ECLI:NL:RBDHA:2022:10445

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 oktober 2022
Publicatiedatum
12 oktober 2022
Zaaknummer
634063
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige schorsing van bestuurders van een lokale politieke partij en onregelmatigheden in besluitvorming

In deze zaak, die op 12 oktober 2022 door de Rechtbank Den Haag is behandeld, vorderde eiser, een bestuurslid van een lokale politieke partij, een verbod op de uitvoering van besluiten die tijdens een ledenvergadering op 23 augustus 2022 waren genomen. Eiser stelde dat hij onrechtmatig was geschorst door gedaagde sub 2, die als enige bestuurder handelde zonder overleg met de andere bestuursleden. De rechtbank oordeelde dat de besluiten tot schorsing en ontzetting van eiser niet rechtsgeldig waren genomen, omdat deze besluiten door gedaagde sub 2 alleen waren genomen, terwijl de statuten vereisen dat dergelijke besluiten door het bestuur worden genomen. De rechtbank concludeerde dat de ledenvergadering van 23 augustus 2022 gebreken vertoonde, omdat niet alle leden waren uitgenodigd, en dat de besluiten van deze vergadering vernietigbaar waren. Eiser had recht op inzage in de ledenlijst en de financiële administratie van de vereniging. De rechtbank verbood gedaagde sub 2 en de vereniging om uitvoering te geven aan de onrechtmatige besluiten en stelde dwangsommen vast voor het geval van overtreding. Tevens werd bepaald dat gedaagde sub 2 en de vereniging de kosten van het geding moesten vergoeden.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/634063/ KG ZA 22/758
Vonnis in kort geding van 12 oktober 2022
in de zaak van
[eiser]te [plaats],
eiser,
advocaat mr. N.S. Heesels te Naaldwijk,
tegen:
1. de vereniging
[de Vereniging]te [plaats],
vertegenwoordigd door [gedaagde sub 2],
2.
[gedaagde sub 2]te [plaats],
in persoon verschenen,
gedaagden,
Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als ‘[eiser]’, ‘[de Vereniging]’ en ‘[gedaagde sub 2]’.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties;
- de akte overlegging producties van [eiser], met producties;
- het door gedaagden ingediende verweerschrift, met producties;
- de op 28 september 2022 gehouden mondelinge behandeling.
1.2.
Ter zitting is vonnis bepaald op heden.

2.De feiten

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
2.1.
[de Vereniging] is een verenging die op 15 juni 2020 is opgericht met als doel het vormen van een politiek partij. Volgens de notariële akte van oprichting vormden vijf personen, waaronder [gedaagde sub 2], bij de oprichting het bestuur.
2.2.
Op [gedaagde sub 2] na hebben alle in de akte van oprichting genoemde bestuursleden zich teruggetrokken als bestuurslid. [gedaagde sub 2] heeft vervolgens een aantal andere personen gevraagd zitting te nemen in het bestuur. Begin 2022 fungeerden naast [gedaagde sub 2] als bestuursleden [eiser], de echtgenote van [eiser] (die hierna zal worden aangeduid als [bestuurslid 1]) en mevrouw [bestuurslid 2] (hierna: [bestuurslid 2]).
2.3.
Bij de verkiezingen in maart 2022 heeft [de Vereniging] één zetel in de gemeenteraad van Noordwijk behaald. Deze wordt ingenomen door [gedaagde sub 2]. In de periode daarna zijn spanningen ontstaan tussen [eiser] en [gedaagde sub 2], waarbij [gedaagde sub 2] ertoe is overgegaan [eiser] en [bestuurslid 1] als bestuurslid uit de registers van de Kamer van Koophandel te laten uitschrijven. Dit is na bezwaar van [eiser] en [bestuurslid 1] weer hersteld.
2.4.
Op 2 augustus 2022 heeft een lid van de vereniging, [A] (hierna: [A]) een klacht ingediend tegen [gedaagde sub 2]. In reactie hierop heeft [eiser] dezelfde dag aan [A] bericht dat diens klacht door het bestuur in behandeling zal worden genomen. [gedaagde sub 2] heeft in reactie daarop aan [eiser] laten weten dat de klacht door het na de eerstvolgende ledenvergadering te benoemen bestuur moet worden opgepakt. Later die dag heeft [gedaagde sub 2] aan [A] laten weten dat [A] over 2022 geen contributie heeft betaald een daarom geen lid meer is. [A] heeft geantwoord dat hij zijn contributie wel heeft voldaan.
