Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.De procedure
- de dagvaarding van 31 augustus 2022, met producties;
- de conclusie van antwoord in het incident ex art. 843a Rv tevens voorwaardelijke eis tot opheffing van beslag, met producties.
Rechtbank Den Haag
In deze civiele procedure, die zich afspeelt voor de Rechtbank Den Haag, hebben de vennootschappen GLOBAL TECHNOLOGIES (GT) en KRANSZWALD (samen GT c.s.) een incident aanhangig gemaakt tegen NEDERLANDS CENTRUM VOOR INTERIM-MANAGEMENT B.V. (NCIM). Het incident betreft een vordering tot inzage en afschrift van bescheiden die eerder in beslag zijn genomen bij NCIM. De rechtbank heeft op 26 oktober 2022 een vonnis gewezen waarin zij heeft besloten om verdere beslissingen in het incident aan te houden tot na de mondelinge behandeling in de hoofdzaak.
GT c.s. vorderen onder andere dat NCIM hen toestemming verleent tot inzage in de HR-administratie en andere relevante documenten die betrekking hebben op de oud-consultants van GT c.s. en hun werkzaamheden bij het NCIA. Deze documenten zijn van belang voor het vaststellen van de omvang van de schade die GT c.s. hebben geleden door de vermeende schending van de overeenkomsten door NCIM. De rechtbank heeft vastgesteld dat het debat tussen partijen over de voorwaarden van artikel 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) onvoldoende is uitgekristalliseerd, wat aanleiding geeft tot een nader debat.
De rechtbank heeft ook de vordering van NCIM tot opheffing van het bewijsbeslag in het incident aan de orde gesteld, maar heeft besloten dat dit onderwerp tijdens de mondelinge behandeling verder besproken zal worden. De zaak is verwezen naar de rolzitting van 7 december 2022 voor conclusie van antwoord, waarbij de rechtbank de partijen de gelegenheid biedt om hun standpunten verder toe te lichten.