Overwegingen
1. Eisers hebben gesteld dat zij niet genoeg geld hebben om het griffierecht te betalen en daarom hebben zij gevraagd om vrijstelling tot het betalen daarvan. Eisers hebben aannemelijk gemaakt dat zij niet voldoende inkomen of vermogen hebben om het griffierecht te betalen. Daarom hoeven eisers geen griffierecht te betalen.
2. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden. Referente is geboren op [geboortedatum] 2007 en is staatloos. Zij heeft op 10 december 2018 een verblijfsvergunning asiel gekregen als alleenstaande minderjarige vreemdeling. Referente wil dat haar ouders en haar broertjes bij haar in Nederland komen. Zij heeft daarom op 8 januari 2019 een aanvraag ingediend om afgifte van een mvv voor haar vader (eiser 1) en haar moeder (eiseres) in het kader van nareis. Referente heeft op 8 januari 2019 ook mvv-aanvragen ingediend voor haar broertjes (eiser 2 en eiser 3). Deze aanvragen zijn gedaan in het kader van het verblijfsdoel ‘familie en gezin’ (artikel 8 van het EVRM).
3. Verweerder heeft de mvv-aanvragen in het kader van nareis afgewezen, omdat de identiteit van de eiser 1 en eiseres niet is vastgesteld. Ten eerste hebben zij hun identiteit niet met officiële documenten aangetoond. Eiser 1 en eiseres hebben niet afdoende verklaard waarom het ontbreken van die documenten hen niet is toe te rekenen. Verweerder neemt daarom geen bewijsnood aan. Ten tweede kunnen de documenten die zij wel hebben overgelegd niet worden aangemerkt als substantieel indicatief bewijs waarmee de identiteit alsnog aannemelijk is gemaakt. Ondanks dat zijn eiser 1 en eiseres wel geïnterviewd om hun identiteit aannemelijk te maken, maar ook dat mocht hen niet baten. Verweerder ziet daarom geen aanleiding om eiser 1 en eiseres in de bewijslast tegemoet te komen door een DNA- onderzoek aan te bieden. Nu eiser 2 en eiser 3 willen verblijven bij eiser 1 en eiseres en hun aanvraag is afgewezen, worden de aanvragen van eiser 2 en eiser 3 alleen al hierom afgewezen.
4. Voordat de rechtbank ingaat op de beroepsgronden van eisers, zet zij eerst het toetsingskader uiteen. De rechtbank overweegt dat het in beginsel aan eisers is om hun identiteit aannemelijk te maken. Zij dienen dit te doen door het overleggen van officiële documenten. Als zij een plausibele verklaring geven voor het ontbreken van officiële documenten en niet alsnog van hen kan worden verwacht dat zij documenten overleggen, is sprake van bewijsnood. Los van de vraag of sprake is van bewijsnood, kunnen eisers hun identiteit ook aannemelijk maken door het overleggen van substantieel indicatief bewijs. Als zij dat bewijs hebben overgelegd, kan nader onderzoek worden aangeboden, ook als niet van bewijsnood is gebleken.
5. De rechtbank stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is dat eisers geen officiële documenten hebben overgelegd om hun identiteit aannemelijk te maken. Verder stelt de rechtbank vast dat eisers de volgende indicatieve documenten hebben overgelegd:
6. uittreksel van het bevolkingsregister van eiseres;
- witte kaarten van eiser 1, eiser 2, en eiser 3;
7. kopie van het familieboekje;
8. kopie van bewijs van eisers tijdelijk verblijf in Griekenland;
9. kopie beschikking van de Syrische rechtbank van de vaststelling van het huwelijk tussen eiser 1 en eiseres en de verwantschap met de eiser 2 en eiser 3 en referente.
De identiteit van eiser 1 (vader)
6. Eisers voeren aan dat verweerder ten onrechte geen bewijsnood heeft aangenomen. Eiser 1 is een staatloze Koerd en heeft daarom geen officiële documenten om zijn identiteit aan te tonen, maar alleen een zogenoemde witte kaart. Eiser 1 erkent dat er tegenstrijdige verklaringen zijn afgelegd over het al dan niet aanvragen van een Syrische identiteitskaart, maar hij heeft daarover voldoende opheldering gegeven. Eisers verzoeken het familieboekje buiten beschouwing te laten, omdat zij hebben uitgelegd dat dit boekje niet op reguliere wijze is verkregen. Zij hebben dit familieboekje via hun vorige advocaat gekocht bij de Syrische ambassade in Turkije en zij stellen dat de informatie die in het boekje staat niet juist is.