2.5.
Op 3 augustus 2022 is een door [gedaagde sub 2] ondertekend besluit van het bestuur van [de Vereniging], inhoudende dat [eiser] is geschorst als lid, aan [eiser] bekend gemaakt. In de toelichting op het besluit is vermeld dat het bestuur op dat moment alleen uit [gedaagde sub 2] bestaat. Verder wordt [eiser] gewezen op de mogelijkheid op de algemene ledenvergadering van 23 augustus 2022 zijn zienswijze ten aanzien van dit besluit kenbaar te maken.
2.6.
Eveneens op 3 augustus 2022 heeft [eiser] een e-mailbericht aan [gedaagde sub 2] gezonden met als inhoud dat [gedaagde sub 2] met onmiddellijke ingang is geschorst als bestuurslid. Het bericht is ondertekend door [eiser], uit de tekst van het bericht en de adressanten ervan kan worden afgeleid dat het volgens [eiser] gaat om een besluit dat is genomen door de in de akte van oprichting genoemde bestuursleden, aangevuld met [eiser], [bestuurslid 1] en [bestuurslid 2].
2.7.
Op 3 augustus 2022 is in de pers melding gemaakt van de overstap van [gedaagde sub 2] als raadslid van [de Vereniging] naar de fractie van een andere lokale partij.
2.8.
Op 5 augustus 2022 is een door [gedaagde sub 2] ondertekend besluit van het bestuur van [de Vereniging], inhoudende dat [eiser] is ontzet als lid van de vereniging, aan [eiser] bekend gemaakt. Daarbij wordt [eiser] gewezen op de mogelijkheid op de algemene ledenvergadering van 23 augustus 2022 tegen dit besluit in beroep te gaan.
2.9.
Op 8 augustus 2022 heeft [gedaagde sub 2] uitnodigingen voor een digitale, op 23 augustus 2022 te houden ledenvergadering verzonden. Vervolgens is er correspondentie op gang gekomen tussen (de advocaat van) [eiser] en [gedaagde sub 2] over de rechtsgeldigheid van deze vergadering. Ook heeft [eiser] [gedaagde sub 2] gevraagd om inzage in de ledenlijst en financiële administratie.
2.10.
Op 19 augustus 2022 heeft [gedaagde sub 2] een aantal aanvullende stukken, bestemd voor bespreking tijdens de vergadering van 23 augustus 2022, verzonden. In het betreffende e-mailbericht staat dat achttien leden voor de vergadering zijn opgeroepen. [eiser] en [A] hebben geen uitnodiging voor deze ledenvergadering ontvangen.
2.11.
Op 23 augustus 2022 om 18:23 uur hebben [eiser], [bestuurslid 1] en [A] aan [gedaagde sub 2] een verzoek tot het uitroepen van een algemene ledenvergadering gedaan, onder verwijzing naar een statutaire bepaling dat het bestuur een ledenvergadering uit dient te schrijven wanneer 10% van de leden daarom verzoekt.
2.12.
Op 23 augustus 2022 rond 20:00 uur is de door [gedaagde sub 2] aangekondigde ledenvergadering gestart. Volgens de in het geding gebrachte besluitenlijst waren zeven leden in de vergadering aanwezig en werden acht leden bij volmacht vertegenwoordigd. [bestuurslid 1] staat als (enig) afwezig lid vermeld, [eiser] en [A] worden in de opsomming van leden niet genoemd.
2.13.
[bestuurslid 1] heeft wel ingelogd om deel te nemen aan de vergadering. Zij wilde zich tijdens die vergadering laten bijstaan door haar advocaat, die gebruik maakte van dezelfde verbinding. Nadat de advocaat zich kenbaar had gemaakt is de verbinding, enkele minuten nadat die tot stand was gekomen, vanuit de vergadering verbroken.
2.14.
