eigen werk kan verrichten. De primaire arbeidsdeskundige heeft hiertoe een gesprek gehad met eiseres, de werkgever en de primaire verzekeringsarts. De primaire arbeidsdeskundige komt tot de conclusie dat de werkgever bij uitstek een werkgever is die het werk kan aanpassen naar de belastbaarheid van eiseres en haar de nodige begeleiding kan geven. Zij is geschikt voor haar eigen werk.
2.3.
Verweerder heeft vervolgens het primaire besluit genomen. Bij het primaire besluit heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat eiseres vanaf 6 oktober 2019 geen WIA-uitkering kan krijgen. Eiseres kan vanaf 6 oktober 2019 weer het werk doen dat zij deed voordat zij ziek werd. Omdat eiseres nog een dienstverband heeft is zij samen met de werkgever verantwoordelijk voor de re-integratie. Verweerder heeft voornoemde rapporten van de primaire verzekeringsarts en primaire arbeidsdeskundige hieraan ten grondslag gelegd.
3.1.
In het kader van de bezwaarprocedure heeft verweerder de primaire arbeidsdeskundige verzocht een nadere motivering te geven over de geschiktheid van eiseres voor haar eigen werk. De primaire arbeidsdeskundige heeft daarop een aanvullend rapport van 16 april 2020 opgemaakt, waarin zij haar motivering dat eiseres geschikt is voor de maatgevende arbeid heeft aangevuld.
3.2
Naar aanleiding van de bezwaren van eiseres heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) op 20 mei 2020 een rapport uitgebracht. De verzekeringsarts b&b heeft het niet noodzakelijk geacht een nader (lichamelijk en psychisch) onderzoek uit te voeren, omdat het rapport van de primaire verzekeringsarts (waarin een uitgebreide weergave van anamnese, klachtenpatroon, psychisch en lichamelijk onderzoek is opgenomen) en de overgelegde medische informatie een duidelijk beeld vormt van de belastbaarheid van eiseres. De verzekeringsarts b&b komt tot de conclusie dat de medische informatie van de huisarts, de neuroloog en de gynaecoloog geen nieuwe medische informatie bevat. De primaire verzekeringsarts was van de inhoud op de hoogte en heeft daar bij het opstellen van de FML rekening mee gehouden. Voorts concludeert de verzekeringsarts b&b dat het beoordelingsformulier bij de verlenging van de WSW-indicatie verwijst naar de ziekmelding op dat moment en dat deze beoordeling niet is gebaseerd op een medische en arbeidsdeskundige beoordeling, zodat aan de vermelding ‘arbeidsongeschikt’ niet de waarde kan worden toegekend zoals eiseres wenst. Bovendien is de FML die is opgenomen bij de WSW-indicatie negen jaar oud en niet door verweerder opgesteld. Anders dan eiseres heeft betoogd is deze FML niet opgesteld door verzekeringsarts Kooloos en is deze FML slechts opgenomen in het beoordelingsformulier als achtergrondinformatie voor de herindicatie, aldus de verzekeringsarts b&b. Tot slot leest de verzekeringsarts b&b in het rapport van de bedrijfsarts van 20 juni 2019 niet dat eiseres geen arbeidsmogelijkheden heeft. De verzekeringsarts b&b ziet geen aanleiding om af te wijken van het oordeel van de primaire verzekeringsarts. De beperkingen van eiseres zijn op een adequate wijze weergegeven in de FML.
3.3.
Vervolgens heeft verweerder een onderzoek door de arbeidsdeskundige b&b laten verrichten. In het rapport van 26 mei 2020 staat vermeld dat eiseres na heroverweging in bezwaar geschikt is voor de maatmanfunctie. Doordat eiseres geschikt is voor de maatmanfunctie is zij niet arbeidsongeschikt te achten in het kader van de Wet WIA.
3.4.
