ECLI:NL:RBDHA:2022:10865

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 januari 2022
Publicatiedatum
21 oktober 2022
Zaaknummer
NL21.18654
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op basis van ongeloofwaardige homoseksuele geaardheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 januari 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Nigeriaanse eiser die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De aanvraag werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen, omdat de geloofwaardigheid van de homoseksuele geaardheid van de eiser niet werd erkend. De eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. T. Bruinsma, heeft tegen dit besluit beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 5 januari 2022 heeft de eiser verklaard dat hij zich niet op zijn gemak voelde om openhartig te zijn over zijn homoseksualiteit tijdens het nader gehoor, wat volgens hem de oppervlakkigheid van zijn verklaringen verklaarde. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de Staatssecretaris terecht de geloofwaardigheid van de eiser in twijfel trok, omdat de verklaringen inconsistent waren en niet voldoende onderbouwd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser onvoldoende bewijs heeft geleverd om zijn homoseksuele geaardheid aannemelijk te maken, en dat de correcties en aanvullingen die hij na het nader gehoor heeft ingediend, niet overtuigend waren. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL21.18654
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. T. Bruinsma), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. N. Mikolajczyk).

Procesverloop

Bij besluit van 23 november 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als ongegrond.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 5 januari 2022 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen Nyaku. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser heeft de Nigeriaanse nationaliteit en is geboren op [1991]. Hij heeft asiel gevraagd omdat hij in Nigeria problemen heeft ondervonden in verband met zijn homoseksuele geaardheid.
2. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
  • identiteit, nationaliteit en herkomst;
  • homoseksuele geaardheid;
  • problemen als gevolg van de homoseksuele geaardheid.
3. Verweerder acht het element onder (1) geloofwaardig en de elementen onder (2) en
(3) niet.
Over de correcties en aanvullingen bij het nader gehoor
4. Eiser voert aan dat hij zich tijdens het nader gehoor niet op zijn gemak voelde om met de hoorambtenaar te spreken over zijn homoseksuele geaardheid. Het is dan een logisch gevolg dat zijn verklaringen wat oppervlakkig zijn gebleven. Eiser voelde zich bij zijn gemachtigde meer op zijn gemak. Eiser heeft daarom bij de correcties en aanvullingen zijn asielrelaas meer gestructureerd naar voren gebracht. Verweerder stelt ten onrechte dat geen overwegende betekenis wordt gehecht aan de door eiser genoemde stellingen in de correcties en aanvullingen. Verweerder werpt ten onrechte aan eiser tegen dat hij bij de correcties en aanvullingen heeft verklaard dat hij zijn relatie met [A] het liefste van de daken wilde schreeuwen, terwijl hij bij het nader gehoor zou hebben verklaard dat het hem niets deed dat hij met niemand over zijn relatie met [A] kon praten. Uit het hele verslag van het nader gehoor blijkt namelijk dat het eiser juist heel veel deed.
5. De rechtbank oordeelt als volgt. Voor zover eiser heeft willen aanvoeren dat verweerder de door hem ingediende correcties en aanvullingen in het geheel ten onrechte niet heeft betrokken in de geloofwaardigheidsbeoordeling, slaagt deze beroepsgrond niet. Verweerder heeft zich namelijk in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat de correcties en aanvullingen worden meegenomen in de besluitvorming. Verweerder heeft vervolgens het standpunt ingenomen dat geen overwegende betekenis wordt gehecht aan twee stellingen van eiser in de correcties en aanvullingen, namelijk (1) de stelling over de karaktereigenschappen van [A] en (2) de stelling dat eiser het heel erg vond om niet te kunnen praten met anderen over zijn relatie met [A] en dat hij zijn relatie juist het