Volgens de in het geding gebrachte besluitenlijst is tijdens de vergadering met veertien stemmen voor en één tegen besloten de vereniging op te heffen en is unaniem besloten [gedaagde sub 2] aan te wijzen als vereffenaar.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert – zakelijk weergegeven – in dit kort geding
( i) een verbod op de uitvoering van de op de vergadering op 23 augustus 2022 genomen besluiten;
(ii) mededeling van dit verbod aan de leden van [de Vereniging];
(iii) een verbod op uitvoering van de besluiten tot schorsing en ontzetting van hem als lid;
(iv) afgifte van een actuele ledenlijst;
( v) een verbod tot het opnieuw bijeenroepen van een ledenvergadering zolang deze ledenlijst nog niet is verstrekt;
(vi) een gebod tot het inwilligen van het op 23 augustus 2022 gedane verzoek tot het houden van een ledenvergadering, waarop de in het verzoek genoemde punten zullen worden besproken;
(vii) inzage in de financiële administratie van [de Vereniging];
(viii) afgifte van de gemaakte opname van de op 23 augustus 2022 gehouden vergadering;
(ix) intrekking van de schorsing en ontzetting van [eiser], het verzenden van een rectificatie hierover aan de leden van [de Vereniging] en verwijdering van onjuiste informatie over dit lidmaatschap;
een en ander (met uitzondering van de vordering bedoeld onder (v)) op straffe van verbeurte van een dwangsom en met veroordeling van [gedaagde sub 2] en [de Vereniging] in de proceskosten.
3.2.
Daartoe voert [eiser] – samengevat – het volgende aan. Een besluit tot het bijeenroepen van een algemene ledenvergadering moet, evenals een besluit over schorsing en ontzetting van een lid, door het bestuur worden genomen. In dit geval is [gedaagde sub 2] hier echter zelfstandig, althans zonder raadpleging van alle overige bestuursleden, toe overgegaan. Daarnaast zijn ten onrechte niet alle leden uitgenodigd voor de ledenvergadering van 23 augustus 2022. In elk geval [eiser] en [A] hebben geen uitnodiging ontvangen. De besluiten van [gedaagde sub 2] en de op de ledenvergadering genomen besluiten zijn daarom niet rechtsgeldig tot stand gekomen en mogen niet worden uitgevoerd. Anderzijds is ten onrechte geweigerd in te gaan op een door ten minste 10% van de leden gedaan verzoek om bijeenroeping van een ledenvergadering. Dit dient alsnog te geschieden.
Verder stelt [eiser] als bestuurslid recht te hebben op inzage in de financiële en ledenadministratie. Tot slot is het voor hem als bestuurslid van belang te weten wat de gang van zaken is geweest op de op 23 augustus 2022 gehouden vergadering.
3.3.
[gedaagde sub 2] en [de Vereniging] voeren verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.

4.De beoordeling van het geschil

4.1.
De voorzieningenrechter gaat er bij de beoordeling vanuit dat in de voor dit geding relevante periode het voorlopig bestuur van [de Vereniging] bestond uit [gedaagde sub 2], [eiser], [bestuurslid 1] en [bestuurslid 2]. Van de drie laatstgenoemden geldt weliswaar dat zij niet door de algemene ledenvergadering tot bestuurder zijn gekozen, maar wel door [gedaagde sub 2] zijn verzocht in het bestuur plaats te nemen nadat de vier mede-oprichters, die aanvankelijk samen met [gedaagde sub 2] het bestuur vormden, waren teruggetreden. [eiser], [bestuurslid 1] en [bestuurslid 2] stonden als bestuurder bij de Kamer van Koophandel ingeschreven en waren ook in de praktijk als bestuurder werkzaam. [gedaagde sub 2] stelt ook zelf in zijn verweerschrift dat het de bedoeling was de benoeming op de eerstvolgende ledenvergadering te laten bekrachtigen, en dat hij “niet de intentie had om in zijn eentje bestuursbeslissingen te nemen”. De in artikel 2:8 Burgerlijk Wetboek (BW) neergelegde regel ter zake redelijkheid en billijkheid in een organisatie brengt dan in dit geval met zich dat de vier personen die als voorlopig bestuur fungeerden in beginsel in hun onderlinge verhouding de in de wet en de statuten van de vereniging aan bestuurders toekomende rechten en verplichtingen dienen te respecteren.