Verweerder heeft het bezwaar van eiseres tegen voornoemde achtergrond ongegrond verklaard en het primaire besluit gehandhaafd. Verweerder stelt zich bij het bestreden besluit aldus eveneens op het standpunt dat eiseres per 6 oktober 2019 geen recht heeft op een WIA-uitkering. Voornoemde rapporten van de verzekeringsarts b&b en de arbeidsdeskundige b&b zijn hieraan ten grondslag gelegd.
Standpunt van eiseres
4. Eiseres kan zich met het bestreden besluit niet verenigen. Zij voert – samengevat weergegeven – aan dat de verzekeringsarts b&b de verschillen tussen de verzekeringsarts Kooloos en de primaire verzekeringsarts onvoldoende heeft verklaard. Ook is de inbreng van bedrijfsarts De Graaf onvoldoende bij de beoordeling betrokken, aldus eiseres. Voorts is het veelvuldige ziekteverzuim van eiseres en de omstandigheid dat ze vastloopt niet adequaat vertaald in de FML. De noodzaak van een urenbeperking had moeten worden onderzocht.
Beoordeling door de rechtbank
5. Verweerder heeft zijn besluiten gebaseerd op rapporten van verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. Hij mag die rapporten volgen als aan drie voorwaarden is voldaan. De rapporten moeten dan:
- op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen;
- geen tegenstrijdigheden bevatten, en;
- voldoende begrijpelijk zijn.
Als eiseres van mening is dat een rapport niet aan deze voorwaarden voldoet, dan moet zij uitleggen waarom zij dat vindt. Als eiseres het niet eens is met de beoordeling van de verzekeringsartsen, dan moet zij informatie van een andere arts inbrengen waaruit blijkt dat de beoordeling onjuist is. Het is niet genoeg als eiseres alleen haar gezondheidsklachten noemt.
Voldoet het medisch onderzoek aan de eisen?
6.1
De rechtbank vindt dat de rapporten van de verzekeringsartsen gelet op de onderzoeksactiviteiten die zijn verricht, zorgvuldig tot stand zijn gekomen. De primaire verzekeringsarts heeft eiseres zowel lichamelijk als psychisch onderzocht. Voorts is dossieronderzoek verricht, is een anamnese afgenomen en het dagverhaal in kaart gebracht. De verzekeringsarts b&b heeft dossieronderzoek gedaan en de door eiseres in bezwaar overgelegde medische informatie kenbaar bij zijn beoordeling betrokken. Uit de rapporten van de verzekeringsartsen blijkt dat alle klachten die eiseres heeft en ook alle beschikbare stukken van haar behandelaars zijn meegenomen bij de beoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid. De rechtbank ziet in het dossier geen aanwijzingen dat het medisch onderzoek onzorgvuldig is geweest.
6.2
De rechtbank stelt verder vast dat eiseres in haar pro forma beroepschrift nagenoeg dezelfde gronden heeft aangevoerd als in bezwaar. De verzekeringsarts b&b heeft op die gronden op heldere wijze gereageerd in het rapport van 20 mei 2020. De rechtbank ziet in de (herhaalde) stelling van eiseres dat de verschillen tussen de FML opgesteld door de primaire verzekeringsarts in het kader van de WIA-beoordeling en die bij de WSW herindicatie niet zijn verklaard en dat de inbreng van de bedrijfsarts onvoldoende is meegenomen in de beoordeling, geen aanleiding de reactie van de verzekeringsarts b&b hierop voor onjuist te houden.
6.3
Eiseres wordt ook niet gevolgd in haar stelling dat in de FML onvoldoende rekening is gehouden met het vastlopen van eiseres en het veelvuldig ziekmelden. De primaire verzekeringsarts heeft in de FML beperkingen opgenomen zowel op het fysieke als op het psychische vlak. Eiseres kan geen al te zware lichamelijke inspanning verrichten. Ook is zij verminderd stressbestendig. De omgang met mensen verloopt moeizaam doordat snel misverstanden ontstaan en zij heftig kan reageren. Zij is dan ook (slechts) geschikt voor eenvoudige en lichte arbeid met enige begeleiding. Er is volgens de primaire verzekeringsarts geen medische indicatie voor een urenbeperking volgens de standaard Duurbelastbaarheid in Arbeid. De verzekeringsarts b&b was, zo blijkt uit zijn rapport, bekend met het vastlopen van eiseres en het veelvuldig ziekmelden. Hij heeft in bezwaar desondanks geen redenen gezien om af te wijken van het oordeel van de primaire verzekeringsarts. Volgens deze arts is met de beschikbare medische informatie bij het opstellen van de FML rekening gehouden. Eiseres heeft in beroep geen medische informatie overlegd die aanleiding geeft te twijfelen aan het medisch oordeel van de verzekeringsartsen.
