ECLI:NL:RBDHA:2022:10218
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en Dublinverordening: Verantwoordelijkheid Italië en interstatelijk vertrouwensbeginsel
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 september 2022 uitspraak gedaan in een asielzaak waarbij de eiser, een Syrische nationaliteit hebbende persoon, in beroep ging tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Het bestreden besluit, genomen op 2 september 2022, hield in dat de aanvraag van de eiser voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling werd genomen, omdat Italië als verantwoordelijke lidstaat werd aangemerkt op basis van de Dublinverordening. De rechtbank heeft het beroep behandeld op 28 september 2022, waarbij de eiser en zijn gemachtigde niet verschenen, terwijl de staatssecretaris zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De rechtbank overwoog dat de eiser op 24 november 2021 illegaal via Italië Europa was binnengekomen en dat Italië daarom verantwoordelijk was voor de asielaanvraag. De eiser betwistte de verantwoordelijkheid van Italië en voerde aan dat hij daar nooit asiel had willen aanvragen. De rechtbank oordeelde echter dat de intentie van de eiser om in Italië asiel aan te vragen niet bepalend was voor de vaststelling van de verantwoordelijke lidstaat. Bovendien werd de vrees van de eiser voor een schending van artikel 3 van het EVRM in Italië niet onderbouwd met voldoende bewijs van systematische tekortkomingen in de asielprocedure of opvangvoorzieningen.
De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris terecht had besloten de asielaanvraag van de eiser niet in behandeling te nemen en verklaarde het beroep ongegrond. Er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.