4.2.
Het voorgaande brengt met zich dat [gedaagde sub 2] ten onrechte op 3 augustus 2022 heeft gehandeld als ware hij enig bestuurder van [de Vereniging]. Hij was immers gehouden tot overleg met de andere als voorlopig bestuur fungerende leden over schorsing van [eiser]. Daar komt nog bij dat schorsing van [eiser] als lid tevens diens schorsing als bestuurslid meebracht, terwijl de statuten de bevoegdheid tot schorsing van bestuursleden bij de ledenvergadering legt. Het op 3 augustus 2022 genomen besluit tot schorsing van [eiser] kan daarom niet worden beschouwd als een geldig door het bevoegde orgaan genomen besluit. Het is aannemelijk dat de bodemrechter deze besluiten zal vernietigen. Hetzelfde geldt voor het op 5 augustus 2022 genomen besluit tot ontzetting van [eiser] als lid, dat ook als een besluit van alleen [gedaagde sub 2] moet worden beschouwd. Aan deze besluiten zal daarom dan ook geen uitvoering meer gegeven mogen worden. Van dit verbod zal mededeling moeten worden gedaan aan de leden, waarbij de termijn voor nakoming zal worden gesteld op vijf werkdagen. De betreffende mededeling wordt beschouwd als rectificatie als door [eiser] gevorderd. Bij een afzonderlijke veroordeling tot intrekking van deze besluiten heeft [eiser] geen belang meer. [eiser] heeft zijn vordering tot verwijdering van onjuiste informatie over zijn lidmaatschap niet nader onderbouwd, zodat dat deel van de vordering niet toewijsbaar is.
4.3.
Nu de schorsing en ontzetting van [eiser] niet rechtsgeldig moet worden geacht, betekent dit dat hij ook als lid uitgenodigd had moeten worden voor de ledenvergadering van 23 augustus 2022. Uit de stukken blijkt dat ook [A] niet is uitgenodigd voor die vergadering. Volgens [gedaagde sub 2] was [A] geen lid meer omdat hij zijn contributie voor 2022 nog niet had voldaan. Nog afgezien van het feit dat dit is betwist, is niet duidelijk geworden op grond waarvan [gedaagde sub 2] concludeert dat het lopende een kalenderjaar nog niet hebben voldaan van de contributie voor dat jaar tot gevolg heeft dat een lidmaatschap per direct eindigt. Uit de stukken valt af te leiden dat [A] volgens [gedaagde sub 2] in oktober 2021 zijn contributie over dat jaar heeft betaald, en lid is gebleven. Het valt daarom niet in te zien dat de omstandigheid dat [A] in augustus 2022 zijn contributie over dat jaar nog niet zou hebben betaald, leidt tot het einde van zijn lidmaatschap.
4.4.
Behalve [eiser] en [A] heeft ook [bestuurslid 1] niet deel kunnen nemen aan de ledenvergadering. [gedaagde sub 2] heeft aangevoerd dat hij meende dat niet [bestuurslid 1], maar uitsluitend haar advocaat was ingelogd. Die advocaat heeft hij van deelname aan de vergadering uitgesloten, zonder de intentie te hebben [bestuurslid 1] uit te sluiten. Niet betwist is echter dat het daardoor ook voor [bestuurslid 1] onmogelijk was aan de vergadering deel te nemen.
4.5.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat drie leden van de vereniging ten onrechte van deelname aan de vergadering zijn uitgesloten. Gelet op het beperkt aantal leden van de vereniging (achttien) en mede gelet op het feit dat een besluit tot ontbinding van de vereniging op de agenda stond, waarvoor volgens de statuten een twee-derde meerderheid nodig is, kleven er aan de ledenvergadering van 23 augustus 2022 reeds hierom zoveel gebreken dat de besluiten van deze vergadering als vernietigbaar in de zin van artikel 2:15 BW moeten worden beschouwd. Daarbij komt nog dat de ledenvergadering bijeengeroepen is door [gedaagde sub 2] zelf en niet, zoals artikel 2:41, eerste lid, BW vereist, door het bestuur. Dat daarbij te kennen is gegeven dat agendapunten kunnen worden ingediend door de leden (waaronder enige mede-bestuursleden) heelt dit laatste gebrek niet voldoende. Het is naar het oordeel van de voorzieningenrechter dan ook aannemelijk dat de bodemrechter deze besluiten zal vernietigen. Het gevorderde verbod op uitvoering van de genomen besluiten is daarom toewijsbaar. Ook van dit verbod zal mededeling moeten worden gedaan aan de leden. De voorzieningenrechter is, anders dan gedaagden, van oordeel dat sprake is van spoedeisend belang; indien uitvoering wordt gegeven aan de besluiten, en dan met name het besluit tot liquidatie, valt te voorzien dat een niet, althans niet volledig terug te draaien situatie zal ontstaan.
