In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 september 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiseres, van Somalische nationaliteit, heeft een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, die door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid is afgewezen als kennelijk ongegrond. De afwijzing was gebaseerd op het interstatelijk vertrouwensbeginsel, waarbij verweerder de geboortedatum van eiseres zoals geregistreerd in Griekenland hanteerde. Eiseres betwistte deze geboortedatum en voerde aan dat zij op [geboortedag] 2005 is geboren, wat zij onderbouwde met een kopie van haar geboorteakte. De rechtbank oordeelde dat verweerder niet consistent was in zijn toepassing van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, aangezien hij de vluchtelingenstatus die aan eiseres door Griekenland was verleend niet had overgenomen. De rechtbank concludeerde dat het bestreden besluit innerlijk tegenstrijdig was en onvoldoende gemotiveerd. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg verweerder op een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.518,-.