6.3
Gelet op het voorgaande bestond er naar het oordeel van de rechtbank geen twijfel over de belastbaarheid van eiseres op de datum in geding (6 oktober 2019).
Voldoet het arbeidskundige onderzoek aan de eisen?
7. De arbeidsdeskundige b&b heeft in zijn rapport op inzichtelijke wijze uiteengezet dat met de door de verzekeringsartsen vastgestelde belastbaarheid eiseres geschikt is voor haar eigen werk. Daarbij heeft de arbeidskundige b&b gemotiveerd toegelicht dat hij in het vastlopen van eiseres en het niet lukken van eiseres om te blijven werken niet leest dat de belastingeisen in het werk de belastbaarheid van eiseres te boven gaan en dat zij arbeidsongeschikt zou zijn voor haar eigen werk. Het eigen werk kent eenvoudige en vooral ook routinematige taken en deze worden overwegend volgens een vast patroon verricht. De behoefte aan extra begeleiding is minimaal en bovendien is haar werkgever juist ook werkzaam op het gebied van arbeidsvoorziening en re-integratie. Ook ten aanzien van de aspecten sociaal functioneren, dynamische en statische handelingen heeft de arbeidsdeskundige b&b in zijn rapport deugdelijk gemotiveerd dat de belastbaarheid van eiseres in het eigen werk niet wordt overschreden. De rechtbank vindt dat de arbeidsdeskundige b&b afdoende heeft gemotiveerd waarom het eigen werk passend is voor eiseres.
Conclusie.
8. Verweerder heeft terecht op basis van het medische en arbeidskundige onderzoek geweigerd aan eiseres per 6 oktober 2019 een WIA uitkering toe te kennen.
9. Het beroep is ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.M.M. Kettenis-de Bruin, rechter, in aanwezigheid van mr. L. Lemmen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 3 augustus 2021.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.
Bijlage:
Op grond van artikel 19aa, eerste lid, van de ZW heeft een verzekerde zonder werkgever, na 52 weken ongeschiktheid tot werken, recht op ziekengeld als hij nog steeds ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid en hij als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
Op grond van artikel 19aa, vijfde lid, van de ZW wordt onder het maatmaninkomen verstaan hetgeen gezonde personen met soortgelijke opleiding en ervaring, ter plaatse waar hij arbeid verricht of het laatst heeft verricht, of in de omgeving daarvan met arbeid gewoonlijk verdienen.
Op grond van artikel 19ab, eerste en derde lid, van de ZW wordt het percentage van het maatmaninkomen dat de verzekerde kan verdienen, bedoeld in artikel 19aa van de ZW, vastgesteld op basis van een verzekeringsgeneeskundig en een arbeidskundig onderzoek en wordt onder arbeid als bedoeld in artikel 19aa van de ZW verstaan alle algemeen geaccepteerde arbeid waartoe een verzekerde met zijn krachten en bekwaamheden in staat is. Voor de beoordelingssystematiek waarmee de verdiencapaciteit na het eerste ziektejaar wordt bepaald, wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de huidige uitvoeringssystematiek van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, waarbij aan de hand van geschikte functies wordt vastgesteld of de betrokkene beschikt over resterende verdiencapaciteit (zie de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 30 december 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:4920).
Op grond van artikel 19aa, tweede lid, van de ZW heeft de verzekerde recht op ziekengeld tot een maand na de dag waarop hij in staat is om meer dan 65% van het maatmaninkomen per uur te verdienen.