4.6.
Er is geen verweer gevoerd tegen de vordering tot het verstrekken van een actuele ledenlijst. Dit deel van de vordering zal daarom worden toegewezen.
4.7.
Aangezien [eiser] en [A], zoals hiervoor overwogen, nog als leden van de vereniging dienen te worden beschouwd, hebben zij samen met [bestuurslid 1] een verzoek kunnen indienen tot het houden van een algemene ledenvergadering. Dit verzoek dient te worden gehonoreerd, omdat wordt voldaan aan de statutaire voorwaarde dat ten minste 10% van de leden dit verzoek steunt. De daarop gerichte vordering is daarom eveneens toewijsbaar. De termijn voor nakoming zal conform de statuten worden gesteld op vier weken.
4.8.
[eiser] heeft er een redelijk belang bij dat hij, nu hij nog geacht wordt bestuurslid te zijn, voorafgaand aan het bijeenroepen van een nieuwe vergadering de beschikking heeft over een actueel ledenbestand. Het verbod om een vergadering te beleggen voordat [eiser] over deze informatie beschikt is daarom ook toewijsbaar.
4.9.
Er is geen inhoudelijk verweer gevoerd tegen de vordering tot inzage in de financiële administratie. Wel is aangevoerd dat het opvragen en verkrijgen van bankafschriften enige tijd vergt. Gelet hierop zal de vordering worden toegewezen, waarbij een termijn van drie maanden voor nakoming zal worden gegeven.
4.10.
[gedaagde sub 2] en [de Vereniging] hebben verder verklaard bereid te zijn de gemaakte opname van de op 23 augustus 2022 gehouden vergadering aan [eiser] en diens advocaat te tonen, maar niet af te willen geven omdat hierop meerdere personen herkenbaar in beeld zijn. Nu het belang van [eiser] voldoende geborgd wordt ingeval hij de opname kan bekijken, zal de vordering in die zin worden toegewezen. De termijn voor nakoming zal worden gesteld op twee maanden.
4.11.
Oplegging van een dwangsom, als stimulans tot nakoming van de te geven beslissing, is aangewezen. De op te leggen dwangsom zullen deels worden gematigd en gemaximeerd.
4.12.
[gedaagde sub 2] en [de Vereniging] zullen hoofdelijk, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van dit geding. Voor veroordeling in de nakosten bestaat geen grond, nu de kostenveroordeling ook voor deze nakosten een executoriale titel oplevert (vgl. HR 19 maart 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL1116, NJ 2011/237).

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
verbiedt [gedaagde sub 2] en [de Vereniging] uitvoering te geven aan de op de vergadering van [de Vereniging] van 23 augustus 2022 genomen besluiten;
5.2.
bepaalt dat [gedaagde sub 2] en [de Vereniging] hoofdelijk een dwangsom verschuldigd zijn van € 2.000,- ingeval van overtreding van het onder 5.1 bepaalde;
5.3.
gebiedt [gedaagde sub 2] en [de Vereniging] om binnen vijf werkdagen na dagtekening van dit vonnis alle stemgerechtigde leden van [de Vereniging] van het bepaalde onder 5.1 schriftelijk mededeling te doen, met verzending van een afschrift aan [eiser];
5.4.
bepaalt dat [gedaagde sub 2] en [de Vereniging] hoofdelijk een dwangsom verschuldigd zijn van € 2.000,- ingeval van overtreding van het onder 5.3 bepaalde;
5.5.
