ECLI:NL:RBDHA:2022:10829

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 februari 2022
Publicatiedatum
20 oktober 2022
Zaaknummer
NL21.20398 en NL21.20405
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvragen van Armeense eisers op grond van kennelijk ongegrondverklaring

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 februari 2022 uitspraak gedaan in de asielprocedures van twee Armeense eisers, die samen met hun minderjarige kind een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd hadden aangevraagd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvragen op 24 december 2021 afgewezen, met de motivering dat de aanvragen kennelijk ongegrond waren. De eisers hebben tegen deze besluiten beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 8 februari 2022 hebben de eisers hun standpunten toegelicht, waarbij zij werden bijgestaan door hun gemachtigde en een tolk. De rechtbank heeft de verklaringen van de eisers over hun ontvoering en bedreigingen door Armeense politici en militairen als ongeloofwaardig beoordeeld. De rechtbank oordeelde dat Armenië op dat moment als een veilig land van herkomst kon worden aangemerkt, en dat de eisers niet voldoende bewijs hadden geleverd om aan te tonen dat dit in hun specifieke geval niet het geval was. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de aanvragen terecht als kennelijk ongegrond zijn afgewezen en heeft de beroepen ongegrond verklaard. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht
zaaknummers: NL21.20398 en NL21.20405

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[eiser] (eiser) en [eiseres] (eiseres), eisers V-nummers: [V-nummer 1] en [V-nummer 2]
mede namens hun minderjarige kind (gemachtigde: mr. F. Lavell),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. H.J. Metselaar).

