ECLI:NL:RBDHA:2022:10567

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 februari 2022
Publicatiedatum
14 oktober 2022
Zaaknummer
NL21.13716
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op grond van ongeloofwaardig asielrelaas en bekering tot het christendom

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 februari 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Libanese nationaliteitdrager, heeft een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, die door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid is afgewezen. De rechtbank heeft de aanvraag ongegrond verklaard, omdat de verklaringen van eiser over zijn afwending van de islam en zijn bekering tot het christendom niet geloofwaardig werden geacht. Eiser stelde dat hij door zijn oom met de dood was bedreigd vanwege zijn bekering, maar de rechtbank oordeelde dat hij na deze bedreigingen nog negen tot tien maanden veilig in Libanon had kunnen verblijven, wat afbreuk deed aan zijn vrees voor vervolging. De rechtbank vond dat eiser onvoldoende inzicht had gegeven in zijn persoonlijke ervaringen en motieven voor zijn bekering, en dat zijn verklaringen tegenstrijdig en oppervlakkig waren. De rechtbank volgde de Staatssecretaris in zijn standpunt dat de verklaringen van eiser niet voldoende overtuigend waren om aan te nemen dat hij daadwerkelijk gevaar liep bij terugkeer naar Libanon. De rechtbank concludeerde dat de aanvraag terecht was afgewezen en verklaarde het beroep ongegrond.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.13716

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. C.G.J.M. Lucassen),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: R. Jonkman)

ProcesverloopBij besluit van 30 juli 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 7 december 2021 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen M. Cheiboukh. Als informant is verschenen [A] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Eiser is geboren op [1997] en heeft de Libanese nationaliteit.
Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij niet kan terugkeren naar Libanon omdat hij door zijn oom met de dood is bedreigd vanwege zijn bekering tot het christendom. Eiser heeft aan twee van zijn vrienden verteld dat hij is bekeerd tot het christendom. Deze vrienden hebben het doorverteld aan de oom van eiser. Eiser heeft daarna van zijn oom vernomen dat dit volgens de sjiitische islam wordt gezien als afvalligheid. Eiser heeft vervolgens via zijn neef vernomen dat zijn oom hem zou vermoorden als hij niet binnen drie dagen zou terugkeren naar de islam. Op dezelfde dag is eiser gevlucht naar Zahle en een paar maanden later is hij het land ontvlucht.
Het bestreden besluit
Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
1. Identiteit, nationaliteit en herkomst;
2. Afwending van de islam;
3. Bekering tot het christendom;
4. Bedreiging van oom vanwege afvalligheid/bekering.
Verweerder acht het eerste relevante element geloofwaardig. Het tweede, derde en vierde relevante element acht verweerder niet geloofwaardig. Verweerder stelt in dat verband
– kort samengevat – dat de verklaringen van eiser met betrekking tot de afwending van de islam onvoldoende overtuigend, oppervlakkig en tegenstrijdig zijn. Eiser heeft op zijn toeristenvisum en in het aanmeldgehoor aangegeven dat hij moslim en praktiserend is. Later heeft eiser verklaard zich te hebben afgewend van de islam. Dit zijn volgens verweerder tegenstrijdige verklaringen en van eiser mag worden verwacht dat hij een juiste weergave geeft van zijn gegevens. De hiervoor naderhand gegeven verklaring vindt verweerder onvoldoende. Daarnaast vindt verweerder dat eiser onvoldoende inzicht heeft gegeven in zijn motieven voor en het proces van de afwending van de islam. Verweerder vindt ook dat eiser met zijn verklaringen onvoldoende inzicht heeft gegeven in het proces van zijn bekering en de motieven die hebben geleid tot zijn bekering tot het christendom. Hij heeft hier vaag en oppervlakkig over verklaard. Eiser kan niet aangeven waarom hij zich heeft opengesteld voor een nieuw geloof. Ook heeft hij vaag verklaard over de effecten van de bekering en het moment waarop hij bekeerd zou zijn. De verklaringen over kennis en activiteiten overtuigen niet. Verder stelt verweerder dat de bedreigingen van de oom van eiser niet geloofwaardig zijn omdat eiser na de bedreigingen, nog negen tot tien maanden veilig in Libanon heeft kunnen verblijven. Ook heeft eiser zich na aankomst in Nederland niet onverwijld gemeld, wat afbreuk doet aan de gestelde vrees.