verbiedt [gedaagde sub 2] en [de Vereniging] uitvoering te geven aan het op 3 augustus 2022 genomen besluit tot schorsing van [eiser] en het op 5 augustus 2022 genomen besluit tot ontzetting van [eiser];
5.6.
bepaalt dat [gedaagde sub 2] en [de Vereniging] hoofdelijk een dwangsom verschuldigd zijn van € 2.000,- ingeval van overtreding van het onder 5.5 bepaalde;
5.7.
gebiedt [gedaagde sub 2] en [de Vereniging] binnen een week na dagtekening van dit vonnis een actuele ledenlijst (met namen, adressen, telefoonnummers, bewijs betaling van contributie, bewijs van inschrijving dan wel uitschrijving en e-mailadressen) aan [eiser] te verstrekken;
5.8.
bepaalt dat [gedaagde sub 2] en [de Vereniging] hoofdelijk een dwangsom verschuldigd zijn van € 500,- voor iedere dag dat zij in gebreke blijven aan het onder 5.7 bepaalde te voldoen, met een maximum van € 10.000,-;
5.9.
verbiedt [gedaagde sub 2] en [de Vereniging] een algemene ledenvergadering bijeen te roepen zolang niet is voldaan aan het onder 5.7 bepaalde;
5.10.
gebiedt [gedaagde sub 2] en [de Vereniging] om binnen vier weken na dagtekening van dit vonnis een algemene ledenvergadering te beleggen waarop de agendapunten genoemd in het verzoek van [eiser], [bestuurslid 1] en [A] van 23 augustus 2022 zullen worden besproken, en de uitnodigingen hiervoor binnen drie dagen na verzending ervan aan [eiser] ter hand te stellen;
5.11.
bepaalt dat [gedaagde sub 2] en [de Vereniging] hoofdelijk een dwangsom verschuldigd zijn van € 2.000,- ingeval van overtreding van het onder 5.10 bepaalde;
5.12.
gebiedt [gedaagde sub 2] en [de Vereniging] binnen drie maanden na dagtekening van dit vonnis een afschrift van de financiële administratie van [de Vereniging] aan [eiser] te verstrekken, waaronder in ieder geval de volledige boekhouding en de bankafschriften van alle bankrekeningen op naam van [de Vereniging];
5.13.
bepaalt dat [gedaagde sub 2] en [de Vereniging] hoofdelijk een dwangsom verschuldigd zijn van € 500,- voor iedere dag dat zij in gebreke blijven aan het onder 5.12 bepaalde te voldoen, met een maximum van € 10.000,-;
5.14.
gebiedt [gedaagde sub 2] en [de Vereniging] om binnen twee maanden na dagtekening van dit vonnis [eiser] kennis te laten nemen van de opname van de digitale vergadering van 23 augustus 2022 en het digitale logboek van die vergadering;
5.15.
bepaalt dat [gedaagde sub 2] en [de Vereniging] hoofdelijk een dwangsom verschuldigd zijn van € 500,- voor iedere dag dat zij in gebreke blijven aan het onder 5.14 bepaalde te voldoen, met een maximum van € 10.000,-;
5.16.
gebiedt [gedaagde sub 2] en [de Vereniging] om binnen vijf werkdagen na dagtekening van dit vonnis alle stemgerechtigde leden van [de Vereniging] van het bepaalde onder 5.5 schriftelijk mededeling te doen;
5.17.
bepaalt dat [gedaagde sub 2] en [de Vereniging] hoofdelijk een dwangsom verschuldigd zijn van € 500,- voor iedere dag dat zij in gebreke blijven aan het onder 5.16 bepaalde te voldoen, met een maximum van € 10.000,-;
5.18.
veroordeelt [gedaagde sub 2] en [de Vereniging] hoofdelijk om binnen zeven dagen nadat dit vonnis is uitgesproken de kosten van dit geding te betalen, tot dusverre aan de zijde van [eiser] begroot op € 1.463,57, waarvan € 1.016,-- aan salaris advocaat, € 314,-- aan griffierecht en € 133,57 aan dagvaardingskosten;
5.19.
bepaalt dat bij gebreke van tijdige betaling de wettelijke rente over de proceskosten verschuldigd is;
5.20.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.21.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.R. Glass en in het openbaar uitgesproken op 12 oktober 2022.
[JWR]