ECLI:NL:RBDHA:2022:10041

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 september 2022
Publicatiedatum
3 oktober 2022
Zaaknummer
NL21.9084
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 26 september 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. De zaak betreft een verzoeker die een aanvraag had ingediend voor verlenging van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, onder de beperking 'humanitair niet-tijdelijk'. Het primaire besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid om deze aanvraag niet in behandeling te nemen, leidde tot bezwaar van de verzoeker. De verzoeker vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening om uitzetting tijdens de bezwaarprocedure te voorkomen.

De rechtbank heeft eerder, op 29 april 2021, het beroep van de verzoeker gegrond verklaard en het besluit van 26 januari 2021 vernietigd. Na een nieuwe beslissing op bezwaar op 21 mei 2021, heeft de verzoeker opnieuw beroep ingesteld. De voorzieningenrechter heeft op basis van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.

De voorzieningenrechter overwoog dat een verzoek om een voorlopige voorziening alleen mogelijk is als er een bezwaar of beroep aanhangig is. Aangezien de verzoeker tegen het besluit van 26 januari 2021 beroep had ingesteld, werd het verzoek om voorlopige voorziening gelijkgesteld met een verzoek dat hangende het beroep was. De rechtbank verklaarde het beroep niet-ontvankelijk, waardoor het verzoek om voorlopige voorziening als kennelijk ongegrond werd afgewezen. De voorzieningenrechter heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, in aanwezigheid van griffier mr. E.C. Jacobs, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 20/8410

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam], verzoeker

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. Z.M. Alaca),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 10 november 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van verzoeker om verlenging van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking ‘humanitair niet-tijdelijk’ niet in behandeling genomen.
Verzoeker heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Tevens heeft hij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen die ertoe strekt uitzetting tijdens de bezwaarprocedure te voorkomen.
Verweerder heeft bij besluit van 26 januari 2021 een beslissing op bezwaar genomen.
Eiser heeft tegen het besluit van 26 januari 2021 beroep ingesteld.
De rechtbank heeft op 29 april 2021 het beroep gegrond verklaard en het besluit van 26 januari 2021 vernietigd.
Bij besluit van 21 mei 2021 heeft verweerder een nieuwe beslissing op bezwaar genomen.
Eiser heeft tegen het besluit van 21 mei 2021 beroep ingesteld.
De voorzieningenrechter doet op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb is een verzoek om een voorlopige voorziening alleen mogelijk als er een bezwaar of beroep aanhangig is.
2. Op grond van artikel 8:81, vijfde lid, van de Awb wordt een verzoek om een voorlopige voorziening dat is gedaan hangende bezwaar, gelijkgesteld met een verzoek hangende het beroep bij de rechtbank.
3. Verzoeker heeft tegen het besluit van 26 januari 2021 beroep ingesteld, zodat het verzoek van 12 november 2020 gelijk wordt gesteld met een verzoek dat is gedaan hangende het beroep.
4. Bij uitspraak van vandaag in de zaak met nummer NL21.9084 heeft de rechtbank het beroep waarop dit verzoek om een voorlopige voorziening betrekking heeft niet-ontvankelijk verklaard. Om die reden wordt het verzoek als kennelijk ongegrond afgewezen.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. E.C. Jacobs, griffier, op 23 september 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Griffier Voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.