Afwending van de islam
4. Eiser stelt allereerst dat verweerder ten onrechte zijn afwending van de islam ongeloofwaardig heeft geacht. Eiser stelt dat hij zich tijdens het aanmeldgehoor liet leiden door het klantformulier van zijn visum. Daarom heeft eiser op het formulier van het aanmeldgehoor ingevuld dat hij sjiiet en praktiserend is. Dit heeft verweerder ten onrechte niet gevolgd. Daarnaast heeft verweerder de psychische klachten van eiser onvoldoende onderkend. Eiser heeft zijn psychische klachten namelijk voldoende onderbouwd met documenten. Verder stelt eiser dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom het niet aannemelijk is dat eiser sterke twijfels had over de islam als religie en hij zich hierdoor later heeft afgewend van de islam. Eiser meent dat hij voldoende inzicht heeft gegeven in zijn persoonlijke belevenis en zijn afkeer van de islam. De afkeer is ontstaan door de wijze waarop de religie werd opgelegd, namelijk dat de islam is gebaseerd op angst en dwang. Eiser begon zich af te vragen of Allah echt bestond en of hij gestraft zou worden door Allah als hij niet zou bidden. Hij voelde zich verdwaald en wilde niet nadenken over de gevoelens die hij had.
5. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiser zijn afwending van de islam niet aannemelijk heeft gemaakt. Eiser heeft op het klantformulier van zijn visum en op pagina 3 van het rapport aanmeldgehoor aangegeven dat hij moslim en praktiserend is. Op pagina 19 van het nader gehoor heeft eiser verklaard dat hij zich definitief heeft afgewend van de islam in 2014. De rechtbank volgt verweerder dat deze wisselende verklaringen afbreuk doen aan de geloofwaardigheid van zijn afwending. Het standpunt van eiser dat hij zich liet leiden door het klantformulier van zijn visum, heeft verweerder onvoldoende mogen vinden. De vraag in het aanmeldgehoor welke religie eiser praktiseert, is gesteld in de tegenwoordige tijd. Van eiser mag dan ook worden verwacht dat hij juiste antwoorden geeft met betrekking tot zijn religie. Temeer omdat zijn bekering de reden is van zijn vlucht en hij zich sinds 2014 definitief zou hebben afgewend van de islam. Verweerder heeft kunnen stellen dat niet is gebleken dat eiser de vragen vanwege zijn psychische problemen niet kon beantwoorden. De rechtbank volgt verweerder dat dit niet uit de medische stukken volgt. Ook volgt uit de overgelegde stukken niet, zoals ter zitting is gesteld, dat eiser vanwege zijn psychische problemen drieënhalf maand is opgenomen geweest in het ziekenhuis.