Procesverloop

Bij besluiten van 24 december 2021 (de bestreden besluiten) heeft verweerder de aanvragen van eisers tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
Eisers hebben tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met de zaken NL21.20399 en NL21.20406, op 8 februari 2022 op zitting behandeld. Eisers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Als tolk is verschenen S. Markarian. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eisers zijn van Armeense nationaliteit. Eiser is geboren op [geboortedatum 1] 1995. Eiseres is geboren op [geboortedatum 2] 1999.
2. Eisers hebben aan hun asielaanvragen ten grondslag gelegd dat eiser is ontvoerd vanwege zijn betrokkenheid als militair bij de Nagorno-Karabach oorlog. Eiser is gedwongen om documenten te ondertekenen, waarmee hooggeplaatste politici probeerden hem de schuld van het verlies van het gebied in de schoenen te schuiven. Om eiser onder druk te zetten om de bekentenis te tekenen zijn eiseres en hun kind ook meegenomen en heeft een hooggeplaatste politicus het kind van eisers met een pistool bedreigd. Naar aanleiding hiervan zijn eisers uit Armenië gevlucht.
3. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
Identiteit, nationaliteit en herkomst;
Ontvoering en dreigementen van Armeense politici en militairen.
Het asielrelaas van eiseres bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
Identiteit, nationaliteit en herkomst;
Vermissing van echtgenoot sinds 8 juli 2021, inval in huis op 12 juli 2021 en ontvoering van 14 juli 2021.
4. Verweerder vindt de identiteit, nationaliteit en herkomst van eisers geloofwaardig. De ontvoeringen van eisers en bedreigingen acht verweerder ongeloofwaardig. Armenië is aangemerkt als veilig land van herkomst. Eisers hebben niet aannemelijk gemaakt dat Armenië in hun specifieke omstandigheden niet als veilig land kan worden aangemerkt. Verweerder heeft de aanvragen daarom afgewezen als kennelijk ongegrond.1
Veilig land van herkomst
5. Eisers hebben zich ter zitting op het standpunt gesteld dat Armenië ten onrechte is aangemerkt als veilig land van herkomst. De Nagorno-Karabach oorlog had aanleiding moeten zijn voor verweerder om nader onderzoek in te stellen.
6. Naar het oordeel van de rechtbank is het niet, zoals verweerder op de zitting heeft aangevoerd, in strijd met de goede procesorde dat eisers dit standpunt pas ter zitting naar voren hebben gebracht. Verweerder had zich immers, zoals hij ter zitting naar voren heeft gebracht, op dit (mogelijke) standpunt van eisers voorbereid en heeft dit standpunt ter zitting ook gemotiveerd betwist. Er is dus niet gebleken dat verweerder hierdoor in zijn processuele belangen is benadeeld.
7. De rechtbank stelt vast dat Armenië is vermeld op de lijst met veilige landen van herkomst.2 De rechtbank volgt het standpunt niet dat verweerder nader onderzoek had moeten instellen naar de situatie in Armenië. Eisers hebben dit standpunt niet nader onderbouwd. De enkele stelling acht de rechtbank onvoldoende. Verweerder heeft ter zitting verder toegelicht dat de situatie in Nagorno-Karabach is bekeken en dat hierin geen aanleiding is gezien om het landenbeleid aan te passen. Naar het oordeel van de rechtbank mocht verweerder Armenië ten tijde van het bestreden besluit voor eisers als veilig land van herkomst aanmerken. Dit betekent dat er een algemeen rechtsvermoeden bestaat dat vreemdelingen, die niet onder de uitzonderingen vallen, geen bescherming nodig hebben. De rechtbank moet daarom in het vervolg beoordelen of eisers aannemelijk hebben gemaakt dat Armenië in hun specifieke geval niet als veilig kan worden aangemerkt.3
Asielrelaas eiser
8. Eiser voert aan dat verweerder ten onrechte tegenwerpt dat hij summier heeft verklaard. Eiser is tijdens het gehoor meermaals onderbroken en was daardoor niet in staat om uitvoeriger te verklaren. Dat uit het verslag van het gehoor niet volgt dat eiser is onderbroken betekent niet dat dit niet is gebeurd. Ook mocht verweerder niet tegenwerpen
1. Op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b van de Vw.
2 Zie bijlage 13 Voorschrift Vreemdelingen (VV)
3 Zie paragraaf C2/7.2 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc)
dat hij onvoldoende over de mishandelingen en de locatie daarvan heeft verklaard. Dit is moeilijk door zijn trauma en verweerder heeft hier weinig vragen over gesteld. Verweerder kon zich verder niet beroepen op het USDOS 2020 rapport. Het relaas van eisers speelt zich namelijk af in 2021. Dat uit het rapport blijkt dat niet bekend is dat in 2020 onrechtmatige moorden hebben plaatsgevonden betekent niet dat dit niet is gebeurd. Ook gaat verweerder hiermee voorbij aan de Nagorno-Karabach oorlog, die eind 2020 en in november 2021 tussen Armenië en Azerbeidzjan uitbrak. Dit maakt dat het niet aannemelijk is dat er in 2020 geen onrechtmatige moorden door de overheid zijn begaan. Ten onrechte concludeert verweerder dat het gelet op zijn hoge functie onaannemelijk is dat [A] eiser en zijn dochter persoonlijk heeft bedreigd. Eiser wijst hierbij op de veroordelingen van [A] voor misbruik van macht. Ook vindt verweerder het ten onrechte niet aannemelijk dat eiser gelet op zijn lage rang (mede)verantwoordelijk wordt gehouden voor het verlies van het gebied in Nagorno-Karabach. Eiser had namelijk een coördinerende rol bij de operatie. Verder mocht verweerder niet voorbijgaan aan de correcties en aanvullingen over de duur van de militaire dienst en tegenwerpen dat eiser hier inconsistent over heeft verklaard.
9. De rechtbank stelt vast dat uit het verslag van het gehoor niet blijkt dat eiser niet in staat is gesteld om uitvoerig over zijn asielrelaas te vertellen. Eiser heeft daarbij aan het eind van het gehoor aangegeven dat hij geen opmerkingen heeft over de werkwijze van de hoormedewerker of de tolk. Uit het verslag kan de rechtbank niet opmaken dat eiser steeds werd onderbroken. Ook blijkt uit het verslag van het gehoor dat verweerder heeft doorgevraagd op de antwoorden van eiser. Van onzorgvuldig horen is daarom naar het oordeel van de rechtbank niet gebleken. De beroepsgrond slaagt niet.
10. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder niet ten onrechte de verklaringen van eiser over de ontvoering en dreigementen van Armeense politici en militairen ongeloofwaardig geacht. De rechtbank legt dit hieronder uit.
11. Eiser heeft niet met nadere documenten onderbouwd dat het beeld geschetst in het USDOS 2020 rapport in 2021 dusdanig is veranderd dat hier geen betekenis meer aan toe komt. Naar het oordeel van de rechtbank mocht verweerder daarom het USDOS 2020 rapport betrekken bij de beeldvorming over de situatie in Armenië en tegenwerpen dat het afbreuk doet aan de geloofwaardigheid dat de verklaringen van eiser daar sterk van afwijken. Verder mocht verweerder tegenwerpen dat eiser vaag en tegenstrijdig heeft verklaard over zijn militaire dienst. Eiser verklaart eerst dat zijn laatste werkdag 25 september 2020 was, dat hij daarna niet meer heeft gewerkt en van zijn spaargeld heeft geleefd. Vervolgens verklaart eiser dat hij in november 2020 in Nagorno-Karabach heeft gevochten. Deze tegenstrijdigheid raakt de kern van het relaas van eiser. Het doet daarom ernstig afbreuk aan de geloofwaardigheid van het relaas van eiser dat hij hier tegenstrijdig over heeft verklaard. De uitleg van eiser dat hij zijn inzet in het conflict in Nagorno- Karabach niet als een reguliere uitzending zag en zich beduveld voelde heft deze tegenstrijdigheid niet op. Ook mocht verweerder tegenwerpen dat het gelet op de risico’s bevreemdend is dat zeer herkenbare hooggeplaatste politici persoonlijk aanwezig waren bij de ontvoering en mishandeling van eiser. De omstandigheid dat [A] is vervolgd voor corruptie en misbruik van macht maakt dit niet anders. Dit zijn delicten die ver af staan van de verklaringen van eiser dat [A] een pistool tegen het hoofd van zijn dochter heeft gezet. Verder mocht verweerder tegenwerpen dat eiser niet inzichtelijk verklaart over waarom hij als militair met een lage rang de schuld zou krijgen van het verlies van het gebied. Ook mocht verweerder tegenwerpen dat eiser vaag en
summier heeft verklaard over het document dat hij heeft ondertekend en dat het bevreemdend is dat hij de kennisgeving die hij stelt te hebben verkregen niet kan overleggen. Dit doet verder afbreuk aan de geloofwaardigheid van het relaas van eiser.
Asielrelaas eiseres
12. Eiseres vindt dat verweerder niet met een beroep op het interstatelijk vertrouwensbeginsel mocht tegenwerpen dat de verklaring dat zij in 2021 in Georgië een nieuw paspoort heeft verkregen niet overeenstemt met dat in EU-vis geregistreerd staat dat zij een visum voor Griekenland heeft aangevraagd met een paspoort dat is afgegeven in 2016. De reisagent heeft dit paspoort geregeld en eiseres weet niet of dit paspoort echt was en welke ingangsdatum dit had. Verder vindt eiseres dat verweerder haar niet kan tegenwerpen dat ze na de ontvoering niet meerdere keren naar de politie is gegaan en na de mishandeling en verkrachting in haar huis niet direct aangifte heeft gedaan.
13. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat de verklaringen van eiseres over de vermissing van haar echtgenoot, de inval en de ontvoering ongeloofwaardig zijn.
14. De rechtbank stelt vast dat uit EU-vis blijkt dat eiseres met een biometrisch paspoort dat geldig is vanaf 2016 een paspoort in Griekenland heeft aangevraagd. De rechtbank overweegt dat verweerder in beginsel mag uitgaan van de juistheid van gegevens, die in EU-vis zijn geregistreerd.4 Eiseres heeft geen bewijsmiddelen overgedragen waaruit volgt dat verweerder in dit geval niet van de registratie kan uitgaan. Eiseres heeft niet onderbouwd dat het om een mogelijk een vals paspoort gaat. De enkele stelling is daartoe naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende. Verweerder mocht daarom tegenwerpen dat het tegenstrijdig is dat eiseres enerzijds stelt dat haar paspoort in 2021 is afgenomen en dat ze in 2021 via de reisagent een nieuw paspoort heeft gekregen, terwijl uit EU-vis blijkt dat zij over een paspoort beschikte dat al in 2016 is opgemaakt. Dit doet ernstig afbreuk aan de geloofwaardigheid van de verklaringen van eiseres.
15. Uit het voorgaande volgt dat verweerder de verklaringen van eiser over de ontvoering, mishandeling en bedreigingen ongeloofwaardig mocht vinden. Omdat het asielrelaas van eiseres samenhangt met dat van eiser, doet dit ook afbreuk aan de geloofwaardigheid van de verklaringen van eiseres. Daarnaast mocht verweerder zich op het standpunt stellen dat eiseres met haar eigen verklaringen de incidenten niet aannemelijk heeft gemaakt. Hierbij mocht verweerder het bevreemdend vinden dat eiseres na de ontvoering slechts één keer naar de politie is gegaan en niet meer weet tot welke organisatie zij zich heeft gewend voor hulp. Ook mocht verweerder tegenwerpen dat eiseres geen documentatie heeft ingediend om deze meldingen te onderbouwen. Verder mocht verweerder het bevreemdend vinden dat eiseres na de inval in haar huis waarbij zij (mogelijk) een miskraam heeft opgelopen zich niet heeft gewend tot de autoriteiten, de mensenrechtenorganisatie of medische hulp heeft gezocht.
Conclusie
16. Eisers hebben gelet op het voorgaande niet aannemelijk gemaakt dat Armenië in hun geval niet kan worden aangemerkt als een veilig land van herkomst. De aanvragen zijn terecht afgewezen als kennelijk ongegrond. De beroepen zijn ongegrond.
17. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, in aanwezigheid van mr. R.G.A. Beijen, griffier.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
11 februari 2022
Mr. G.P. Loman R.G.A. Beijen
Rechter Griffier
en RzaelcohptebnabnakarMwidorddeenn-gNeemdaearklat dnodor publicatie opRreecchhttsbparanakk.Mnli.dden-Nederland
Documentcode: [documentcode]
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.