7. Verweerder vindt het niet geloofwaardig dat eiser 1 een staatloze Koerd is, omdat in het familieboekje een nationaal nummer en een nummer van een militaire dienstkaart staat. Verweerder vermoedt daarom dat eiser 1 de Syrische nationaliteit heeft. Als staatloze Koerd is het volgens verweerder namelijk niet mogelijk om te beschikken over een familieboekje. Daarom vindt verweerder de verklaring van eisers dat zij het familieboekje hebben gekocht via een advocaat ook niet geloofwaardig. Bovendien vindt verweerder de erkenning van eisers dat de informatie die in het boekje staat niet juist is te laat is. Die erkenning kwam namelijk pas nadat verweerder eisers had geconfronteerd met het verschil tussen de gegevens die in het familieboekje staan en de gegevens in de andere documenten die zijn overgelegd. Tot slot neemt verweerder ook geen bewijsnood aan omdat eiser 1 tegenstrijdig heeft verklaard over het al dan niet aanvragen van een Syrische identiteitskaart.
8. De rechtbank is van oordeel dat verweerder voor eiser 1 onvoldoende heeft gemotiveerd waarom er geen sprake is van bewijsnood en licht dit als volgt toe. Eisers erkennen dat de informatie die in het familieboekje onjuist is. Eisers hebben daarom gevraagd om het familieboekje buiten beschouwing te laten, maar dat wil verweerder niet. De rechtbank is van oordeel dat de argumenten die verweerder daarvoor geeft geen stand kunnen houden. De eerste reden daarvoor is dat eisers op de zitting hebben toegelicht dat het familieboekje niet zozeer was bedoeld om hun identiteit vast te stellen, maar om aan te tonen dat zij als gezin bij elkaar horen. Daarnaast is verweerder zelf niet eenduidig over welke waarde er nu aan het familieboekje moet worden toegekend. In het primaire besluit stelt verweerder dat hij geen waarde hecht aan het familieboekje, omdat eisers zelf hebben aangegeven dat er onjuiste gegevens in staan. Eisers kunnen met het familieboekje daarom geen zaken zoals hun identiteit en familierechtelijke relatie aantonen. Vervolgens stelt verweerder in het bestreden besluit dat het familieboekje een familierechtelijke document is en er daarom een beperkte waarde aan wordt toegekend. Verweerder stelt dus enerzijds dat er geen of beperkte waarde aan wordt gehecht, maar werpt anderzijds wel de inhoud aan eisers tegen. Dit strookt naar het oordeel van de rechtbank niet met elkaar.
9. Over de verklaringen van eiser 1 over het al dan niet aanvragen van een Syrische identiteitskaart overweegt de rechtbank als volgt. In de gronden van bezwaar staat dat eiser 1 uit angst voor de dienstplicht nooit een Syrische identiteitskaart heeft aangevraagd. Deze verklaring is tegenstrijdig met wat eiser 1 zelf heeft verklaard tijdens het identificerend gehoor. Daarin verklaart eiser 1 dat hij wel een Syrische identiteitskaart heeft aangevraagd, maar de procedure niet heeft afgewacht vanwege de oorlog. Als eiser 1 dan geconfronteerd wordt met wat er in bezwaar is aangevoerd, geeft eiser 1 aan dat hij niet weet waarom zijn gemachtigde dit zo heeft opgeschreven. Eiseres verklaart in haar identificerende gehoor dat het verhaal over de angst voor de dienstplicht ging over haar schoonbroer en niet over eiser 1. Ook eiseres verklaart dat eiser 1 de identiteitskaart heeft aangevraagd, maar de procedure niet heeft afgewacht. De rechtbank vindt deze uitleg van eisers plausibel, vooral omdat beiden hierover hetzelfde verklaren. Daarbij vindt de rechtbank nog van belang dat de gemachtigde van eiser ter zitting heeft toegelicht dat het verhaal in de gronden van bezwaar berust op een misverstand en dat het erg lastig was om het primaire besluit met eisers via de telefoon de bespreken. Tot slot heeft verweerder weliswaar gesteld dat de uitleg van eisers over de tegenstrijdige verklaringen niet leidt tot een ander oordeel, maar licht hij niet toe waarom dat zo is. Met de enkele stelling van verweerder dat eiser 1 in bezwaar een ander verhaal naar voren heeft gebracht, weerlegt verweerder de latere uitleg van eisers naar het oordeel van de rechtbank niet.
De identiteit van eiseres (moeder)
10. Eiseres voert aan dat haar Syrische identiteitskaart is ingenomen door de Griekse autoriteiten. Daarvan heeft eiseres geen bewijs, maar het is algemeen bekend dat de Griekse autoriteiten vaker documenten inneemt en deze niet terug wil geven.