liefste van de daken had geschreeuwd. De rechtbank volgt eiser niet in zijn stelling dat verweerder punt (2) niet aan hem heeft mogen tegenwerpen, omdat uit het verslag van het nader gehoor juist zou blijken dat het eiser heel veel deed. Blijkens het verslag van het nader gehoor, pagina 15, heeft verweerder eiser drie keer gevraagd hoe het voor hem was, dat hij niemand kon vertellen over zijn relatie met [A]. Eiser heeft hierop geantwoord dat hij zijn relatie geheim wilde en moest houden en dat dit hem niets deed. Verweerder heeft niet ten onrechte aan eiser tegengeworpen dat zijn stelling bij de correcties en aanvullingen, dat hij het juist heel erg vond dat hij er met niemand over kon praten, dusdanig afwijkt van zijn verklaring tijdens het nader gehoor, dat verweerder aan deze stelling geen overwegende betekenis heeft hoeven toekennen. Verweerder heeft daarbij van belang mogen achten dat eiser geen afdoende verklaring heeft gegeven voor de omstandigheid dat de verklaring die hij tijdens het nader gehoor op dit punt heeft afgelegd, afwijkt van zijn stelling in de correcties en aanvullingen.
Over de geloofwaardigheid van de gestelde homoseksuele geaardheid
6. Eiser voert aan dat verweerder ten onrechte het standpunt heeft ingenomen dat, nu eiser zeven jaar lang een relatie heeft gehad met [A], van hem mocht worden verwacht dat hij hier meer diepgaand over kon verklaren. Eiser voert verder aan dat verweerder ten onrechte het standpunt heeft ingenomen dat de omstandigheid dat eiser kennis heeft van het COC en een brief van het COC heeft ingediend, geen sterke indicatie is van zijn homoseksuele geaardheid.
7. De rechtbank oordeelt dat deze beroepsgronden van eiser niet slagen. Verweerder heeft niet ten onrechte aan eiser tegengeworpen dat eiser algemene en oppervlakkige verklaringen heeft afgelegd over zijn relatie met [A]. Verweerder heeft in dit verband aan eiser mogen tegenwerpen dat hij niet heeft kunnen verklaren wat de achternaam van [A] is. De rechtbank volgt eiser niet in zijn stelling dat het in Nigeria ongebruikelijk is om
iemands achternaam te kennen, nu eiser deze stelling niet heeft onderbouwd. Verweerder heeft ook aan eiser mogen tegenwerpen dat hij oppervlakkige verklaringen heeft afgelegd over hoe de relatie tot stand is gekomen en zich heeft ontwikkeld. Verder heeft verweerder niet ten onrechte aan eiser tegengeworpen dat hij onvoldoende heeft verklaard over [A]’ karaktereigenschappen. Verweerder heeft voorts niet ten onrechte aan eiser tegengeworpen dat de omstandigheid dat hij bekend is met het COC en naar bijeenkomsten van deze organisatie gaat - hetgeen eiser heeft onderbouwd met een brief van het COC - bezien in samenhang met eisers verklaringen over zijn eigen ervaringen en persoonlijke beleving, onvoldoende is om zijn gestelde homoseksuele geaardheid aannemelijk te achten.
9. Eiser voert aan dat verweerder ten onrechte aan hem tegenwerpt dat hij aan zijn twee asielaanvragen in Italië niet ten grondslag heeft gelegd dat hij homoseksueel geaard is en in verband daarmee problemen heeft ondervonden in Nigeria. Eiser voert verder aan dat verweerder in het kader van de huidige procedure ten onrechte aan hem tegenwerpt dat hij in 2019 niet kon worden overgedragen aan Italië omdat hij met onbekende bestemming was vertrokken.
10. De rechtbank oordeelt dat deze beroepsgronden van eiser niet kunnen leiden tot vernietiging van het bestreden besluit. Verweerder heeft de argumenten over Italië en over het met onbekende bestemming vertrekken namelijk, zoals ter zitting is toegelicht, enkel ten overvloede aan het besluit ten grondslag gelegd, maar deze argumenten zijn niet dragend voor verweerders conclusie dat de gestelde homoseksuele geaardheid ongeloofwaardig is.
Conclusie
11. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Kersten, griffier.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
11 januari 2022
en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
Mr. G.P. Loman E. Kersten
Rechter Griffier
Rechtbank Midden-Nederland Rechtbank Midden-Nederland
Documentcode: [Documentcode]
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling
bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.