In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 10 oktober 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen The International Legal Forum, gevestigd in Tel Aviv, en de minister van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. De eiseres had op 25 december 2019 een verzoek ingediend om informatie op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) met betrekking tot overeenkomsten over 'foreign aid' tussen de Nederlandse vertegenwoordiging in Ramallah en de Union of Agricultural Workers Committee (UAWC) voor de periode 2013-2021. De minister heeft vijf documenten gedeeltelijk openbaar gemaakt, maar heeft ook delen geweigerd op basis van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en het voorkomen van onevenredige benadeling.
Eiseres heeft in beroep aangevoerd dat het publiek belang bij openbaarmaking van de namen van de betrokken personen zwaarder weegt dan de privacy van de medewerkers van de UAWC, vooral gezien de beschuldigingen van banden met terroristische organisaties. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de UAWC niet als terroristische organisatie is aangemerkt door de EU of de VN en dat de onschuldpresumptie van toepassing is. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister de Wob correct heeft toegepast en dat de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in dit geval zwaarder weegt.
Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat de minister terecht een schadevergoeding heeft toegekend aan eiseres wegens overschrijding van de redelijke termijn van de procedure, vastgesteld op € 500,-. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard, maar heeft de minister van Rechtsbescherming veroordeeld tot betaling van de schadevergoeding. De uitspraak benadrukt de balans tussen openbaarheid van bestuur en de bescherming van persoonlijke gegevens in bestuursrechtelijke procedures.