11. De rechtbank is van oordeel dat verweerder ten aanzien van eiseres wel voldoende heeft gemotiveerd waarom er geen sprake is van bewijsnood en licht dit als volgt toe. Allereerst stelt verweerder terecht dat eiseres tegenstrijdig heeft verklaard over het verliezen van haar documenten. Enerzijds heeft eiseres namelijk verklaard dat de documenten zijn ingenomen door de Griekse autoriteiten en anderzijds dat deze documenten door de Griekse autoriteiten in zee zijn gegooid. Dit is tegenstrijdig. Daarnaast heeft verweerder zich op het standpunt mogen stellen dat het argument dat het algemeen bekend is dat de Griekse autoriteiten vaker documenten innemen onvoldoende individueel is.
De overgelegde documenten
12. Eisers voeren aan dat de overgelegde documenten substantieel zijn en dat verweerder daarom een DNA-onderzoek had moeten aanbieden. Eisers geven daarvoor de volgende argumenten. Om te beginnen kan het niet voor rekening en risico van eisers komen dat Bureau Documenten (BD) de witte kaarten niet op echtheid kan controleren. Daarnaast heeft verweerder onvoldoende gemotiveerd waarom het uittreksel bevolkingsregister van eiseres een familierechtelijk document is. Tot slot voeren eisers aan dat verweerder de beschikking van de Syrische rechtbank ter vaststelling van het huwelijk en de verwantschap, waarvan eisers over het origineel beschikken, door BD had moeten laten onderzoeken.
Documenten die zien op de identiteit van eiser 1 (vader)
13. De rechtbank is van oordeel dat verweerder over eiser 1 niet voldoende heeft gemotiveerd waarom de overgelegde documenten niet substantieel zijn en licht dit als volgt toe. Verweerder heeft als motivering gegeven dat BD de witte kaart niet op echtheid kan onderzoeken wegens gebrek aan referentiemateriaal en hecht er daarom beperkte waarde aan. Maar de rechtbank is het met eiser 1 eens dat het niet ten nadele van eiser 1 mag komen dat BD de witte kaart niet op echtheid kan onderzoeken. Het gaat hier namelijk om een indicatief document waarvan niet is gebleken dat het vals is. Naar het oordeel van de rechtbank mocht verweerder daarom niet voorbij gaan aan deze witte kaart met als reden dat het niet op echtheid kan worden onderzocht door BD.
14. Verweerder heeft nog een andere reden naar voren gebracht waarom hij beperkte waarde hecht aan de witte kaart. De witte kaarten verschenen volgens verweerder namelijk in uiteenlopende varianten en er konden geen rechten of status aan worden verleend. Verweerder verwijst daarbij naar het ’’Thematisch ambtsbericht Syrië’’ van december 2019.De rechtbank stelt vast dat de punten die verweerder noemt inderdaad in het ambtsbericht staan, maar in het ambtsbericht staat ook dat de witte kaarten wel konden worden gebruikt om je kind in te schrijven op school en dat het document een pasfoto en de persoonsgegevens van de houder bevatte. Verder staat er dat de witte kaart werd afgegeven als twee getuigen de identiteit van de betrokkene konden bevestigen aan de mukthar. Naar het oordeel van de rechtbank is verweerder daarom niet volledig geweest in zijn verwijzing naar het ambtsbericht.
15. Verder heeft de rechtbank in 8 al geoordeeld dat zij de standpunten van verweerder over het familieboekje niet met elkaar kan rijmen. De enkele omstandigheid dat er onjuiste informatie staat in het familieboekje is daarom onvoldoende om voorbij te gaan aan de witte kaart.
16. Over de tegenstijdige verklaringen van eiser 1 over het al dan niet aanvragen van het Syrische document, heeft de rechtbank in 9 geoordeeld dat eisers hier voldoende opheldering over hebben gegeven. Daarom kan verweerder deze tegenstrijdige verklaring niet tegenwerpen bij de beoordeling of sprake is van substantieel indicatief bewijs. In het verweerschriftheeft verweerder het nog over tegenstrijdige verklaringen van eiser over zijn nationaliteit, maar het is de rechtbank niet duidelijk welke verklaringen verweerder dan bedoelt. Gelet op wat de rechtbank onder dit kopje heeft overwogen komt zij tot de conclusie dat verweerder ten onrechte voorbij is gegaan aan de witte kaart van eiser 1.
Documenten die zien op de identiteit van eiser 2 (moeder)
17. De rechtbank is van oordeel dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom hij een beperkte waarde hecht aan het uittreksel bevolkingsregister van eiseres.
