ECLI:NL:RBDHA:2022:10831
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 11 februari 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. Verzoekster, een Iraanse vrouw geboren in 2006, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 10 december 2021 was afgewezen als kennelijk ongegrond. Verzoekster heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De zitting vond plaats op 25 januari 2022, waarbij verzoekster werd bijgestaan door haar gemachtigde, mr. W.C. Boelens, en de verweerder werd vertegenwoordigd door mr. R. Jonkman. Tijdens de zitting was ook een tolk, S. Anvar, aanwezig.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat er inmiddels een uitspraak was gedaan in een gerelateerde zaak (NL21.19596), waardoor de noodzaak voor een voorlopige voorziening niet meer aanwezig was. Om deze reden heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, in aanwezigheid van griffier mr. R.G.A. Beijen, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.