6. De rechtbank is verder van oordeel dat verweerder zich - ook tegen de achtergrond van wat hiervoor is overwogen - niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiser onvoldoende inzicht heeft gegeven in zijn ervaringen en persoonlijke beleving met betrekking tot zijn afkeer van de islam. Van eiser mag worden verwacht dat hij met zijn verklaringen inzichtelijk maakt waarom hij zich heeft afgewend van de islam. De verklaringen van eiser dat hij begon te twijfelen aan het geloof omdat hij zich als kind afvroeg waarom hij moest bidden en waarom hij gestraft zou worden als hij niet zou bidden, heeft verweerder onvoldoende kunnen vinden. Verweerder heeft mogen stellen dat eiser op de vlakte blijft met zijn antwoorden en niet aannemelijk maakt dat hij door deze vragen sterke twijfels had gekregen over de islam als religie, vooral nu eiser dit geloof opgelegd heeft gekregen en in een streng islamitische omgeving is opgegroeid. De verklaring over de bestraffing door zijn moeder met een mes toen hij een periode niet had gebeden heeft verweerder onvoldoende kunnen vinden. Verweerder heeft kunnen vinden dat eiser verder ook oppervlakkige antwoorden gaf op de vraag waarom hij niet wilde praktiseren. Wanneer aan eiser op pagina 16 van het nader gehoor wordt gevraagd zijn antwoord te specifiëren, valt hij in herhaling en verklaart hij dat hij niet overtuigd was en uit angst voor bestraffing bleef praktiseren. Wanneer eiser wordt gevraagd hoe hij met zijn psychische gesteldheid is omgegaan, verklaart eiser dat hij bleef praktiseren en doen wat er van hem werd gevraagd. Dat hij zegt dat hij zich verdwaald voelde en niet te veel nadacht over zijn gevoelens in die tijd heeft verweerder ook onvoldoende kunnen vinden. Van eiser mag worden verwacht dat hij meer inzicht geeft in die gevoelens met zijn verklaringen. Dat eiser heeft verklaard dat hij andere kinderen zag van andere geloven die niet bestraft werden waardoor hij zichzelf vragen ging stellen, zoals eiser ter zitting heeft herhaald, heeft verweerder betrokken en geen voldoende verklaring kunnen vinden nu dat verder dan dat ook geen inzicht geeft in de persoonlijke beleving van eiser. Verweerder heeft tot de conclusie kunnen komen dat eiser niet voldoende blijk heeft gegeven van fundamentele of persoonlijke bezwaren tegen de islam. Dat hij hier onvoldoende op is bevraagd tijdens de gehoren is de rechtbank niet gebleken.
Bekering tot het christendom
7. Eiser voert aan dat verweerder ten onrechte tot de conclusie is gekomen dat hij onvoldoende uitgebreid en specifiek heeft verklaard over zijn bekering tot het christendom. Eiser bevond zich in een situatie van drugsgebruik en geweld. Om aan deze situatie te ontsnappen is eiser ingegaan op de uitnodiging van zijn vriend om naar de kerk te gaan. Na meerdere keren de dienst te hebben bijgewoond, voelde eiser zich aangetrokken tot het geloof. Volgens eiser was dit een boodschap geweest van Jezus. Het christendom geeft hem rust, biedt hem een nieuwe start en houdt hem op het rechte pad. Ook heeft eiser zich laten dopen omdat hij Jezus volgt en de doop net zoveel waard is als zijn eigen identiteit. Om zijn bekering verder aannemelijk te maken heeft eiser verschillende verklaringen van geloofsgenoten overgelegd. Verweerder heeft deze verklaringen ten onrechte onvoldoende betrokken.