Ten eerste heeft verweerder eiseres tegengeworpen dat de inhoud van het uittreksel niet overeenstemt met wat er in het familieboekje staat, maar dit standpunt kan naar het oordeel van de rechtbank niet standhouden. De rechtbank heeft namelijk onder 8 geoordeeld dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom hij het familieboekje niet buiten beschouwing wil laten.
18. Daarnaast begrijpt de rechtbank het standpunt van verweerder niet dat het uittreksel een familierechtelijk document is. Het document bevat namelijk een pasfoto en voldoet aan de vereisten van een document waarmee een vreemdeling zijn identiteit kan aantonen.Dat het uittreksel voldoet aan die vereisten heeft verweerder in het primaire besluitook vermeld en het is de rechtbank niet duidelijk waarom verweerder in het bestreden besluit zijn standpunt heeft gewijzigd.
19. De rechtbank is het met verweerder eens dat het bewijs van het tijdelijk verblijf in Griekenland niet overtuigt als document om de identiteit van eisers vast te stellen, omdat dit is afgegeven op basis van de eigen verklaringen van eiser 1 en eiseres. Dit standpunt van verweerder wordt ook niet door eisers betwist.
20. Over de beschikking van de Syrische rechtbank overweegt de rechtbank als volgt. In het primaire besluit neemt verweerder de stelling in dat het niet mogelijk is om staatloze Koerd wettig gehuwd te zijn met een Syrische vrouw en dat daarom ook niet mogelijk is om een huwelijksakte te overleggen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder deze stelling echter niet onderbouwd. De verwijzing van verweerder naar het ‘Thematisch ambtsbericht Syrië’volstaat niet. Eisers hebben op de zitting namelijk gesteld dat de beschikking die zij hebben overgelegd geen huwelijksakte is en dat het wel mogelijk is om het huwelijk te laten registeren als één van de twee echtgenoten de Syrische nationaliteit heeft. Verweerder heeft daarom ten onrechte nagelaten dit document, waarvan eisers op de zitting hebben gezegd dat zij over het origineel beschikken, op echtheid te laten onderzoeken door BD.
21. Gelet op wat de rechtbank heeft overwogen in 13 tot en met 20, komt zij tot de conclusie dat verweerder onvoldoende waarde heeft toegekend aan de documenten die wel zijn overgelegd. Te meer omdat het hier gaat om een zaak waarin eisers stellen dat zij een biologisch kerngezin vormen. Het standpunt van verweerder dat eisers hun identiteit en gezinsband niet aannemelijk hebben gemaakt met substantiële indicatieve documenten is daarom onvoldoende gemotiveerd. Daarbij vindt de rechtbank van belang dat de verklaringen van eiser 1 en eiseres tijdens het identificerend gehoor voor het grootste gedeelte overeenkomen. Verweerder heeft niet gemotiveerd waarom aan de gelijkluidende verklaringen geen waarde kan worden gehecht.
22. De rechtbank concludeert dat verweerder alleen voor eiseres voldoende heeft gemotiveerd waarom hij geen bewijsnood aanneemt voor het aantonen van haar identiteit. Verweerder heeft echter onvoldoende gemotiveerd waarom hij voor eiser 1 geen bewijsnood aanneemt en waarom er voor beiden geen sprake is van substantieel indicatief bewijs. De afwijzing van de mvv-aanvragen van eiser 2 en eiser 3 kan ook geen standhouden, omdat deze afwijzing is gebaseerd op het onvoldoende gemotiveerde besluit van eiser 1 en eiseres.
23. De beroepen zijn daarom gegrond en de rechtbank vernietigt de bestreden besluiten. De rechtbank past geen bestuurlijke lus toe, omdat dit geen doelmatige en efficiënte manier is om de zaken af te doen. De rechtbank ziet ook geen mogelijkheid om nu een einde te maken aan het geschil. Verweerder moet daarom nieuwe besluiten nemen en rekening houden met wat er in deze uitspraak staat. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken als verweerder geen aanleiding ziet tot nader onderzoek. Indien verweerder wel aanvullend onderzoek gaat doen, dan bedraagt de termijn voor het nemen van een nieuw besluit twaalf weken.
24. Omdat de beroepen gegrond zijn, krijgen eisers een vergoeding voor de proceskosten die zij hebben gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door gemachtigde levert 3 punten op (2 punten voor het indienen van de beroepschriften en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 759,-), bij een wegingsfactor 1. Gezien de gelijktijdige behandeling ter zitting, worden de kosten voor het verschijnen ter zitting maar voor één zaak vergoed. Toegekend wordt € 2.277,-. De rechtbank wijst erop dat eisers wegens betalingsonmacht zijn vrijgesteld van het betalen van griffierecht, zodat verweerder niet op grond van artikel 8:74 van de Awb griffierecht hoeft te vergoeden.