ECLI:NL:RBDHA:2022:10577

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 oktober 2022
Publicatiedatum
14 oktober 2022
Zaaknummer
AWB 22/1920
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van bezwaar tegen afwijzing aanvraag verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 oktober 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, specifiek onder de beperking 'arbeid als zelfstandige'. Het bezwaar werd door de staatssecretaris niet-ontvankelijk verklaard, omdat de eiser geen gronden had vermeld in zijn bezwaarschrift. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser op 29 december 2021 bezwaar had gemaakt, maar geen gronden had opgegeven. De staatssecretaris bood de eiser de mogelijkheid om binnen twee weken alsnog gronden in te dienen, maar de eiser vroeg om uitstel zonder voldoende onderbouwing.

De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen bijzondere omstandigheden waren die het verzoek om uitstel rechtvaardigden. De rechtbank concludeerde dat het bezwaar terecht niet-ontvankelijk was verklaard, omdat de eiser niet had voldaan aan de vereisten van artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat een faxbevestiging van de gemachtigde van de eiser geen bewijs leverde dat er een verzoek om uitstel was ingediend. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van de eiser ongegrond verklaard en geen proceskostenveroordeling opgelegd.

De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing. Eiser heeft de mogelijkheid om in beroep te gaan bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 22/1920

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. A. Harmanci),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. S. Jalouqa).

Procesverloop

Bij besluit van 7 maart 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking ‘arbeid als zelfstandige’ niet-ontvankelijk verklaard.
Eiser heeft tegen de het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het voornemen geuit om geen zitting te houden. Partijen hebben hierop niet binnen de gegeven termijn gereageerd. De rechtbank doet met toepassing van artikel 8:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Awb bevat het bezwaarschrift ten minste de gronden van bezwaar.
2. Eiser heeft op 29 december 2021 bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit. Hierbij zijn geen gronden vermeld.
3. Verweerder heeft bij brief van 26 januari 2022 eiser medegedeeld dat er geen gronden zijn vermeld. Hierbij heeft verweerder eiser de mogelijkheid geboden om binnen twee weken alsnog gronden in te dienen.
4. Bij brief van 23 februari 2022 heeft eiser verzocht om uitstel voor het vermelden van de gronden in bezwaar. Hierbij heeft eiser verwezen naar een brief van 9 februari 2022 waarin ook is gevraagd om uitstel voor het indienen van de gronden.
5. Verweerder heeft in het bestreden besluit vermeld dat hij de brief van 9 februari 2022 niet heeft ontvangen. Ook heeft verweerder in het besluit vermeld dat er slechts uitstel wordt verleend om redenen als genoemd in artikel B1/7.1 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (het niet tijdig beschikbaar zijn van een tolk, plotselinge ziekte van de gemachtigde of de vreemdeling en vakantie van de rechtshulpverlener) of wanneer er sprake is van bijzondere omstandigheden.
6. De rechtbank is met verweerder van oordeel dat niet is gebleken dat er sprake is van redenen als genoemd in artikel B1/7.1 van de Vreemdelingencirculaire 2000 of van bijzondere omstandigheden op grond waarvan het verzoek om uitstel zou moeten worden toegewezen. In het verzoek om uitstel is namelijk slechts vermeld dat het eisers gemachtigde niet lukte om de gronden gereed te krijgen en dat hij in afwachting was van documenten van eiser. Verweerder heeft dan ook geen uitstel hoeven verlenen aan eiser om gronden te vermelden. Het bezwaar is daarom terecht niet-ontvankelijk verklaard.
7. De omstandigheid dat uit de door eiser overgelegde faxbevestiging blijkt dat er op 2 september 2022 met succes een fax naar verweerder is verstuurd vanuit het kantoor van zijn gemachtigde is geen aanleiding voor een ander oordeel. Uit deze faxbevestiging is namelijk niet op te maken dat deze betrekking heeft op een verzoek om uitstel voor het indienen van de gronden van bezwaar in de zaak van eiser.
8. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. E.C. Jacobs, griffier, op 7 oktober 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Griffier
Rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.