8. De rechtbank is van oordeel dat verweerder niet ten onrechte heeft kunnen vinden dat de verklaringen van eiser onvoldoende inzicht geven in het proces van zijn bekering en de motieven die hebben geleid tot zijn bekering tot het christendom. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt. Verweerder heeft kunnen vinden dat eiser niet inzichtelijk heeft gemaakt wat hem heeft bewogen om naar de kerk te gaan nadat hij meerdere keren de uitnodiging van zijn vriend heeft afgeslagen. Dat eiser naar de kerk is gegaan puur om de routine van zijn drugsgebruik te verbreken, heeft verweerder onvoldoende kunnen vinden. Verweerder heeft het een groot contrast kunnen vinden tussen het drugsgebruik en het bezoeken van een kerk en het zich openstellen voor een nieuw geloof. Om die reden heeft verweerder mogen vinden dat van eiser verwacht kan worden dat hij uitgebreider kan verklaren over zijn gedachtenproces voorafgaand aan deze keuze. Dat eiser niet naar de kerk is gegaan met het oogmerk om zich te bekeren, doet aan het voorgaande niet af. Voorts doet daar niet aan af de stelling in beroep dat het een boodschap van Jezus was dat hij naar de kerk moest gaan. Eiser heeft verder op pagina 21 van het nader gehoor verklaard dat hij drie of vier keer de kerk heeft bezocht en innerlijke rust voelde. Hij voelde zich tegelijkertijd ook schuldig dat hij drugs gebruikte. Eiser probeerde te stoppen met drugs ondanks dat het moeilijk was voor hem. Nadat hij was gestopt met het gebruiken van drugs, werd zijn geloof in het christendom meer en meer. De rechtbank overweegt dat verweerder deze verklaringen oppervlakkig heeft kunnen vinden omdat deze onvoldoende inzicht geven in de gedachten van eiser en zijn motieven voor de bekering. Ook heeft verweerder kunnen stellen dat eiser vaag en oppervlakkig heeft verklaard over het moment van zijn bekering. Op pagina 18 van het nader gehoor heeft eiser verklaard dat hij in de vijfde maand van 2018 was bekeerd tot het christendom. Op pagina 20 van het nader gehoor heeft eiser verklaard dat hij na een aantal bezoeken aan de kerk zich christen voelde. Op pagina 21 van het nader gehoor heeft eiser verklaard dat hij in de periode van maart 2018 en juni 2018 was gestopt met het drugsgebruik en hij meer in het christendom begon te geloven tot het moment dat hij in juni 2018 zijn bekering bekend maakte. In de zienswijze heeft eiser vervolgens verklaard dat hij op een ochtend wakker werd en zich christen voelde. De rechtbank overweegt dat verweerder heeft kunnen stellen dat eiser oppervlakkig en wisselend heeft verklaard over wanneer hij zich als christen voelde. Dat hem tijdens de gehoren niet is gevraagd wat voor moment het was dat hij zich christen voelde en waar hij zich toen bevond volgt de rechtbank niet. Uit pagina 20 en 21 van het nader gehoor volgt dat hem meermaals is gevraagd op welk moment of wanneer hij zich christen voelde en op welk moment of wanneer hij was bekeerd tot het christendom. Ook heeft verweerder kunnen stellen dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt wat hem daadwerkelijk heeft bewogen om zich te bekeren tot het christendom.
9. Ten aanzien van de overgelegde verklaring van de voorganger van de kerk [kerk 1] waar eiser is gedoopt en de verklaringen van de geloofsgenoten van eiser overweegt de rechtbank als volgt. Uit de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 12 mei 2021 [1] volgt dat verweerder, als hij in zijn geloofwaardigheidsbeoordeling een doorslaggevend gewicht toekent aan ontoereikende verklaringen van een vreemdeling over de motieven voor en het proces van bekering, kenbaar moet motiveren wat hij vindt van de verklaringen van de vreemdeling over de overige twee elementen (kennis van het nieuwe geloof en in het kader van het nieuwe geloof ontplooide activiteiten) en waarom die verklaringen de ontoereikende verklaringen over het eerste element niet kunnen compenseren. Verder zal verweerder kenbaar moeten motiveren hoe hij de overgelegde verklaringen van derden heeft gewogen in het licht van de tegenover hem afgelegde en ongeloofwaardig geachte verklaringen over de gestelde bekering. Zo zal inzichtelijk en voor de bestuursrechter beter toetsbaar worden welk gewicht aan verklaringen van derden is toegekend.
