5.5Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) is intrekking of herziening van een arbeidsongeschiktheidsuitkering met terugwerkende kracht in het algemeen in strijd met het rechtszekerheidsbeginsel. Slechts in uitzonderingsgevallen is van strijd met dat beginsel geen sprake. Hierbij kan onder meer gedacht worden aan gevallen waarin het toekennen en/of het ongewijzigd voortzetten van de uitkering mede het gevolg is geweest van onjuiste of onvolledige informatieverstrekking door de betrokkene, terwijl de uitvoeringsinstelling een andere (minder gunstige) beslissing zou hebben genomen indien zij destijds wel de juiste feiten had gekend.
Bij een belastend besluit tot herziening met terugwerkende kracht, rust op verweerder de verplichting om niet alleen de feiten te stellen waarop hij het bestreden besluit doet steunen, maar ook - in geval van betwisting - om die feiten aannemelijk te maken.
6. In dit geval heeft eiser niet betwist dat hij inkomsten heeft ontvangen uit de verkoop via Marktplaats. De rechtbank is van oordeel dat gelet op de verklaringen van eiser en op grond van de overige beschikbare onderzoeksgegevens aannemelijk is geworden dat eiser werkzaamheden heeft verricht en daaruit inkomsten heeft genoten. De hoeveelheid geplaatste advertenties duidt erop dat geen sprake is van incidentele verkopen en past volgens de rechtbank meer bij handel dan hobbymatige verkoop.Gelet op de aard en omvang van de activiteiten op Marktplaats en de lange periode waarin de advertenties zijn geplaatst, ziet de rechtbank dan ook geen aanleiding voor het oordeel dat sprake is van incidentele of hobbymatige activiteiten. Eiser heeft voorts zelf verklaard dat hij inkomsten uit die werkzaamheden heeft genoten. Door geen melding te maken van deze werkzaamheden en de daaruit genoten inkomsten heeft eiser zijn inlichtingenverplichting op grond van artikel 27 van de Wet WIA geschonden. Het had hem redelijkerwijs duidelijk kunnen zijn dat deze werkzaamheden en de inkomsten daaruit van invloed konden zijn op zijn recht op uitkering en de hoogte van de uitkering.
7. Niet in geschil is dat eiser geen administratie heeft bijgehouden en dat hij tot aan de zitting van 18 mei 2021 geen concrete, verifieerbare en relevante gegevens over zijn werkzaamheden en de daarmee verworven inkomsten heeft verstrekt. Eiser heeft aangevoerd dat veel van de geplaatste advertenties dubbel zijn geplaatst en dat hij minder inkomsten heeft verworven dan verweerder aanneemt. Eiser heeft verzocht om dit standpunt nader te mogen uitwerken. Het onderzoek is ter zitting geschorst om eiser daartoe alsnog in de gelegenheid te stellen en om hem een aannemelijke administratie van zijn verkopen op Marktplaats te laten overleggen. De rechtbank heeft in het proces-verbaal van schorsing vermeld dat, zoals eiser heeft toegelicht, een dergelijke administratie onder meer bestaat uit een opgave wanneer, wat daadwerkelijk is verkocht en aldus wanneer, welke inkomsten hebben plaatsgevonden en voorts dat dit in een reële verhouding zal moeten staan tot de in het dossier aanwezige overzichten van advertenties op Marktplaats. De rechtbank is van oordeel dat met de vervolgens door eiser op 7 juli 2021 overgelegde gegevens onvoldoende aannemelijk is gemaakt wanneer, wat daadwerkelijk is verkocht en welke inkomsten zijn genoten. Het door eiser achteraf geconstrueerde overzicht met de daarin vermelde inkomsten is op geen enkele wijze te controleren, zodat hiermee het ontbreken van een administratie niet is ondervangen. Verweerder is naar het oordeel van de rechtbank niet gehouden op basis van dit overzicht het standpunt te verlaten dat het recht op een WIA-uitkering niet is vast te stellen omdat een deugdelijke administratie ontbreekt. Dit betekent dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat het recht op WIA-uitkering niet kan worden vastgesteld, zodat verweerder gehouden was over te gaan tot herziening en terugvordering van de WIA-uitkering. Over de periode waarop de terugvordering ziet, zijn geen gronden aangevoerd.
8. Eiser heeft bij schrijven van 7 mei 2022 nog aangevoerd dat er een mediationtraject is geweest tussen de gemeente Leiden en eiser en dat de beeldvorming over eiser, dat hij niet te goeder trouw was, is gewijzigd. Eiser vindt dat ook verweerder zijn visie moet wijzigen. De rechtbank overweegt dat uit de bij die brief van 7 mei 2022 gevoegde stukken blijkt dat er een mediationovereenkomst tussen de gemeente en eiser is gesloten en dat tussen partijen onder meer is afgesproken dat de vordering die de gemeente Leiden op eiser heeft ongewijzigd blijft. Ook bij brief van 24 januari 2022 heeft eiser desgevraagd bevestigd dat de gemeente zijn vordering op eiser niet heeft gewijzigd. Voor zover eiser meent dat het met de gemeente gevolgde mediationtraject tot gevolg zou moeten hebben dat verweerder zijn vordering vermindert, volgt de rechtbank dat niet. Verweerder stelt zich terecht op het standpunt dat hierin geen grond gelegen is voor aanpassing van de vordering.
9. Wat betreft de stelling van eiser dat hij ten onrechte niet is uitgenodigd voor een hoorzitting in bezwaar, overweegt de rechtbank als volgt. Verweerder heeft onweersproken gesteld dat op 7 november 2019 een brief aan eiser is verstuurd waarin aan eiser is gevraagd om voor 5 december 2019 te laten weten of hij een hoorzitting wilde. Daarop is niet gereageerd. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verweerder ervan mocht uitgaan dat eiser geen hoorzitting wenste. De grond dat de hoorplicht is geschonden faalt daarom.
10. Wat betreft de grond van eiser dat de informatie die verweerder heeft ontvangen van de gemeente Leiden in strijd is met de bepalingen van de AVG en het EVRM, overweegt de rechtbank dat de grondslag voor de informatieverstrekking artikel 62, eerste lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen (Wet Suwi) is. In dit artikel is onder meer geregeld dat de colleges van burgemeester en wethouders aan verweerder de gegevens verstrekken die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de taken van verweerder. De gemeente Leiden mocht op grond hiervan de betreffende onderzoeksgegevens aan verweerder verstrekken. Deze gegevens kunnen immers van invloed zijn op de hoogte van eisers WIA-uitkering, die door verweerder moet worden vastgesteld. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding voor het oordeel dat verweerder de door de gemeente Leiden verstrekte gegevens niet aan de besluitvorming ten grondslag zou mogen leggen wegens strijd met de AVG en het EVRM.
11. De conclusie luidt dat het beroep ongegrond is. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.