10. De verklaringen van de geloofsgenoten van eiser beschrijven dat eiser wekelijks aanwezig is bij de kerkdienst en dat hij is gedoopt. De verklaring van de voorganger [B] geeft een beschrijving van de activiteiten van eiser en geeft weer dat eiser is gedoopt en wekelijks de diensten bijwoont. Verweerder heeft ter zitting terecht gesteld dat volgens de werkinstructie 2018/10 aan een verklaring van een voorganger meer gewicht toekomt dan aan andere verklaringen. Verweerder heeft verder kunnen stellen dat de overgelegde verklaringen, de ongeloofwaardig geachte verklaringen van eiser over zijn motieven voor en het proces van de bekering niet compenseren. De verklaringen geven namelijk een beschrijving van de activiteiten van eiser, maar zeggen niets over de innerlijke en oprechte bekering van eiser. De verklaring van zowel de voorganger als de verklaringen van de geloofsgenoten geven een eigen oordeel over de bekering van eiser maar daaruit volgt onvoldoende waarop is gebaseerd dat eiser een oprechte bekering wordt toegedicht. Dit geldt evenzeer voor de verklaring van de informant op zitting. Derhalve heeft verweerder kunnen concluderen dat aan deze verklaringen niet de waarde kan worden gehecht die eiser hieraan wenst te hechten. Gelet op het voorgaande in onderlinge samenhang bezien, kan ook aan de omstandigheid dat eiser gedoopt is niet de waarde worden gehecht die eiser wenst.
Bedreigingen vanwege afvalligheid
10. Eiser stelt dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom zijn verklaring dat hij was ondergedoken in Zahle niet voldoende is om de doodsbedreigingen geloofwaardig te achten. Eiser heeft namelijk na de bedreigingen van zijn oom het huis verlaten en is vertrokken naar Zahle. Nadat zijn familie hem heeft gezocht in Zahle, is eiser daarna ondergedoken geweest bij zijn vriend en in de kerk [kerk 2] .
10. Verder voert eiser aan dat verweerder ten onrechte stelt dat het niet verschoonbaar is dat hij zich na aankomst in Nederland niet onverwijld heeft gemeld. Eiser was namelijk niet op de hoogte van de regels in Nederland en Duitsland. Hij dacht dat het beter was om te wachten met de asielaanvraag totdat zijn visum was verlopen om daarna in Duitsland asiel aan te vragen.
10. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de gestelde problemen van eiser met zijn oom ongeloofwaardig heeft mogen vinden. Eiser heeft na de bedreigingen van zijn oom in juni 2018 nog negen tot tien maanden in Libanon verbleven. Op 4 april 2019 is eiser vertrokken uit Libanon. Verweerder heeft kunnen stellen dat dit afbreuk doet aan de gestelde vrees. Temeer omdat eiser stelt te zijn bedreigd met de dood door zijn oom. Ook heeft verweerder kunnen vinden dat de omstandigheid dat eiser is teruggekeerd naar Zahle nadat zijn familie hem gewapend kwamen opzoeken eveneens afbreuk doet aan de gestelde vrees. Dat eiser in Zahle was ondergedoken voor zijn oom, wordt niet gevolgd. Verweerder heeft kunnen overwegen dat eiser zich elders had kunnen vestigen.
10. Verder volgt de rechtbank verweerder in zijn standpunt dat de reden waarom eiser zich niet onverwijld heeft gemeld niet verschoonbaar is. Verweerder heeft kunnen overwegen dat niet valt in te zien waarom eiser eerst drie maanden in Nederland heeft verbleven zonder asiel aan te vragen waarna hij vervolgens tot 30 juli 2019 heeft gewacht om in Duitsland asiel aan te vragen, terwijl hij stelt te vrezen voor zijn leven. Dat eiser niet op de hoogte was van de regels in Nederland en Duitsland, doet daar niet aan af.
Conclusie
10. Verweerder heeft de aanvraag terecht afgewezen als ongegrond. Eiser komt niet in aanmerking voor toelating op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vreemdelingenwet 2000.
10. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.A. Banga, rechter, in aanwezigheid van mr.S. Sari, griffier.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
en zal worden openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.